Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1) is door de rechtbank toegewezen tot het bedrag van € 52.051,11, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor het overige afgewezen.
- het onder voetnoot 2 op pagina 2 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 27 december 2012, pagina 57’;
- het onder voetnoot 3 op pagina 2 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 1] d.d. 24 juni 2014, pagina 74’;
- het onder voetnoot 4 op pagina 2 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 27 december 2012, pagina 57 en 58’;
- de op pagina 3 van het vonnis, in de eerste alinea opgenomen zinsnede ‘en daarbij op een voor haar verdachte wijze om geld voor [benadeelde partij 1] had gevraagd’ wordt geschrapt;
- het onder voetnoot 6 op pagina 3 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 27 december 2012, pagina 58 en 59’;
- het onder voetnoot 11 op pagina 3 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 6 mei 2013, pagina 151 en 152’;
- de op pagina 3 van het vonnis, in de vijfde alinea opgenomen zin ‘De verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd’ wordt vervangen door: ‘Verdachte heeft ter terechtzitting (in eerste aanleg) bevestigd dat zij de rekening van [getuige] gebruikt om te bankieren’ (met vermelding van voetnoot 12, zoals opgenomen in het vonnis);
- de op pagina 4 van het vonnis, in de tweede alinea opgenomen zin ‘Zo zijn er vele betalingen aan [naam] gedaan vanaf de rekening van [benadeelde 2] voor goederen op naam van de verdachte’, alsmede het daarbij onder voetnoot 14 opgenomen bewijsmiddel wordt geschrapt;
- de op pagina 4 van het vonnis, in de tweede alinea opgenomen zinsnede ‘maar voor rekening van [benadeelde 2] ’, alsmede het daarbij onder voetnoot 15 opgenomen bewijsmiddel wordt geschrapt;
- het onder voetnoot 23 op pagina 7 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Overeenkomst van geldlening, pagina 227 en 228’;
- het onder voetnoot 25 op pagina 7 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 1] d.d. 24 juni 2014, pagina 76 en 77’;
- het onder voetnoot 28 op pagina 8 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen onderzoek door het Bureau Financiële Recherche, pagina 344 in samenhang bezien met pagina 576, pagina 594 en 595 en pagina 62’;
- het onder voetnoot 30 op pagina 9 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [bedrijf 1] d.d. 4 juni 2015 in samenhang bezien met de schriftelijke aangifte, pagina 238 tot en met 240’;
- het onder voetnoot 33 op pagina 9 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [bedrijf 1] d.d. 4 juni 2015 in samenhang bezien met de schriftelijke aangifte, pagina 238 tot en met 242’;
- het onder voetnoot 38 op pagina 10 van het vonnis opgenomen bewijsmiddel komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen onderzoek door het Bureau Financiële Recherche, pagina 355 tot en met 357 in samenhang bezien met de bankafschriften op pagina 618 tot en met 626 en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar pinbetalingen d.d. 8 september 2014, pagina 628 tot en met 632’;
- de op pagina 10 van het vonnis, in de derde alinea opgenomen zin ‘Deze laatste rekening is pas op 11 september 2012 geopend door [benadeelde 2] ’ wordt geschrapt.
- achter de op pagina 4 van het vonnis, in de derde alinea opgenomen zin ‘Bij de politie heeft de verdachte dienaangaande verklaard dat zij wel eens gebruik maakte van de bankpas van [benadeelde 2] ’ wordt in een voetnoot als bewijsmiddel opgenomen: ‘proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 november 2014, pagina 290’;
- achter de op pagina 4 van het vonnis, in de derde alinea opgenomen zin ‘Ter terechtzitting heeft zij dit ontkend, maar wel verklaard dat [benadeelde 2] vaak goederen voor haar kocht’ wordt in een voetnoot als bewijsmiddel opgenomen: ‘de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 6 september 2016’.
- dat een brief van 1 oktober 2014 aan de Belastingdienst Maastricht betreffende “Herinnering aanvraag BTW en LH nummer” niet terug te vinden is in de systemen van de Belastingdienst,
- dat wel een bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2013 is ontvangen op 2 december 2014 waarin [verdachte] schrijft dat zij “nogmaals (verzoekt) de BV van een loonheffingsnummer te voorzien” en
- dat de ambtenaar die destijds het door de verdachte ingediende bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2013 heeft behandeld, zich het bezwaarschrift niet kon herinneren en dat hij niets heeft gedaan met het verzoek om toekenning van een loonbelastingnummer. In het computersysteem bevinden zich daaromtrent ook geen aantekeningen, terwijl hij die zou hebben gemaakt als hij wel iets met een dergelijk verzoek had gedaan. Het is ten slotte wel gebruikelijk dat dergelijke verzoeken aan de betreffende afdeling worden doorgegeven.
In de aangifte vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013 zijn bedragen opgenomen voor lonen en salarissen van respectievelijk € 30.690,- en € 11.000,-, maar zonder specificatie op werknemerniveau. De datum van indiening van deze aangiftes wordt niet vermeld.
Het hof is derhalve van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop, als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het strafmaximum (ten aanzien van feit 3 een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en ten aanzien van feit 4 een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren) heeft dat op de strafoplegging overigens een te verwaarlozen effect.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
€ 52.051,11. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
€ 52.051,11 (tweeënvijftigduizend eenenvijftig euro en elf cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2012 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 291 (tweehonderdeenennegentig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;