ECLI:NL:GHSHE:2023:2034

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
20-000413-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding. In hoger beroep heeft de verdachte beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf verhoogd naar 6 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook een beslissing genomen over het beslag, waarbij het de in beslag genomen Mercedes C200 verbeurd heeft verklaard. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder een diefstal met braak, en had diefstal afkomstige kentekenplaten op zijn voertuig bevestigd. Het hof heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, waardoor hun vorderingen niet aan de orde zijn gekomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000413-22
Uitspraak : 19 juni 2023
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-254878-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Middelburg te Middelburg .
Hoger beroep
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep de verdachte ter zake van ‘opzetheling’ (feit 1), ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 2 en feit 4), alsmede ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (feit 3), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 285,00 aan materiële schade en
€ 319,00 aan immateriële schade. Door de benadeelde partij [benadeelde 2] is een vordering tot schadevergoeding ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.699,03 aan materiële schade.
De politierechter heeft de benadeelde partijen bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding en bepaald dat zij deze bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve zijn de vorderingen in hoger beroep niet aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de politierechter zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vordering. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen Mercedes C200 ( [kenteken 1] ) verbeurdverklaard zal worden. Met betrekking tot de (in totaal drie) kentekens en de Renault Master ( [kenteken 2] ) heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze goederen terug moeten naar de rechthebbende(n).
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte voor het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf. Bijgevolg zullen de overwegingen van de politierechter, voor zover deze betrekking hebben op de strafoplegging in zijn geheel worden vervangen op de wijze als hierna vermeld. Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Het hof heeft voorts geconstateerd dat de politierechter heeft verzuimd een beslissing te nemen op het beslag, zodat het hof dat alsnog zal doen.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, schuldig heeft gemaakt aan een drietal diefstallen, waaronder een diefstal met braak. Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. De verdachte heeft van diefstal afkomstige kentekenplaten op zijn voertuig bevestigd, waarna hij met dat voertuig brandstof heeft gestolen. Voorts is de verdachte met dat voertuig tegen een pui (ruit) van een bedrijf aangereden, waarna door de verdachte en zijn mededader uit dat bedrijf een ladder is gestolen. Ook zijn bij een andere diefstal door de verdachte en diens mededader bij een bedrijf een ladder en rijplaat weggenomen. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast is door het bewezenverklaarde handelen financiële en materiele schade veroorzaakt. Diefstallen als deze veroorzaken voorts gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Met opzetheling wordt daarnaast een illegale (afzet)markt van gestolen goederen in stand gehouden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 april 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde veelvuldig onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich diverse veroordelingen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen ter zake van vermogensdelicten, laatstelijk twee maal in 2019. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij de strafoplegging. Naar het oordeel van het hof is bij de verdachte sprake van veelvuldige recidive op het gebied van vermogensdelicten. Het oriëntatiepunt voor een bedrijfsinbraak, zoals onder feit 3 is bewezenverklaard, indiceert oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Voor de andere bewezenverklaarde feiten zijn geen op de verdenkingen voldoende toegesneden oriëntatiepunten voorhanden. Heling van de kentekenplaten [kenteken 3] kan naar het oordeel van hof, gelet op alle bekend geworden feiten en omstandigheden van de overige tenlastegelegde feiten, niet los worden gezien van het kennelijke gebruik daarvan. Verdachte heeft immers deze platen op de Mercedes geplaatst op het moment dat hij en zijn medeverdachte strafbare feiten pleegden. Hiermee heeft hij de ware identiteit van de enkel door de verdachte bestuurde en daarmee de facto het aan hem toebehorende voertuig willen verhullen, teneinde de opsporing te bemoeilijken. In ditzelfde licht beziet het hof ook verdachtes keuze om deze auto op naam van andere personen te zetten, zoals de licht verstandelijk beperkte mevrouw [benadeelde 3] , teneinde zelf niet in beeld te komen van politie en justitie. Gelet op dit alles en mede bezien in het licht van de zeer uitgebreide justitiële documentatie over verdachte, acht het hof ook voor de feiten 1, 2 en 4 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman in dat verband naar voren gebracht dat de verdachte zich geruime tijd schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten, doch dat hij voornemens is om met behulp van zijn familie zijn leven te beteren. De verdachte heeft een eigen bedrijf.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en gelet op een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Oplegging van een taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zodat het hof tot oplegging daarvan niet zal overgaan.
Op gelijke gronden kan naar het oordeel van het hof evenmin worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat die straf, gelet op de bovengenoemde omstandigheden, niet voldoet.
Beslag
Het hof heeft geconstateerd dat de politierechter heeft verzuimd een beslissing te nemen op de in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:
- een voertuig van het merk Renault, type Master, met kenteken [kenteken 2] ;
- twee kentekenplaten ( [kenteken 4] ) ;
- een kentekenplaat ( [kenteken 5] ) ;
- een voertuig van het merk Mercedes, type c200, met kenteken [kenteken 1] .
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte aangevoerd dat een verbeurdverklaring van de Mercedes – in de visie van de verdediging – (juridisch) mogelijk is, doch dient die verbeurdverklaring in dat geval ten guste van de verdachte in de strafmaat te worden verdisconteerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Mercedes, type c200, met kenteken [kenteken 1] , welke, blijkens het procesdossier, (feitelijk) aan verdachte toebehoort, een voorwerp betreft met behulp waarvan de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten (mede door de verdachte) zijn begaan. De strafbare feiten zijn met behulp van dit voertuig begaan. Derhalve is de Mercedes vatbaar voor verbeurdverklaring, zodat het hof hierna dienovereenkomstig zal beslissen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van het voertuig van het merk Renault, type Master, met kenteken [kenteken 2] , de twee kentekenplaten ( [kenteken 4] ) alsmede de kentekenplaat ( [kenteken 5] ) , zal het hof de bewaring hiervan gelasten ten behoeve van de rechthebbende(n), nu naar het oordeel van het hof niet genoegzaam is komen vast te staan wie in juridische zin als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht:

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een voertuig van het merk Mercedes, type c200, met het kenteken [kenteken 1] ;
gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende(n) van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een voertuig van het merk Renault, type Master, met kenteken [kenteken 2] , twee kentekenplaten ( [kenteken 4] ) en een kentekenplaat ( [kenteken 5] ) ;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voren overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos en mr. S. van den Akker, griffiers,
en op 19 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.