ECLI:NL:GHSHE:2023:2049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
200.318.384_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek moeder tot eenhoofdig gezag over minderjarigen, afwijzing verzoek schorsing omgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over haar kinderen. De moeder was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar verzoek om het eenhoofdig gezag afwees en ook het verzoek om de omgang van de vader met de kinderen te schorsen. De rechtbank had geoordeeld dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was die een wijziging van het gezag rechtvaardigde. De moeder voerde aan dat de situatie van de vader, die kampt met verslavingsproblemen en geen contact heeft met de kinderen, een onaanvaardbaar risico voor de kinderen met zich meebrengt. Het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden, aangezien de vader al geruime tijd niet betrokken is bij het leven van de kinderen en de moeder alle beslissingen neemt. Het hof heeft het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag toe te wijzen, gehonoreerd, en het verzoek om de omgang van de vader te schorsen afgewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op het belang van de kinderen en de noodzaak om hen rust en stabiliteit te bieden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 juni 2023
Zaaknummer: 200.318.384/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/397317 / FA RK 22-2005
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om te worden belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen, evenals haar verzoek om de omgang tussen de vader en de kinderen te schorsen. De moeder is het niet eens met deze beslissing van de rechtbank.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 2 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 31 oktober 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat aan de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen toekomt en verder te bepalen dat het recht op omgang van de vader geschorst zal worden voor een periode van één jaar. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 2 januari 2023, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Bronsveld;
  • mr. Van Beers;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft in het bijzijn van de griffier op 8 mei 2023 met [minderjarige 1] gesproken, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 15 juli 2022;
  • het V8-formulier van 21 november 2022 met producties 1-4 van de advocaat van de moeder;
  • het V8-formulier van 30 maart 2023 van de advocaat van de moeder;
  • het V6-formulier van 24 april 2023 van de advocaat van de vader, met als bijlage het zorgplan van [hulpverlening 1] van 11 april 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Partijen hebben in het door hen ondertekend ouderschapsplan van 16 december 2020 onder meer de volgende afspraken gemaakt:
“1. Ouderlijk gezag
Het ouderlijk gezag over de kinderen ligt bij beide ouders.
(…)
8. Zorgverdeling in tijd en plaats
De ouders hebben overlegd over de wijze waarop zij na de scheiding de zorg willen verdelen. De ouder waar de kinderen verblijven is verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg.
Op het moment van scheiden heeft vader zijn leven, volgens eigen zeggen, niet genoeg op orde om een vaste zorgverdeling voor de kinderen af te spreken. Hij heeft nog geen vaste woning en heeft gekampt met depressieve gevoelens en een drank/drugsverslaving. Momenteel is vader zo'n 8 weken clean, maar hij wil eerst zijn leven goed op orde hebben.
Om ervoor te zorgen dat de kinderen wel contact blijven houden met vader, spreken ouders het volgende af:
Contact [minderjarige 2]
Vader spreekt [minderjarige 2] op vaste videobelmomenten. Deze belmomenten worden gepland op zondag, woensdag, vrijdagavond om 18:30 uur. Moeder zorgt ervoor dat [minderjarige 2] rustig klaar zit en belt om 18:30 uur naar vader.
Tevens is het streven dat [minderjarige 2] een middag per week bij vader verblijft. Dit zal een middag in een weekend zijn en in de andere week een middag doordeweeks. Vader brengt [minderjarige 2] na het avondeten, rond 18:30 uur terug naar moeder.
Contact opbouwen met [minderjarige 2]
Als vader zijn leven weer op orde heeft door middel van een baan, een vaste verblijfsplaats, goed in zijn vel zitten en geen verslaving meer dan spreken ouders af dat [minderjarige 2] gemiddeld 1 dag en nacht per week bij vader zal zijn. Ouders zullen dit in onderling overleg samen invullen. Mochten zij hier samen niet uit komen, dan schakelen zij een externe partij in die hen hiermee kan adviseren en begeleiden.
Contact [minderjarige 1]
heeft bij ouders aangegeven dat zij een rustperiode wenst na alle hectiek rondom de scheiding. Ouders willen de wens van [minderjarige 1] serieus nemen en hebben daarom afgesproken dat zij haar niet willen pushen in het contact met vader. Wel vinden zij het belangrijk dat er enige vorm van contact tussen haar en vader blijft. Ouders hebben daarom het volgende afgesproken:
  • Vader zal een brief naar haar schrijven.
  • De rol van moeder in het contact tussen [minderjarige 1] en vader is ondersteunend en stimulerend. Ouders willen een loyaliteitsconflict voorkomen. Moeder zal benadrukken dat [minderjarige 1] niet voor haar als moeder hoeft te zorgen en dat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige 1] zowel met vader als met moeder een goede band heeft.
  • Na de rustperiode zullen ouders overleggen hoe zij het contact verder kunnen opbouwen.
Ouders zullen het volgende met [minderjarige 1] zelf bespreken:
  • Videobellen met vader op vaste contactmomenten, minimaal 1 keer per week.
  • Na rustperiode op zoek naar een activiteit tussen [minderjarige 1] en vader per week, bijvoorbeeld iedere week samen wielrennen.
Terugval vader
Mocht vader een terugval hebben met zijn verslaving dan spreken ouders af dat de kinderen weer volledig bij moeder verblijven. De vaste belmomenten zullen zij wel blijven hanteren. Zodra het weer beter gaat met vader zullen zij het contact opbouwen naar bovenstaande afspraken. Eventueel met hulp van externe begeleiding.
(…)”
3.3.
Uit het zorgplan van [hulpverlening 1] van 11 april 2023 volgt dat de vader op 22 juli 2022 is opgenomen op de besloten afdeling van [hulpverlening 2] in [vestigingsplaats hulpverlening 2] . Op 3 februari 2023 is hij opgenomen op een open afdeling van [hulpverlening 1] in [vestigingsplaats hulpverlening 1] . Tijdens de mondelinge behandeling bevestigt zijn advocaat dat de vader op 12 mei 2023 uitstroomt en zelfstandig gaat wonen met ambulante hulpverlening.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om te bepalen dat het gezag over de kinderen voortaan aan haar alleen toekomt afgewezen, evenals het verzoek om te bepalen dat het recht op omgang van de vader geschorst zal worden voor de periode van één jaar.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat zij geen relevante wijziging van omstandigheden heeft aangevoerd. Tijdens het opstellen van het ouderschapsplan is rekening gehouden met de mentale gezondheid van de vader. Daarbij is uitgegaan van een tijdelijke situatie, terwijl er inmiddels sprake is van een bestendig beeld. De situatie van de vader is verslechterd, hij verblijft al lange tijd in een afkickkliniek en daar is in het ouderschapsplan van 16 december 2020 geen rekening mee gehouden. De moeder en de vader hebben al twee jaar geen rechtstreeks contact. In het verleden verliep het contact niet goed, viel de vader de moeder veelvuldig lastig en begon hij over allerlei andere dingen als de moeder hem vroeg om een handtekening ten behoeve van de kinderen. Het contact met de vader loopt sindsdien via zijn vader (opa). Dit is vervelend voor de moeder en het levert spanningen op. Als opa op vakantie is, voelt zij zich bezwaard om hem te benaderen en zij vraagt zich af hoe het moet als opa er niet meer is of in het geval van een urgente situatie. Het kost haar veel tijd en moeite om dingen te regelen, juist nu de kinderen zich in een leeftijdsfase bevinden waarin er onderwerpen spelen als schoolkeuzes, therapie en een identiteitskaart. Het gaat enkel om een handtekening van de vader, want er is geen sprake van overleg. De moeder heeft enige tijd gewacht met het indienen van het hoger beroep en zij heeft het hof destijds verzocht om aanhouding van de procedure om de situatie nog even aan te kijken. Er is echter niets veranderd en de vader geeft geen blijk van actieve interesse in de kinderen. De moeder wil de juridische werkelijkheid in overeenstemming brengen met de feitelijke werkelijkheid, waarin zij alle beslissingen aangaande de kinderen neemt. Zij hoopt dat het eenhoofdig gezag meer rust brengt.
Er is op dit moment geen enkele vorm van contact tussen de vader en de kinderen. In het verleden is de vader erg onvoorspelbaar geweest en dat heeft voor veel onrust bij de moeder en de kinderen gezorgd. De moeder vreest voor de veiligheid van de kinderen en meent dat een nadere beschouwing door een onafhankelijke derde noodzakelijk is, alvorens het contact tussen de vader en de kinderen zou kunnen worden hervat. Zij wil niet dat de vader plotseling voor de deur staat. Het is fijn dat de vader onder behandeling staat en aan zichzelf werkt, maar de onvoorspelbaarheid is lastig en dat levert spanningen op. Als het in de toekomst beter gaat met de vader, kan het vertrouwen weer worden opgebouwd en kunnen er nieuwe afspraken worden gemaakt.
De moeder voert verder aan dat de vader zowel bij de rechtbank als bij het hof niet is verschenen op de mondelinge behandeling, terwijl het in dit soort zaken van belang is dat de ouders worden gehoord, al dan niet telefonisch. Een ander punt is dat de rechtbank ten onrechte de door haar advocaat ingediende stukken op 14 juli 2022 buiten beschouwing heeft gelaten.
3.7.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van een wijziging van omstandigheden. De omstandigheden die de moeder aanvoert, waren ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan al bekend. In het ouderschapsplan is hiermee door partijen rekening gehouden, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van een terugval bij de vader. De moeder heeft pas tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank gesteld dat het voor haar bezwarend is om het contact met de vader via zijn vader (opa) te laten verlopen. Opa is bereid om als intermediair te fungeren, maar de moeder kan de vader ook rechtstreeks benaderen. Zij beschikt over zijn telefoonnummer en e-mailadres. Ook de stelling dat de vader amper meewerkt en onvoorspelbaar is, heeft de moeder niet eerder naar voren gebracht. Hij valt de moeder en de kinderen niet lastig. Hij legt de moeder geen strobreed in de weg en verleent zijn medewerking door een handtekening te zetten. Hij heeft geen enkele handtekening geweigerd. Het is nu een kale ondertekening van een formulier, maar de vader hoopt in de toekomst weer meer invulling aan zijn ouderlijk gezag te kunnen geven. Er is niet voldaan aan de voorwaarden voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag.
De moeder heeft geen belang bij haar verzoek om de omgang tussen de vader en de kinderen voor een jaar te schorsen. Enerzijds omdat er op dit moment feitelijk geen omgang plaatsvindt en anderzijds omdat partijen in het ouderschapsplan afspraken hebben gemaakt over hoe zij omgaan met een terugval van de vader. De vader neemt geen contact op met de kinderen, voordat er overleg is geweest met derden.
Ten tijde van de mondelinge behandeling bij de rechtbank bevond de vader zich in voorlopige hechtenis. In hoger beroep is de vader niet verschenen op de mondelinge behandeling omdat deze gelijktijdig plaatsvond met zijn uitstroom bij [hulpverlening 1] . De vader gaat zelfstandig wonen met ambulante hulpverlening. Daarnaast is het hoger beroepschrift van de moeder vrij algemeen en net als in de procedure bij de rechtbank komt zij pas tijdens de mondelinge behandeling met concrete voorbeelden. De vader staat nog niet zo sterk in zijn schoenen dat hij de verwijten kan incasseren en een mondelinge behandeling aankan, vandaar dat hij zijn advocaat namens hem het woord laat voeren.
Advies van de raad
3.8.
De raad adviseert het hof te bepalen dat aan de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen toekomt. Het is belangrijk dat de kinderen voor zover nodig hun beeld van de vader kunnen bijstellen en een positief beeld van hem hebben. Het gezamenlijk gezag kan daaraan in de weg staan. Het gaat enkel om een handtekening en het gezag wordt op dit moment verder niet ingevuld door de vader. Door het eenhoofdig gezag bij de moeder te bepalen komt er meer rust, minder spanningen en wordt er ruimte gecreëerd bij de kinderen. Ook ziet de raad voldoende ruimte bij de moeder om de vader in de toekomst te betrekken bij het leven van de kinderen.
De raad adviseert het hof het schorsingsverzoek van de moeder af te wijzen. De vader zoekt geen contact met de kinderen en gelet op de terugval van de vader is er geen sprake van een concrete regeling. De raad wijst op het door partijen overeengekomen ouderschapsplan. Het schorsingsverzoek past niet bij de huidige situatie.
Overwegingen hof
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Het hof stelt voorop dat de stukken die de rechtbank buiten beschouwing heeft gelaten, door de advocaat van de moeder ook in hoger beroep zijn overgelegd en onderdeel uitmaken van het procesdossier in hoger beroep. Voor zover er sprake is van een omissie in de procedure bij de rechtbank, is deze omissie in hoger beroep hersteld. De grief van de moeder dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank heeft nagelaten de stukken van 14 juli 2022 te betrekken bij de beoordeling, leidt dan ook niet tot vernietiging van de bestreden beschikking en behoeft geen verdere bespreking.
Wettelijk kader ouderlijk gezag
3.9.2.
In artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen. In artikel 1:251a lid 1 BW is bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Oordeel ouderlijk gezag
3.9.3.
Het hof is van oordeel dat er wat betreft het ouderlijk gezag sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Het is juist dat partijen in het ouderschapsplan van 16 december 2020 rekening hebben gehouden met de situatie van de vader, maar met name voor wat betreft een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In het ouderschapsplan is in artikel 8 onder meer opgenomen dat de vader nog geen vaste woning heeft en kampt met depressieve gevoelens en een drank/drugsverslaving. De vader was op dat moment zo’n acht weken clean, maar wilde eerst zijn leven goed op orde hebben. Om ervoor te zorgen dat de kinderen wel contact blijven houden met vader, hebben partijen onder meer afspraken over videobellen gemaakt. Het hof overweegt dat de situatie van de vader nadien niet zo goed verbeterde als verwacht en wellicht gehoopt tijdens het opstellen van het ouderschapsplan. De vader was enige tijd gedetineerd en vervolgens opgenomen in een kliniek, eerst op een besloten afdeling en daarna op een open afdeling. Mede als gevolg hiervan is er al geruime tijd geen contact tussen de vader en de kinderen. Er wordt momenteel ook niet ingezet op het (herstel van het) contact. In het zorgplan van [hulpverlening 1] van 11 april 2023 is daarover het volgende opgenomen:
“Netwerk
Cliënt heeft twee kinderen van 15 en 8 jaar oud waar hij op dit moment geen contact mee heeft. Momenteel heeft cliënt deze wens ook niet omdat hij het van belang vindt om eerst verder te herstellen. Zo ook met vrienden die hij al jaren kent. Cliënt wil graag een gezond netwerk opbouwen. Als hij stabiel is, wil hij (opnieuw) contact leggen met zijn kinderen en oude vrienden. (…)”
3.9.4.
Voor zover de vader op de hoogte is van hoe het met de kinderen gaat, is dat omdat hij dat hoort (via zijn vader) van de moeder; hij weet dat niet uit eigen ervaring. De vader is al langere tijd niet betrokken bij het dagelijks leven van de kinderen en het is mede daarom niet aannemelijk dat de vader bij gezagsbeslissingen een zelfstandige visie heeft over wat in het belang is van de kinderen. Zoals volgt uit de mondelinge behandeling, beperkt zijn betrokkenheid zich tot het zetten van een handtekening. De moeder geeft al ruim anderhalf jaar alleen invulling aan het ouderlijk gezag en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd een verandering optreedt. Uit het zorgplan volgt dat de vader het van belang vindt om eerst zelf verder te herstellen en te werken aan een voor hem stabiele situatie, alvorens hij opnieuw contact legt met de kinderen. Ook heeft de vader naar het oordeel van het hof niet op andere wijze laten zien dat hij de intentie heeft om binnen afzienbare tijd een actieve rol bij de uitoefening van het ouderlijk gezag op zich te nemen. Hij is zowel bij de rechtbank als bij het hof niet verschenen op de mondelinge behandeling, terwijl hiervoor zowel bij de rechtbank als bij het hof voldoende mogelijkheden zijn, waarbij hij (de status van) zijn behandeling nader had kunnen toelichten en eventuele vragen had kunnen beantwoorden, De vader laat ook hiermee niet zien dat hij zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de kinderen neemt of binnen afzienbare tijd wil gaan nemen. Daarbij komt dat het vragen van een handtekening van de vader bij gezagsbeslissingen spanningen oplevert voor de moeder. Dit is niet wenselijk en het hof is overeenkomstig het advies van de raad van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De bestreden beschikking zal op dit punt worden vernietigd en het verzoek van de moeder zal worden toegewezen.
Wettelijk kader schorsing van de omgang
3.9.5.
In artikel 1:377e BW is bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een contactregeling kan wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Oordeel schorsing van de omgang
3.9.6.
Er is op dit moment geen omgang tussen de vader en de kinderen. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, hebben partijen in het ouderschapsplan van 16 december 2020 bij het maken van afspraken over het contact tussen de vader en de kinderen rekening gehouden met de situatie van de vader. In het ouderschapsplan is opgenomen hoe om te gaan met een mogelijke terugval van de vader en tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het er over eens dat de minimale regeling zoals die is opgenomen in het ouderschapsplan niet zomaar opnieuw kan worden opgestart maar dat daarvoor eerst hulpverlening zal worden geraadpleegd. Gelet hierop slaagt de grief van de moeder over de omgang niet; de bestreden beschikking zal op dit punt worden bekrachtigd.
Conclusie
3.9.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor wat betreft het gezag en het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen alsnog toewijzen. Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.
3.9.8.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 2 augustus 2022, voor zover de rechtbank heeft afgewezen het verzoek van de moeder om te bepalen dat voortaan aan haar alleen het gezag over de kinderen toekomt;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , aan de moeder alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en J.W.P.N. Hermans en is op 22 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.