ECLI:NL:GHSHE:2023:2015

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
20-000621-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep tegen eerdere veroordeling voor afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden voor medeplichtigheid aan afpersing. De rechtbank had ook de inbeslaggenomen auto verbeurd verklaard en schadevergoeding aan de benadeelde partij opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en vrijspraak van het primair tenlastegelegde, terwijl het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard moest worden. De verdediging heeft echter bepleit dat de verdachte integraal vrijgesproken moest worden van alle tenlasteleggingen. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij het heeft gekeken naar de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook naar de omstandigheden van de overval op de benadeelde partij.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het primair en subsidiair tenlastegelegde. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen van afpersing en diefstal met geweld. Daarnaast heeft het hof de teruggave van de in beslag genomen auto gelast, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000621-20
Uitspraak : 20 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van
17 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-880466-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en is hij ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van voorarrest voor zover dat ziet op de medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Voorts heeft de rechtbank de inbeslaggenomen personenauto verbeurd verklaard en de teruggave aan de rechthebbende gelast van de overige inbeslaggenomen voorwerpen.
Tot slot heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft zij hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde, het subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren voor zover dat ziet op de medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen personenauto verbeurd zal verklaren en de teruggave aan de rechthebbende zal gelasten van de overige inbeslaggenomen voorwerpen.
Tot slot heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 14.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en voor het overige benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. Zij heeft ten slotte gevorderd ten behoeve van de benadeelde partij hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte integraal vrijspreekt van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich aan het oordeel van het hof gerefereerd. Ten aanzien van de inbeslaggenomen auto heeft de verdediging de teruggave aan de verdachte verzocht. Ten aanzien van het overige beslag heeft de verdediging zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste
aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval van enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
 die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
 heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Waar is de witte envelop, geef die witte envelop” en/of
 die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
 gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
 gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
 een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
 die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
 heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Waar is de witte envelop, geef die witte envelop” en/of
 die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
 gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
 gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
 een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval van enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
 die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
 heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Waar is de witte envelop, geef die witte envelop” en/of
 die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
 gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
 gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
 een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
 als chauffeur te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen en/of
 door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto) en/of
 door op de uitkijk te staan;
en/of
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen
 die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
 heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Waar is de witte envelop, geef die witte envelop” en/of
 die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
 gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
 gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
 een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
 die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
 als chauffeur te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen en/of
 door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto) en/of
 door op de uitkijk te staan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten afpersing in vereniging gepleegd en/of diefstal met geweld in vereniging gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de afpersing door twee of meer verenigde personen gepleegd, door als chauffeur op te treden en zijn auto als vluchtauto aan de daders van de afpersing van [slachtoffer] ter beschikking te stellen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte integraal vrijspreekt van het subsidiair tenlastegelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman – op gronden verwoord in de pleitnota – betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict en het (voorwaardelijk) opzet op het behulpzaam zijn bij dit gronddelict heeft gehad. Daardoor kan ook niet vastgesteld worden dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de overval op [slachtoffer] .
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Als het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Op grond van het voorhanden zijnde dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat op 13 oktober 2018 aangeefster [slachtoffer] in haar woning te Eindhoven door twee personen, waaronder [medeverdachte] , is overvallen en dat aangeefster uiteindelijk, vanwege het door hen toegepaste geweld en de bedreiging met geweld, een aanzienlijk geldbedrag heeft afgegeven. Voorts is het hof gebleken dat:
 de verdachte met zijn auto deze twee personen en een ander (onbekend gebleven) persoon vanuit Helmond naar Eindhoven heeft gebracht en de twee personen heeft afgezet nabij het complex waar aangeefster woonachtig was,
 hij tijdens de overval met één van deze drie personen in en bij zijn auto heeft gewacht, en
 hij na de overval deze drie personen weer met zijn auto heeft vervoerd.
De verdachte heeft hierover verklaard dat hij door de drie personen – [medeverdachte] en twee waarvan hij de identiteit niet bekend wil maken – is gevraagd hen naar Eindhoven te vervoeren om ‘iets’ op te halen en ze weer terug te brengen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat deze personen het plan hadden opgevat om [slachtoffer] te overvallen en dat hij pas drie weken na het incident begreep dat dit was gebeurd.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat het dossier aanwijzingen bevat voor (enige) betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde overval. Het hof constateert voorts, met de rechtbank, dat de verdachte bij vragen over de gang van zaken op onderdelen geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en tevens op onderdelen verklaringen heeft afgelegd die bevreemding wekken of strijdig zijn met de verklaring die [medeverdachte] tegenover de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, bijvoorbeeld over het moment waarop de verdachte (in de verklaringen van beiden overigens ná de overval) voor het eerst bekend zou zijn geraakt met de overval.
Het hof is echter van oordeel dat deze omstandigheden niet aan het bewijs kunnen bijdragen dat de verdachte voorafgaand dan wel ten tijde van het tenlastegelegde wetenschap heeft gehad van de te plegen overval. Het hof neemt daarbij in overweging dat ook [medeverdachte] bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris op 3 februari 2021 heeft verklaard dat de verdachte pas nádat de overval had plaatsgevonden, wist dat er een overval was gepleegd. Andere bewijsmiddelen waaruit buiten gerede twijfel afgeleid zou kunnen worden dat de verdachte voorafgaand aan de te plegen overval hiervan op de hoogte was, zijn niet voorhanden. Niet is gebleken dat de verklaringen van de verdachte dusdanig in strijd zijn met andere bewijsmiddelen dat op basis daarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat sprake is van kennelijk leugenachtige verklaringen waaraan bewijswaarde kan worden toegekend. Evenmin kan worden gezegd dat zijn verklaringen zo onaannemelijk zijn dat die terzijde moeten worden gesteld en dat het, op grond van de aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid, niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanstaande overval en met die wetenschap daarbij behulpzaam is geweest door als chauffeur te fungeren, op de uitkijk te staan en/of zijn auto als vluchtauto ter beschikking te stellen.
Onder deze omstandigheden kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen. Dat betekent dat het hof bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs de verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde zal vrijspreken.
Beslag:
Het hof zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven personenauto aan de verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het onder de verdachte in beslag is genomen.
Voorts zal het hof gelasten dat de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 14.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- weggenomen geldbedrag ad € 12.300,00;
- immateriële schade ad € 2.500,00.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 14.500,00 (bestaande uit € 12.000,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Blijkens de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 juni 2023 is de benadeelde partij inmiddels overleden, waardoor de door haar bij leven ingediende vordering is overgegaan op haar erven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof conform de beslissing van de rechtbank zal beslissen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, integraal wordt vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. Zij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een blauwe [merk auto] , kenteken [kenteken] .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 een fles ammoniak;
 een wit mes;
 een stuk ducttape (G1413947);
 een stuk ducttape (G1413948);
 een rekening betreffende 24-uurs slotenservice;
 een enveloppe.
Verklaart de benadeelde partij (de erfgenamen van) [slachtoffer]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
nihil.

Heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.

Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 20 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.