ECLI:NL:GHSHE:2023:198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
20-002644-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 8 november 2021 schuldig werd verklaard aan het overtreden van artikel 8, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, door als bestuurder van een motorrijtuig te rijden met een alcoholgehalte van 190 microgram per liter uitgeademde lucht. De verdachte, geboren in 1974, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarin hij zonder strafoplegging werd schuldig verklaard. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging, die primair vrijspraak bepleitte en subsidiair een strafmaatverweer voerde.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de verbalisanten die de verdachte op 11 november 2017 hebben aangehouden. De verbalisanten hebben verklaard dat zij de verdachte hebben gezien als bestuurder van het voertuig en dat hij heeft meegewerkt aan een alcoholtest, die een te hoog alcoholpercentage aangaf. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet de bestuurder was, maar het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten als geloofwaardig beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.

De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft een geldboete van € 300,00 opgelegd, met de mogelijkheid van 6 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische klachten en werkstatus, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de overtreding een passende straf rechtvaardigt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002644-21
Uitspraak : 20 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 8 november 2021, parketnummer
96-229958-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
02-043126-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (190 µg/1)’ schuldig verklaard zonder strafoplegging.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging bepleit dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Schijndel, gemeente Meierijstad, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 190 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 november 2017 te Schijndel als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 190 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2017, proces-verbaalnummer PL2100-2017233092-4, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

Op 11 november 2017, omstreeks 22:15 uur, zagen wij een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , rijden over de Schijndelseweg in de richting van Sint-Oedenrode. Wij zagen dat het voertuig reed in de richting van de Structuurweg, aan de kruising met de deze weg sloeg het voertuig linksaf de Structuurweg op. Teneinde de bestuurder te controleren op basis van de Wegenverkeerswet 1994 ontving deze van ons een "stopteken" middels het stop-transparant op ons dienstvoertuig.
De bestuurder van het voertuig voldeed aan het stopteken en stopte het voertuig aan de Steeg te Schijndel. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , benaderde het voertuig aan de bestuurderszijde. Verbalisant [verbalisant 2] benaderde het voertuig aan de bijrijderszijde. Ik zag dat er een volwassen man achter het stuur zat, [verdachte] . Ik zag dat er een persoon, [betrokkene 1] , op de bijrijdersstoel zat en ik zag een persoon, [betrokkene 2] , achter de bestuurder zitten. Ik zag geopende blikjes bier in de auto staan en ik rook een sterke alcoholgeur uit het voertuig komen. Ik vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs en het kentekenbewijs van het voertuig. Ik hoorde hem zeggen dat ze een beetje aan het rondrijden waren en dat ze bij een paar dames waren geweest. Hij wilde niet vertellen waar dat was. Ik ontving zijn rijbewijs en [betrokkene 1] overhandigde mij het kentekenbewijs. Ik hoorde [betrokkene 1] vertellen dat het voertuig op naam van zijn vriendin stond. Na controle van de politiesystemen bleek dat de bestuurder 336 vermogensdelicten op naam had. Ik confronteerde de bestuurder met deze informatie en dat ik me afvroeg wat hij werkelijk in Schijndel deed. Hij vertelde nogmaals dat hij op bezoek was geweest, met de twee andere personen, bij een aantal dames. Ik vroeg [verdachte] of hij of andere personen in het voertuig goederen met zich droegen die strafbaar waren. Ik hoorde hem ontkennend antwoorden en ik hoorde hem zeggen dat als ik hem niet geloofde dat ik dan maar zelf moest kijken. Ik ging in op deze uitnodiging en vroeg de inzittenden uit het voertuig te stappen.
Na afloop van de controle in het voertuig vorderde ik de bestuurder [verdachte] mee te werken aan een indicatieve alcoholcontrole. Ik hoorde en zag dat hij hieraan meewerkte. Ik zag dat de uitslag een P/A was. Gezien, de vanaf nu genoemde "verdachte" [verdachte] beginnend bestuurder was, vroeg ik hem mee te gaan naar het nabijgelegen politiebureau ten einde een ademtest af te nemen.
Betrokkene: [betrokkene 1] , geboren op [geboortedag 2] 1987 te Tilburg
Betrokkene: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1974 te Tilburg
Betrokkene: [betrokkene 2] , geboren op [geboortedag 3] 1990 te Goirle.

2. Het bij het proces-verbaal ter zake van artikel 8 WVW 1994 d.d. 11 november 2017, voor zover inhoudende als relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , bijgesloten schriftelijk stuk ‘ademanalyseformulier’:

DRÄGER NEDERLAND B.V. BUREAU: Schijndel
******************************************************************
ALCOTEST 9510 NL SERIENUMMER: ARFL-0026
SW-VERS / CHECKSUM: 8320286 2.2 / 0x3E48
KALIBRATIENUMMER: 9
NMI EINDDATUM: 17.01.2018
NMI KAL. DATUM: 05.07.2017
ANALYSENUMMER: 318
STARTDATUM / -TIJD: 11.11.2017 / 22:49 W
EINDDATUM: / -TIJD: 11.11.2017 / 22:54 W ******************************************************************
ACHTERNAAM VERDACHTE: [verdachte]
VOORNAAM VERDACHTE: [verdachte]
INITIALEN VERDACHTE: [verdachte]
GEBOORTEDATUM VERDACHTE: [geboortedag 1] 1974
GEBOORTEPLAATS VERDACHTE: [geboorteplaats]
GESLACHT VERDACHTE: MAN
******************************************************************
NAAM BEDIENAAR: [verbalisant 1]
VOORNAAM BEDIENAAR: [verbalisant 1]
INITIALEN / ID NR. BEDIENAAR: [verbalisant 1]
******************************************************************
NULPUNT: 0 µg/l
KALIBRATIE-RESULTAAT: 480 µg/l
NULPUNT: 0 µg/l
MEETRESULTAAT: 245 µg/l
ADEMVOLUME: 2,2 L
BLAASTIJD / -DUUR: 22:51 W / 6.9 s
NULPUNT: 0 µg/l
MEETRESULTAAT: 250 µg/l
ADEMVOLUME: 2,3 L
BLAASTIJD / -DUUR: 22:52 W / 8,7 s
NULPUNT: 0 µg/l
KALIBRATIE-RESULTAAT: 480 µg/l
NULPUNT: 0 µg/l
KALIBRATIE-GAS CONCENTR.: 476 µg/l
******************************************************************
ADEMONDERZOEK-RESULTAAT: 190 µg/l

3. Het proces-verbaal ter zake van artikel 8 WVW 1994 d.d. 11 november 2017, ambtsedig opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , proces-verbaalnummer PL2200111120172215006712 voor zover inhoudende:

Datum feit: 11 november 2017, tijdstip 22:15 uur, locatie Structuurweg, Schijndel, gemeente Meierijstad. Ik, bovengenoemde verbalisant, heb gezien dat op de genoemde dag, datum, tijdstip en plaats, verdachte als bestuurder van het omschreven voertuig op de genoemde weg heeft gereden.
Voertuig, personenauto, merk Volkswagen, kenteken [kenteken] .
Waarneming Alcohol: de adem rook naar alcohol. 1e contact 22:15 uur. Bevel ademanalyse 22:24 uur. Tijdstip ademanalyse 22:49 uur. Voltooid ademonderzoek test nr. 318, 190 mg/l.
Verdachte gaf mij, verbalisant, op te zijn:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats]
Vordering inzage rijbewijs door verbalisant dienstnr: 6712
Rijbewijs: nr. 5831079581
Categorieën: AM-B
|x] Beginnende Bestuurder
Afgegeven op: 15-12-2015 geldig tot: 15-12-2025 door: Gemeente Tilburg
1e rijbewijs afgegeven voor/op: 15-12-2015

4. Het proces-verbaal van de zitting van de politierechter d.d. 8 november 2021 inhoudende als verklaring van de getuige [verbalisant 1] :

Ik ben van beroep politieagent. Wij reden over de Schijndelseweg. Wij volgden een personenauto. Het was niet druk, derhalve hebben wij de gehele tijd dat wij achter die personenauto reden, deze auto in het zicht gehad. Wij hebben de bestuurder een stopteken gegeven. Toen ik bij de auto kwam zat iedereen in de auto. Een normale werkwijze is dan dat de bestuurder een blaastest moet doen en het rijbewijs wordt gevorderd. De bestuurder heeft geblazen en is meegegaan naar het politiebureau. Wij hadden geen twijfel dat de persoon die wij lieten blazen, ook de bestuurder was van de auto. De bestuurder van de auto was de heer [verdachte] . Wij reden op korte afstand en hadden goed zicht op deze auto. Er bevond zich geen voertuig tussen ons en de auto die werd bestuurd door verdachte. De auto stopte op een plaats die goed verlicht was middels lantarenpalen. De auto hebben wij de hele tijd in het zicht gehad.

5. Het proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris d.d. 30 mei 2022, inhoudende als verklaring van de getuige [verbalisant 2] , politieagent:

In de Steeg in Schijndel hebben we het voertuig staande gehouden. Dat was een grijze Volkswagen Polo met meerdere personen als inzittenden. Ik reed samen met collega [verbalisant 1] . We reden achter de auto aan. We hebben het voertuig een stopteken gegeven. Het zal ongeveer op een afstand van tussen de 10 a 20 meter zijn geweest. We zagen de silhouetten van de personen in de auto vanuit de politieauto. Die silhouetten bleven hetzelfde, ze bleven op dezelfde plaatsen zitten. Dat weet ik zeker, daar waren wij op aan het letten. Ik weet zeker dat [verdachte] achter het stuur zat. Ik stapte uit met constant zicht op de auto en we spraken de bestuurder aan. Ik en mijn collega spraken de bestuurder. Wij zijn naar de ademanalyse overgegaan. Uit de ademanalyse bleek dat zijn alcoholpercentage te hoog was en dat hij met ons mee zou moeten.

6. Het proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris d.d. 17 oktober 2022, inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 2] :

Wij waren met drie man in de auto. De derde was [betrokkene 1] . Wij zijn met een stopteken langs de weg gezet. De politieauto stond achter ons. [verdachte] (het hof begriipt: de verdachte) zelf zat achter het stuur. [verdachte] is door de politie aangesproken en werd meegenomen.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het onvoldoende duidelijk is dat de verdachte degene is geweest die op 11 november 2017 in Schijndel heeft gereden.
Het hof overweegt als volgt.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat ze op 11 november 2017 in Schijndel een personenauto een stopteken gaven teneinde de bestuurder te controleren op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Zij zagen dat de heren [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en de verdachte in de auto zaten en dat de verdachte achter het stuur zat. De verdachte overhandigde zijn rijbewijs aan verbalisant [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 1] vorderde de verdachte mee te werken aan een indicatieve alcoholcontrole. De verdachte werkte hieraan mee en de uitslag was P/A. De verbalisanten hebben gezien dat de verdachte de bestuurder was en er geen moment is geweest dat er van bestuurdersplek is gewisseld. Tot slot is de verdachte meegegaan naar het politiebureau ten einde een ademalcoholonderzoek af te nemen. De uitslag van het ademalcoholonderzoek was 190 µg/l.
De verbalisanten zijn nogmaals gehoord ter zitting in eerste aanleg en bij de raadsheer-commissaris en zijn bij hun eerdere verklaringen gebleven. Verbalisant [verbalisant 1] is ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 8 november 2021 gehoord. Hij heeft verklaard dat hij samen met collega [verbalisant 2] een personenauto op korte afstand volgde en dat zij goed zicht hadden op deze personenauto. Vervolgens hebben ze de bestuurder een stopteken gegeven en de personenauto stopte op een plaats die goed verlicht was middels lantaarnpalen. Daarna hebben ze de bestuurder van de personenauto laten blazen. Hij had geen enkele twijfel dat de persoon die zij hadden laten blazen, ook de bestuurder van de personenauto was.
Verbalisant [verbalisant 2] is op 30 mei 2022 bij de raadsheer-commissaris gehoord. Hij heeft verklaard dat hij samen met collega [verbalisant 1] 10 à 20 meter achter een personenauto reed toen zij de bestuurder van de personenauto een stopteken gaven. Hij zag dat de silhouetten van de personen in de personenauto hetzelfde bleven. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij dit zeker weet omdat zij daar extra goed op gelet hebben. Daarna is hij uit de dienstauto gestapt en heeft hij constant zicht op de personenauto gehouden.
De verklaringen van de verbalisanten wordt ondersteund door de verklaring van de heer [betrokkene 2] , afgelegd bij de raadsheer-commissaris op 17 oktober 2022. De heer [betrokkene 2] heeft verklaard dat de verdachte heeft gereden.
Tegenover de verklaringen van de verbalisanten en de heer [betrokkene 2] staan de verklaringen van de heer [betrokkene 1] en de verdachte. [betrokkene 1] heeft op 30 mei 2022 bij de raadsheer-commissaris verklaard dat de heer [betrokkene 2] heeft gereden. De verdachte heeft dit zowel ter terechtzittingen in eerste aanleg d.d. 22 februari 2018 en 8 november 2021 als ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 januari 2023 ook verklaard. Volgens hem hebben de verbalisanten het niet goed gezien en zat hij op de achterbank, achter de bestuurdersstoel en reed de heer [betrokkene 2] .
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geen redenen om te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal en de verklaringen van de verbalisanten zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de raadsheer-commissaris. De verbalisanten hebben beiden verklaard dat ze goed zicht hadden op de personenauto en zeker weten dat er nooit een moment is geweest dat de personen in de personenauto van plaats hebben gewisseld. De auto was gestopt op een goed verlichte plaats en verbalisant [verbalisant 1] heeft de bestuurder gevraagd het rijbewijs en kentekenbewijs te tonen en heeft kort met hem gesproken over wat ze daar aan het doen waren, waar ze vandaan kwamen en over zijn antecedenten. Verbalisant heeft waargenomen dat [betrokkene 2] achter de bestuurder, en dat [betrokkene 1] naast de bestuurder zat. Na dat korte gesprek heeft verbalisant de bestuurder laten uitstappen en een indicatieve alcoholtest laten doen. Beide verbalisanten zijn er zeker van dat de verdachte de bestuurder is geweest. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de heer [betrokkene 2] .
Het hof schuift, mede gelet op voornoemde verklaringen, de verklaringen van de heer [betrokkene 1] en de verdachte als ongeloofwaardig ter zijde. Daarbij heeft het hof meegewogen dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte gedurende enige tijd de bestuurder in de auto goed heeft kunnen waarnemen, een gesprek heeft gevoerd, deze bestuurder heeft laten uitstappen en daarna een alcoholtest heeft laten doen. Pas nadat hij uitgestapt was zei hij dat hij niet gereden had.
Het hof verwerpt het verweer en acht het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die op 11 november 2017 in Schijndel de personenauto heeft bestuurd.
II
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 (190 microgram).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft bepleit dat hij zich kan vinden in de vordering van de advocaat-generaal tot schuldigverklaring zonder strafoplegging.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte een personenauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank en beginnend bestuurder was. Door zo te handelen heeft hij de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2022, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte.
Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte psychische klachten heeft gehad waarvoor hij is behandeld, maar dat het nu veel beter met hem gaat doordat hij weer aan het werk is. Hij gaat een keer per week naar de psycholoog. Daarnaast heeft de verdachte een vaste aanstelling bij de Diamant-groep. Hij renoveert speeltuinen voor de gemeente.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Voorop wordt gesteld dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Bedoelde termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen.
In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 11 november 2017, de dag waarop de verdachte is gehoord. Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 8 november 2021. Aldus is er sprake van een tijdsverloop van ongeveer vier jaren, zodat de eerste rechter niet binnen twee jaren na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg, tot een einduitspraak is gekomen.
Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 9 november 2021, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 20 januari 2023, is een periode van één jaar en ruim twee maanden verstreken. Hieruit volgt dat het hof binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het uitgangspunt in geval van overschrijding van de redelijke termijn is dat deze overschrijding wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. Geen vermindering wordt echter toepast indien het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf minder beloopt dan een geldboete ter hoogte van € 1.000,00. Aangezien die situatie zich hier voordoet, zal het hof volstaan met de constatering dat bij de strafvervolging van de verdachte sprake is geweest van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Alles overziend acht het hof oplegging van een geldboete ter hoogte van € 300,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis, passend en geboden.
Het schuldig verklaren zonder oplegging van straf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd en door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit en is derhalve niet passend. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 mei 2017 (parketnummer 02-043126-17) opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. De politierechter heeft ten onrechte niet op deze vordering beslist. Deze vordering is in hoger beroep aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde geldboete dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie van het arrondissement Midden-Nederland van 4 december 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 mei 2017, parketnummer
02-043126-17, voorwaardelijk opgelegde geldboete van
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 20 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.C.C. van de Schepop en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Alle hierna te noemen processen-verbaal, opgenomen in het niet doorgenummerde dossier van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2017233092, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , afgesloten d.d. 12 november 2017, zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.