ECLI:NL:GHSHE:2023:1974

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
200.319.059_01 en 200.319.059_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling en het hoofdverblijf van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van een hoger beroep. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de moeder, verweerster in principaal hoger beroep, zich verzet tegen deze wijziging. De rechtbank Limburg had eerder bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder zou zijn, en de vader heeft in hoger beroep de schorsing van deze beschikking aangevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die een belangrijke rol speelt in deze zaak. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarigen te behartigen, gezien de complexe situatie en de zorgen over de relatie tussen de vader en de kinderen. De uitspraak van het hof op 15 juni 2023 houdt in dat er voorlopig geen omgang zal zijn tussen de vader en de kinderen, en dat de verdere beslissing wordt aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. De zaak is van groot belang voor de betrokken minderjarigen, die al lange tijd in een onzekere situatie verkeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 juni 2023
Zaaknummers: 200.319.059/01 en 200.319.059/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/271392 / FA RK 19-4250
in de zaken in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.V.T. Cremers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.C.J van Pol.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 november 2022, heeft de vader verzocht:
in het incident
bij wege van incident de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking van de beslissing onder 5.3 (vervangende toestemming inschrijving [minderjarige 1] op middelbare school [school 1] ) te schorsen in afwachting van de beschikking van het hof in de hoofdzaak, welke schorsing uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard,
in de hoofdzaak
de bestreden beschikking te vernietigen en voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
I. te bepalen dat [minderjarige 1] zijn hoofdverblijf zal hebben bij de moeder, en [minderjarige 2] haar
hoofdverblijf zal hebben bij de vader;
II. de verdeling van de zorg- en opvoedtaken tussen ouders te verdelen als volgt:
- de kinderen verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
de kinderen verblijven op woensdag, donderdag en vrijdag bij de moeder;
- de kinderen verblijven in het oneven weekend (zaterdag en zondag) bij de vader en in
het even weekend bij de moeder;
- de vakanties en feestdagen worden bij helfte gedeeld. De kinderen verblijven in de
oneven jaren de eerste helft van de feestdagen en vakanties bij de vader en de
andere helft bij de moeder, en in de even jaren precies andersom, tenzij partijen
daarover afwijkende afspraken maken;
III. aan de vader vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [minderjarige 1] op
middelbare school [school 2] te [woonplaats vader] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 februari 2023, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans hem als zijnde rechtens onbewezen en/of ongegrond zal worden ontzegd.
Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de in die beschikking vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, en alsnog bij beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat er geen omgang zal zijn tussen de vader en de kinderen, althans dat de bestaande omgangsregeling zal worden beëindigd.
Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 24 maart 2023, heeft de vader verzocht voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het incidenteel hoger beroep van de moeder af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Cremers;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Pol
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden door de voorzitter gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 6 januari 2022 respectievelijk 12 augustus 2022;
  • de brief met bijlagen (productie 8-13) van de advocaat van de vader d.d. 28 april 2023;
  • het V6-formulier met productie 14 van de advocaat van de vader d.d. 1 mei 2023;
  • het V6-formulier met producties 5-10 van de advocaat van de moeder d.d. 1 mei 2023;
  • het V6-formulier met als bijlage productie 15 van de advocaat van de vader d.d. 4 mei 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie zijn de hiervoor genoemde minderjarigen geboren.
De vader heeft de minderjarigen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
3.2.
In de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 9 september 2016 (onder zaaknummer C/04/125562 /F A RK 13-1353) is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders als volgt bepaald:
- de kinderen verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
- de kinderen verblijven op woensdag, donderdag en vrijdag bij de moeder;
- de kinderen verblijven het ene weekend (zaterdag en zondag) bij de vader en het
andere weekend bij de moeder;
- de vakanties en feestdagen zullen in onderling overleg en in beginsel bij helfte
worden gedeeld, waarbij de ouders elk jaar in de maand december of op een ander
vast moment, aan de hand van de schoolkalender, met elkaar in overleg zullen treden
over de schoolvakanties en de feestdagen van het komende jaar.
3.3.
Bij beschikking van 20 februari 2020 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, voor zover thans van belang, de ouders in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de jeugdhulptrajecten Nieuw Ouderschap en Kinderen uit de Knel, de raad
voorwaardelijk opdracht gegeven, indien de jeugdhulptrajecten niet worden gestart of voortijdig worden beëindigd, onderzoek te doen en advies uit te brengen ten aanzien van voornoemde verzoeken van de vader. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de raad bij zijn advies zal betrekken de eventuele rapportage(s) van de jeugdhulp-aanbieder(s) en zich ook zal uitlaten over de vraag of het wenselijk is dat de ouders en hun kinderen alsnog deelnemen aan een specifiek jeugdhulptraject voordat de rechtbank op de voorliggende verzoeken beslist. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de ouders (via het familiejournaal) in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om binnen twee weken bij akte te reageren op de ingediende stukken (rapportage(s) van de jeugdhulpaanbieder(s) en/of rapport van de raad), waarbij de vader dient aan te geven wat dit betekent voor zijn verzoeken en de ouders dienen aan te geven of ze instemmen met een eventueel jeugdhulptraject, en of en zo ja, waarom een nieuwe mondelinge behandeling noodzakelijk is, Tot slot heeft de rechtbank iedere verdere beslissing pro forma aangehouden in afwachting van de rapportage(s) van de jeugdhulpaanbieder en/of advies van de raad.
Voorts staat in de deze beschikking als feit vermeld dat [minderjarige 2] staat ingeschreven op het adres van de vader en dat [minderjarige 1] staat ingeschreven op het adres van de moeder.
3.4.
Bij beschikking van 22 juli 2020 heeft voornoemde rechtbank de vader vervangende toestemming verleend, ter vervanging van de toestemming van de moeder, voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school [school 2] te [woonplaats vader] (voor en te beginnen met het schooljaar 2020/2021). Iedere verdere beslissing is door de rechtbank aangehouden in afwachting van de rapportages van de jeugdhulpaanbieders en/of advies van de raad.
3.5
Tussen partijen staat vast, zo hebben zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof verklaard, dat beide minderjarigen feitelijk staan ingeschreven op het adres van de moeder en daar hun hoofdverblijf hebben.
3.6.
Bij beschikking van 18 januari 2022 heeft voornoemde rechtbank de raad verzocht om een onderzoek te verrichten en te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
a. a) bij welke ouder dient het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te worden bepaald?
b) hoe dient de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken qua vorm en frequentie in het
belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vormgegeven te worden met de andere ouder?
c) is het belang van [minderjarige 1] ermee gediend indien er met het oog op het schooljaar
2022/2023 een schoolwisseling naar de school in België plaatsvindt?
De rechtbank heeft in afwachting van het door de raad uit te brengen rapport en advies iedere verdere beslissing aangehouden (voorlopig pro forma voor de duur van vier maanden).
3.7.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen en bij hem te bepalen afgewezen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg - en opvoedingstaken bij de vader zullen verblijven:
- één weekend per veertien dagen, van vrijdag 18:00 uur tot zondag 19:30 uur, en wel
in de oneven weekenden, tenzij partijen daarover binnen 14 dagen na de beschikking
schriftelijk een afwijkende afspraak maken en
- de helft van de feestdagen en schoolvakanties en wel in de oneven jaren de eerste
helft van de feestdagen en vakanties bij de vader en de andere helft bij de moeder
terwijl in de even jaren het precies andersom wordt bepaald tenzij partijen daarover
binnen 14 dagen na de beschikking schriftelijk een afwijkende afspraak maken.
De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend, ter vervanging van de toestemming van de vader, voor inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school in België, te weten [school 1] te [plaats] (voor het schooljaar 2022-2023).
3.8.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
Hoofdverblijf en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.9.1.
De vader voert, samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte geen reden gezien om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem te bepalen. Verder heeft de rechtbank ten onrechte de zorgregeling vastgesteld op de manier zoals deze onder rechtsoverweging 4.3. van de bestreden beschikking is beschreven.
De rechtbank gaat ten onrechte voorbij aan de argumenten van de vader die inhouden dat de minderjarigen onder de invloedsfeer van de moeder steeds verder van hem verwijderd raken. De vader vreest dat als er niets wordt gedaan aan de situatie hij nog verder buiten beeld raakt en dit een negatieve invloed heeft op het verdere leven van de minderjarigen. De vader vond het lastig om hoger beroep in te stellen, ook hij wil dat er rust komt voor de minderjarigen. Hij kan zich echter niet neerleggen bij een beslissing waarvan hij weet dat deze op langere termijn negatieve gevolgen gaat hebben voor de minderjarigen.
In het verleden is keer op keer komen vast te staan dat de minderjarigen hun eigen belangen en wensen door hun loyaliteitsconflict niet voldoende kunnen bepalen. Van een oprechte wens van de minderjarigen om meer bij de moeder te willen zijn, zoals de rechtbank overweegt, kan niet worden gesproken. Diverse hulpverleningsinstanties hebben geconstateerd dat de uitlatingen van [minderjarige 1] – dat hij het niet leuk heeft bij zijn vader en zijn partner – niet strookten met het gedrag dat hij liet zien. De minderjarigen hebben het in de praktijk heel fijn bij de vader, zij voelen alleen niet de ruimte om leuke gebeurtenissen bij de vader te benoemen.
De vader betreurt hetgeen zich heeft voorgedaan op 10 september 2022. De vader erkent zijn rol daarin en geeft toe dat dit niet had mogen gebeuren. Hij neemt het zichzelf ook kwalijk. Ondanks pogingen van zijn kant om (via zijn advocaat) weer in overleg te treden met de minderjarigen en het contact te herstellen, is dit niet gelukt. De vader heeft behoefte aan contact met de minderjarigen en gaat graag met hen in gesprek over wat er is gebeurd en naar hun kant van het verhaal te luisteren. Hij kan zich niet voorstellen dat de minderjarigen geen behoefte hebben aan voortzetting van de omgangsregeling.
De vader plaatst vraagtekens bij het advies van de raad. Dit gelet op de omvang van het dossier en de complexiteit van de situatie. Het is volgens hem onmogelijk dat de raad binnen anderhalve maand een goed beeld heeft kunnen krijgen van de dynamiek binnen het gezin, de belangen die er spelen en de (al dan niet) oprechte wens van de minderjarigen. De raad heeft slechts een beperkt aantal informanten geraadpleegd. Tijdsdruk en ondercapaciteit hebben gevolgen voor de kwaliteit van het rapport van de raad.
De vader betreurt het dat de moeder pas recent is overgegaan tot de inschakeling van hulpverlening voor de minderjarigen.
De vader acht de door de rechtbank vastgelegde weekendregeling tussen hem en de minderjarigen niet in hun belang.
De vader heeft verder een rapport van een recherchebureau overgelegd. Hij vermoedt dat de minderjarigen meer bij hun oma in [woonplaats vader] verblijven dan bij de moeder in [woonplaats moeder] .
De vader heeft op de mondelinge behandeling van het hof zijn verzoeken gewijzigd en verzocht om de oude zorgregeling (die in de beschikking van 9 september 2016 is bepaald) te hervatten, met dien verstande dat hij zijn verzoek inzake de regeling over de vakanties en feestdagen intrekt. Ook wil hij dat het hoofdverblijf van de minderjarigen wordt bepaald waarbij [minderjarige 1] bij de moeder zijn hoofdverblijf zal hebben en de [minderjarige 2] bij hem.
3.9.2.
De moeder betwist de grieven van de vader gemotiveerd. De moeder benoemt dat het voorval op 10 september 2022 traumatisch is geweest voor de minderjarigen. Daarna wilden zij geen contact meer met de vader. De moeder vindt dat de minderjarigen een en ander eerst moeten verwerken en hiervoor waarschijnlijk professionele hulp nodig hebben. De minderjarigen hebben onder andere last van nachtmerries. De dag vóór de mondelinge behandeling bij het hof heeft de moeder via de huisartsenpraktijk een doorverwijzing voor hulpverlening ontvangen.
Dat de vader buiten beeld is geraakt, heeft hij enkel aan zichzelf verwijten. Door de agressieve wijze waarop de vader uit de hoek kan komen hebben de minderjarigen zich vaker niet vrij gevoeld om te zeggen wat zij echt denken en willen. Zij zijn daardoor meer dan eens klem komen te zitten. De minderjarigen zijn bang voor de regelmatige woedeaanvallen van de vader, die samen gaan met verbaal geweld en het gooien met voorwerpen. De vader miskent zijn eigen gedrag. Hij mist zelfreflectie. Hij heeft de minderjarigen weer neergezet als leugenaars; hij heeft het over ‘verhalen van de kinderen’ en ook in het beroepschrift staat ‘dat de kinderen in hun eigen leugens zijn gaan geloven’. De vader heeft na 10 september 2022 niet de moeite genomen om de minderjarigen te bellen, te appen, mailen of een brief te schrijven. Er is enkel een verzoek via de advocaat gedaan.
De moeder heeft niets aan te merken op de kwaliteit van het rapport van de raad. De vader is het niet eens met de uitkomst van het onderzoek door de raad. Daarom stelt hij dat het rapport ondeugdelijk is.
3.10.
In haar incidenteel hoger beroep werpt de moeder op dat het niet verantwoord is om de door de rechtbank bepaalde regeling uit te voeren. De vader heeft de minderjarigen een trauma bezorgd. Er is geen vertrouwen meer bij de minderjarigen. Bovendien is er na het incident in september 2022 geen omgang meer geweest tussen de vader en de minderjarigen. De vader moet eerst aan zichzelf werken om de door de minderjarigen gevreesde woede-uitbarstingen te voorkomen.
3.11.
De vader heeft in zijn verweerschrift ten aanzien van het incidenteel hoger beroep de grief van de moeder gemotiveerd betwist. Hij erkent zijn fout en hij geeft toe dat hij zich op 10 september 2022 niet zo had moeten gedragen richting te minderjarigen. Dit betrof echter een eenmalig incident naar aanleiding van een opeenstapeling van omstandigheden. De vader wilde de minderjarigen na 10 september 2022 even rust gunnen. De vader wil de band met hen herstellen. Hij meent dat er geen sprake is van een van de situaties van artikel 1:377a lid 3 BW. Ontzegging van de omgang gaat veel te ver.
3.12.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat er sprake is geweest van een deugdelijk onderzoek. Hoewel het raadsonderzoek grotendeels in corona-tijd heeft plaatsgevonden en veel gesprekken digitaal zijn gevoerd, is de zaak niet afgeraffeld.
Dat de uitkomst teleurstellend is voor de vader betekent niet dat er geen deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
De raad erkent, gelet op de gebeurtenissen die plaatsvonden na de bestreden beschikking, dat de door rechtbank bepaalde omgang niet haalbaar is op dit moment. De raad zou nu anders adviseren. De raad begrijpt dat de minderjarigen nu rust willen. De raad meent echter dat nu sprake is van schijnrust. Het probleem moet worden opgelost. De manier waarop de minderjarigen nu terugkijken op hetgeen is gebeurd is negatief. Er dienen gesprekken plaats te vinden. Ook is er psycho-educatie voor de vader en erkenning van hem voor de beleving van de minderjarigen nodig. Ook dient de vader duidelijk sorry te zeggen tegen de minderjarigen en van daaruit kan worden gekeken naar de toekomst. Dat kan door het middel van een zogenoemde BOR 3-regeling.
De raad adviseert om tot die tijd de omgang stil te leggen.
3.13.
Het hof overweegt als volgt.
In de zaak met zaaknummer 200.319.059/02
3.13.1.
Op de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoek inzake de schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring (van de bestreden beschikking voor zover het gaan om de beslissing om aan de moeder toestemming te verlenen in [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school in [plaats]) alsnog ingetrokken.
Dit brengt mee dat de vader in dat verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
In de zaak met zaaknummer 200.319.059/01
Hoofdverblijfplaats
3.14.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
3.14.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.14.2.
De vader heeft, zoals hiervoor vermeld, zijn verzoek op de mondeling behandeling gewijzigd in die zin dat hij thans verzoekt om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder te bepalen en het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij hem.
Het hof concludeert dat de vader daarmee feitelijk slechts verzoekt wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 2] . Immers, tussen partijen staat vast, dat beide minderjarigen op dit moment staan ingeschreven en hun hoofdverblijf bij de moeder hebben.
Het hof ziet geen reden om het hoofdverblijf [minderjarige 2] in haar belang te wijzigen. Op dit moment is de relatie tussen de vader en [minderjarige 2] zodanig verstoord dat zij geen contact met elkaar hebben.
Zorgregeling
3.15.1.
Zoals hierboven overwogen kunnen ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.15.2.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er sinds het voornoemde incident in september 2022 tussen de vader en de minderjarigen geen contact meer is geweest. Verder is gebleken dat de minderjarigen het incident als zeer ingrijpend hebben ervaren.
3.16.
Het hof overweegt het volgende.
3.16.1.
Vaststaat dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds jonge leeftijd betrokken zijn bij de onrustige situatie tussen de ouders. Zij zitten in de knel tussen de beide opvoedingssituaties. Ondanks de vele jeugdhulptrajecten die zijn ingezet alsook een ondertoezichtstelling, hebben deze niet het gewenste resultaat gehad, althans blijven er fricties tussen de ouders waardoor de minderjarigen last blijven houden van deze spanningen en het contact met de vader onder druk staat. Het hof heeft daarom zorgen over de identiteitsontwikkeling van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] . Het is voor het hof lastig om, gelet op alle gebeurtenissen in de afgelopen periode, op dit moment vast te stellen wat de minderjarigen werkelijk willen, waar ze bang voor zijn en wat voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het beste is. Daarbij komt dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan.
3.16.2.
Het is voor het hof onder deze omstandigheden nog niet mogelijk om tot een verantwoorde eindbeslissing te komen.
3.16.3.
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
3.16.4.
Het benoemen van een bijzondere curator is naar het oordeel van het hof in deze zaak aangewezen, om op die manier de stem van zowel [minderjarige 1] als de stem van [minderjarige 2] in deze problematiek beter te kunnen horen en wegen. Het hof verwacht van de ouders daarbij dat de minderjarigen vrijelijk en onbelast met de bijzondere curator kunnen spreken zonder dat zij daarbij de druk van de ouders ervaren.
3.16.5.
Mr. drs. [bijzondere curator], kantoorhoudend te [kantoorplaats], is door het hof bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] op te treden en zal hiertoe voor elke minderjarige apart door het hof worden benoemd alvorens verder wordt beslist.
3.16.6.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via
www.rechtspraak.nl. Het hof acht de taak van de bijzondere curator er in deze zaak in gelegen dat zij ervoor zorgt dat de belangen van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelen.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken:
  • hoe het met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaat;
  • wat de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is ten aanzien van de invulling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en op dit moment en meer specifiek het contact met de vader;
  • of er mogelijkheden zijn tot contactherstel tussen [minderjarige 1] en de vader en [minderjarige 2] en de vader en zo ja, wat daarvoor nodig is;
  • of er in verband met dit onderzoek nog andere feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die van belang om in de rapportage en het advies te vermelden.
3.16.7.
Het hof verzoekt de bijzondere curator om een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en om vanuit het belang van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen als het gaat om de vraag of en zo ja op welke manier er weer contact kan komen tussen de vader en [minderjarige 1] en tussen de vader en [minderjarige 2] en op welke wijze aan dit contact vormgegeven kan of moet worden.
3.16.8.
Het hof wijst erop dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij het onderzoek en de rapportage het navolgende in acht zal nemen:
het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
3.16.9.
Het hof zal bepalen dat de griffie ervoor zorgdraagt dat de bijzondere curator de adres-, email- en/of telefoongegevens zal ontvangen van de moeder, de vader en de raad, zodat de bijzondere curator zo spoedig mogelijk de afspraken kan maken die zij nodig acht.
3.16.10.
Het hof zal in een brief aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitleggen waarom het hof en bijzondere curator benoemt zodat dit voor hun geen verrassing is en zij begrijpen wat dit inhoudt. Een kopie van deze brief zal ook aan de ouders en de bijzondere curator worden gestuurd.
3.16.11.
Het hof wijst partijen en betrokkenen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen betrokkenen zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
3.16.12.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 5 oktober 2023 aan het hof te doen toekomen en partijen en belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven, waarna de zaak op een nader te bepalen wijze zal worden voorgezet.
3.16.13.
Het hof overweegt verder ten aanzien van de kwaliteit van het raadsrapport als volgt. Het hof stelt voorop dat de raad een grote vrijheid en zelfstandigheid heeft om het onderzoek waarvoor hij verantwoordelijk is op de hem best voorkomende wijze te verrichten. Een onderzoek is niet onzorgvuldig op de enkele grond dat dit ook op andere wijze, met meer of andere middelen in een groter tijdsbestek, had kunnen worden uitgevoerd. In hetgeen door de vader is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de kwaliteit van het raadsrapport.
In zoverre conform het advies van de raad bepaalt het hof dat er voorlopig, in afwachting van het onderzoek door de bijzondere curator geen omgang zal zijn tussen de vader en de minderjarigen. Het hof acht, met de raad, omgang op dit moment niet in het belang van de minderjarigen.
3.16.14.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 19 oktober 2023.
School
3.17.1.
Op de mondelinge behandeling zijn de partijen alsnog overeengekomen dat [minderjarige 1] de huidige middelbare school zal afmaken. Dit is de middelbare school [school 2] in [woonplaats vader] . Partijen hebben het hof verzocht deze overeenstemming op te nemen in rechtsoverwegingen van deze beschikking.
3.17.2.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking wat betreft de aan de moeder verleende vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school in België vernietigen.
3.18.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.319.059/02:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2022;
in de zaak met zaaknummer 200.319.059/01:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover de rechtbank de moeder, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming heeft verleend voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school in België en voor zover de rechtbank een zorgregeling heeft bepaald tussen de vader en de minderjarigen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt tot bijzondere curator over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
Mr. Drs. [bijzondere curator],
werkzaam bij [kantoor] te [kantoorplaats],
[adres],
[postcode] [kantoorplaats],
telefoonnummer: [telefoonnummer],
e-mail:
[e-mail]
om in deze procedure het belang van [minderjarige 1] te behartigen met de taakomschrijving zoals hiervoor beschreven;
en benoemt tot bijzondere curator over:
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] :
Mr. Drs. [bijzondere curator] voornoemd;
om in deze procedure het belang van [minderjarige 2] te behartigen met de taakomschrijving zoals hiervoor beschreven;
draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen vóór 1 oktober 2023, althans vóór deze datum het hof schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorg draagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele adresgegevens van alle betrokkenen;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle processtukken die zich in het dossier bevinden;
  • een afschrift van het rapport van de bijzondere curator te zijner tijd aan partijen en belanghebbenden zal toezenden;
bepaalt dat partijen en belanghebbenden tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk aan het adres van het hof kunnen reageren;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de afwijzing van het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen;
bepaalt dat er voorlopig geen omgang is tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en houdt in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 19 oktober 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.P. de Beij, M.A. Stammes en is op 15 juni 2023 door C.N.M. Antens uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.