ECLI:NL:GHSHE:2023:1987

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
200.322.919_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging weigering toelating schuldsaneringsregeling met toepassing van artikel 288 lid 3 Fw (hardheidsclausule)

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep tegen de weigering van toelating tot de schuldsaneringsregeling. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. van Ek, heeft in een eerdere procedure op 6 april 2023 een tussenarrest ontvangen waarin het hof haar de gelegenheid bood om aanvullende informatie te verstrekken over haar financiële situatie, met name met betrekking tot een CJIB-schuld en belastingschuld. De appellante diende uiterlijk op 7 juni 2023 schriftelijke bewijzen aan te leveren om aan te tonen dat bepaalde kentekens niet meer op haar naam geregistreerd staan en om duidelijkheid te verschaffen over de vrijstelling van de inspanningsplicht door de gemeente.

Na ontvangst van de aanvullende stukken op 2 juni 2023, heeft het hof geconstateerd dat het nog steeds onvoldoende voorgelicht is om een definitieve beslissing te nemen. Het hof heeft de appellante opnieuw in de gelegenheid gesteld om voor een tweede keer, uiterlijk op de in het dictum van het arrest vermelde pro-forma datum, aanvullende schriftelijke bewijzen te overleggen. Dit betreft onder andere bewijs dat de aanhangwagen met kenteken niet meer op haar naam staat, en informatie over de voortgang van haar werktraject bij de gemeente. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 13 juli 2023, met het oog op het verkrijgen van de benodigde informatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 15 juni 2023
Zaaknummer : 200.322.919/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/308501 / FT RK 22/303
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. J.G. van Ek te Heerlen.
Als vervolg op het door dit hof op 6 april 2023 gewezen tussenarrest.

5.Het tussenarrest van 6 april 2023

Bij dit arrest heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde - kortgezegd -
[appellante] in de gelegenheid te stellen om, uiterlijk op 7 juni 2023 en ondersteund door schriftelijke bewijzen, klaarheid te verschaffen ten aanzien van de CJIB-schuld, aan te tonen dat geen van de drie kentekens zoals op het door het CJIB verstrekte overzicht vermeld staan thans nog op haar naam geregistreerd staat alsmede om het hof nader te informeren omtrent (de reden voor) de - eerdere - vrijstelling van de inspanningsplicht door de gemeente alsook het verloop en de voortgang (tot en met 31 mei 2023) van het werk/begeleid solliciteren-traject bij de gemeente [woonplaats] ..
Daarnaast wenste het hof stukken te ontvangen ter toelichting op de belastingschuld en ter duiding dat deze schuld niet als niet te goeder trouw moet worden geacht.

6.De verdere loop van de procedure

Het hof heeft vervolgens kennisgenomen van de inhoud van de brief met bijlagen (productie 1 t/m 7) welke hierop door de advocaat van [appellante] bij indieningsformulier van 2 juni 2023 aan het hof is toegezonden.

7.De beoordeling

7.1.
Ook na kennisname van de inhoud van voornoemde brief met bijlagen acht het hof zich op dit moment nog steeds onvoldoende voorgelicht om in deze zaak een beslissing te kunnen nemen. Het hof stelt [appellante] derhalve voor een tweede maal in de gelegenheid om, uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum en wederom ondersteund door schriftelijke bewijzen, klaarheid te verschaffen ten aanzien van de navolgende drie onderwerpen.
- Op grond van de inhoud van de brief van de advocaat van [appellante] in combinatie met de door [appellante] overgelegde stukken, meer in het bijzonder ook het schrijven van de RDW van 23 november 2022, blijkt nog onvoldoende dat [appellante] de aanhangwagen met kenteken [kenteken 3] niet meer op haar naam geregistreerd heeft staan. Het hof wenst daaromtrent nog duidelijkheid, onderbouwd met (een) schriftelijke (stuk/) stukken.
- In het door [appellante] thans overgelegde schrijven van het CJIB van 15 mei 2023 leest het hof onder andere de navolgende mededeling:
“Het gaat om een tussenuitspraak van het Hof, het gaat in die uitspraak alleen om aanvullende informatie aangaande de openstaande Wahv boetes en betreft niet de openstaande bestuursrechtelijke premie wanbetaler zaken.”
Als bijlage 2 bij productie 2 heeft [appellante] voorts een door het CJIB op 18 maart 2021 opgesteld schuldenoverzicht gevoegd waarop eveneens een zevental bestuursrechtelijke premie wanbetaler zaken (destijds voor een totaalbedrag van
€ 688,40) vermeld is. Het hof wenst, door schriftelijk bewijs (bijv. van het CJIB) ondersteund, van [appellante] te vernemen wat de actuele hoogte van deze schuld is en uit welke individuele boetes deze is opgebouwd.
- Tot slot heeft [appellante] thans bij productie 5 een brief van de gemeente [woonplaats] inclusief werkplan van 9 maart 2023 overgelegd, waaruit blijkt dat [appellante] op 20 maart 2023 een werktraject ging starten. Bij productie 6 legt [appellante] voorts een plan van aanpak van 24 april 2023 over, waarin staat dat zij, na eerst op 9 mei 2023 een cursus te volgen, op 11 mei 2023 bij [organisatie] met haar werkzaamheden zou aanvangen. Het hof wenst, wederom door schriftelijk bewijs ondersteund, van [appellante] te vernemen of voornoemde werkzaamheden inderdaad volgens plan zijn aangevangen en hoe dit traject vervolgens -tot aan het moment van het indienen van de reactie op de in deze uitspraak nu opgevraagde gegevens- verlopen is. Bovendien wenst het hof ook nog pagina 3 van de brief van de gemeente [woonplaats] van 9 maart 2023 te ontvangen nu deze pagina door [appellante] (vooralsnog) niet is overgelegd.
7.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
houdt de behandeling van de zaak met het in rechtsoverweging 7.1. van dit arrest overwogen oogmerk aan tot 13 juli 2023, PRO FORMA;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, S.M.A.M. Venhuizen, en M.W.M. Souren en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023.