[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1999,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het openlijk in verenging geweld plegen tegen personen, te weten [slachtoffer 1] , veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De vrijspraak van wat meer of anders is tenlastegelegd omvat het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2] .
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-200148-20 heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de politierechter uitgesproken vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 2] geen beschermde vrijspraak betreft, maar toch gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen ten aanzien van de bewezenverklaring en vernietigen ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Met betrekking tot de vordering tot de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-200148-20, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering zal toewijzen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrijspraak door de politierechter ten aanzien van het tenlastegelegde met betrekking tot [slachtoffer 2] een beschermde vrijspraak betreft. Indien het hof van oordeel is dat de gehele tenlastelegging in hoger beroep aan de orde is, heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-200148-20, heeft de verdediging bepleit dat het hof deze vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep; beschermde vrijspraak?
Zoals hiervoor onder ‘Hoger beroep’ is vermeld is de verdachte vrijgesproken ter zake van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, te weten tegen [slachtoffer 2] . Bij appelschriftuur d.d. 13 juli 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte te kennen gegeven dat het hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde dat betrekking heeft op [slachtoffer 2] .
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde dat betrekking heeft op [slachtoffer 2] een beschermde vrijspraak betreft. Het door de strafbaarstelling in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht beschermd belang is, zoals de naam van Titel V leert, primair de openbare orde. Dat daarmee ook enig recht op lichamelijke integriteit wordt beschermd doet daar niet aan af. Naar aanleiding hiervan is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde dient te worden gezien als één feit en derhalve dat er geen sprake is van een beschermde vrijspraak. Gelet hierop is de gehele tenlastelegging aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Oud-Vossemeer, gemeente Tholen, met een ander of anderen op of aan de openbare weg, [naam weg] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het (meerdere malen) slaan en/of stompen tegen/op/in het gezicht en/of tegen/op het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het (meerdere malen) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Oud-Vossemeer, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- (meerdere malen) te slaan en/of te stompen tegen/op/in het gezicht en/of tegen/op het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- (meerdere malen) te schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2021 te Oud-Vossemeer, gemeente Tholen, met anderen aan de openbare weg, [naam weg] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het meerdere malen slaan tegen/in het gezicht, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, zaakregistratienummer [nummer] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , sluitingsdatum
24 november 2021, pagina 1 tot en met 66. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het primair bewezenverklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2021, p. 38-39, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Omschrijving aangifte
Feit: Openlijke geweldpleging tegen personen
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Tholen
Pleegdatum/tijd: 9 november 2021 om 16.05 uur
Vandaag, 9 november 2021, omstreeks 15.45 uur, werd ik onderweg naar huis gebeld door mijn moeder en zus met het verhaal dat er bij mijn huis vier vage figuren stonden die op zoek waren naar mij. Toen ik thuis aankwam zag ik op het terrein een grijze Opel Astra staan met daarin vier mannen. Ik parkeerde mijn auto naast de Opel. Ik herkende direct de bestuurder en bijrijder als [verdachte] en [medeverdachte] . Ik was nog maar net uitgestapt of [medeverdachte] kwam op mij afgelopen. Ik vroeg wat hij moest. Hij zei toen: “Waar denk je dat ik hier voor ben?” Vervolgens gaf hij mij direct meerdere keren een tik op mijn gezicht en lichaam. Vervolgens trekt mijn vader
(het hof begrijp hier en hierna: [slachtoffer 2] )[medeverdachte] van mij af en belandden zij samen op de grond. Op de grond werd mijn vader ook mishandeld door [medeverdachte] . Toen kwam [verdachte] op mij af en sloeg mij ook in mijn gezicht. Vervolgens kwamen de mannen die achterin de auto zaten op mij af en sloegen mij ook. Vervolgens stapten zij in de auto en reden zij weg. Ik ben gewond geraakt aan mijn lip, wang, elleboog, handen en knie. Het incident staat op beeld. Ik zal u een gegevensdrager overhandigen waarbij alles op beeld staat. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2021, p. 41-43, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 1961:
Omschrijving aangifte
Feit: Openlijke geweldpleging tegen personen
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Tholen
Pleegdatum/tijd: 9 november 2021 om 16.05 uur
Ik was 9 november 2021, omstreeks 16.30 uur, aan het werk te [adres 2] . Ik hoorde van mijn dochter [naam dochter] dat er mensen voor [slachtoffer 1] (
het hof begrijp hier en hierna: [slachtoffer 1]) waren. Ik ben toen gaan kijken op het plein voor onze zaak. Ik zag daar jongens. Ik heb mijn jas gehaald en ben toen ook naar buiten gegaan. Ik hoorde toen ik nog binnen was een hoop geschreeuw buiten. Ik zag toen ik door de deur naar buiten stapte van alles. Ik zag allemaal mensen door elkaar lopen en schreeuwen. Ik zag dat een van de mannen [slachtoffer 1] vasthad. Ik geloof dat hij [slachtoffer 1] van achter vasthad. De mannen waren met vier. Ik probeerde zo snel mogelijk bij de man komen. Ik pakte de man van achter vast. Voor mijn gevoel kreeg ik toen van hem een paar klappen. Hij sloeg mij met de vuist. Ik ben op mijn rug en mijn borst geraakt.
Ik ben inmiddels in het ziekenhuis geweest en ik blijk gekneusde ribben te hebben.
Ik heb trouwens ook last van mijn nek.
3. Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]), d.d. 10 november 2021, bevattende een screenshot van het patiëntendossier van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 1961, in het [ziekenhuis] , p. 44, voor zover inhoudende:
Datum: 9-11-2021
Soort: Beleid
Antwoord: uitleg ribcontusie, belang van adequate pijnstilling ten behoeve van ademhaling besproken
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2021, p. 51-53, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] , wonende te [adres 2] :
Ik ben moeder van [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer 1]) en de vrouw van [betrokkene] (
het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer 2]). Ik was gisteren 9 november 2021 rond 16.00 uur in de woning op ons bedrijf. Ik zag op de monitor een auto het erf opkomen. Toen ik weer op de camera keek, zag ik vier mannen voor de deur van het bedrijf staan. Ik heb [slachtoffer 1] gebeld, maar hij was al bijna thuis. [slachtoffer 1] draaide zijn auto het terrein op. De auto van de verdachten stond om de hoek. [slachtoffer 1] reed naar de auto toe
en (het hof begrijpt: ik)had goed zicht op de situatie. Ik stond ongeveer 10 meter bij de mannen vandaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] uitstapte. Ik heb gezien dat de mannen met z’n vieren [slachtoffer 1] geslagen hebben. Eén van de blanke mannen sloeg [slachtoffer 1] vol in het gezicht met zijn vuist. Ik heb gezien dat alle vier de mannen [slachtoffer 1] geslagen hebben. De ene man haalde dus uit. [slachtoffer 1] deinsde achteruit. De volgende loopt naar [slachtoffer 1] toe en slaat [slachtoffer 1] ook. Ik zag ondertussen mijn man en dochter al naar de mannen lopen. Ik heb 100% zeker gezien dat al de mannen [slachtoffer 1] geslagen hebben. Ik zag dat [betrokkene] gevallen was. [slachtoffer 1] is ook geschopt tegen zijn benen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2021, p. 20-21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 9 november 2021, omstreeks 16.06 uur, surveilleerden wij in de
omgeving van Tholen. Op dat moment werden wij door personeel van het operationeel centrum van de eenheid Zeeland West-Brabant gestuurd naar [adres 2] . Aldaar zou een vechtpartij hebben plaatsgevonden waarbij de tegenpartij was weggereden in een grijze Opel Astra. Ter plaatse aangekomen bij het pand op nummer [nummer] werden wij aangesproken door de
aanwezigen aldaar. Zij verklaarden dat zij zojuist mishandeld waren door vier personen die weg waren gereden in een grijze Opel Astra. Wij werden aangesproken door een gezin aldaar. De vader bleek ons te zijn genaamd: [slachtoffer 2] (
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]), geboren op [geboortedag 2] 1961 te [geboorteplaats 2] -. De zoon bleek ons te zijn genaamd: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1990 te [geboorteplaats 3] .
Wij zagen en hoorden dat [slachtoffer 2] pijn had in zijn lichaam en moeite had om te
staan. Hij werd door het inmiddels aanwezige ambulancepersoneel onderzocht en
vervolgens vervoerd naar het ziekenhuis te Rotterdam. Aangever (
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]) toonde ons zijn door de mishandeling opgelopen verwondingen. Wij zagen dat hij gewond was aan zijn wang, lip, elleboog en knie.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2021, p. 31-33, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 9 november 2021 om 16.45 uur namen verbalisant [verbalisant 2] en verbalisant
[verbalisant 5] , naar aanleiding van een openlijke geweldpleging, de aangifte op van [slachtoffer 1] . Bij deze aangifte werden camerabeelden door [slachtoffer 1] gevoegd. Op 10 november 2021 zag ik de voornoemde camerabeelden.
Ik zag op de beelden van de beveiligingscamera dat deze gericht was op een parkeerplaats. Ik zag dat het aanvangstijdstip van deze opname 15.59.52 uur was en het eindstip van deze opname 16.06.26 was. Ik zag dat zich aan de linkerzijde een gebouw bevond. Ik zag dat om 15.59.52 uur een licht gekleurde auto het parkeerterrein opreed. Ik zag dat de auto langs het voornoemde gebouw reed. Ik hoorde dat de auto het parkeerterrein opreed. Ik zag dat om 16.01.46 uur vier mannen (
het hof: man 1 (een) tot en met man 4 (vier)) linksonder in beeld kwamen.
Ik zag dat om 16.02.49 uur een donkere bestelauto het parkeerterrein opreed. Ik zag dat om 16.04.10 uur, vanuit rechts, man vier en man vijf (
het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer 1]) met elkaar aan het vechten waren. Ik zag dat man vier en man vijf slaande bewegingen richting elkaar maakten. Ik zag dat om 16.05.12 uur man zes (
het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer 2]) en vrouw één het gebouw uitliepen. Ik zag dat man vier man vijf schopte.
Ik zag dat om 16.05.14 uur acht mensen met elkaar aan het vechten waren. Ik zag dat er over en weer geslagen en geschopt werd. Ik zag dat man zes man vier bij zijn hoofd vastpakte en richting de grond drukte. Ik zag dat man vier op de grond viel. Ik zag dat man zes ook op de grond viel. Ik zag dat zij op de grond aan het worstelen waren. Ik zag dat man drie achter man vijf stond en hem met zijn beiden armen bij zijn middel vasthield. Ik zag dat hij man vijf optilde en hem naar de grond wierp. Ik
zag dat man één man vijf met zijn rechterhand, tegen zijn hoofd sloeg.
Ik zag dat om 16.05.43 uur de Opel Astra, vanuit rechts, weer in beeld
kwam. Ik zag dat om 16.05.50 uur drie mannen in de auto stapten en dat de auto wegreed in de richting van het toegangshek. Ik zag dat de auto om 16.06.01 uur het parkeerterrein verliet.
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, d.d. 29 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik zat in die auto (
het hof begrijpt: de auto die op 9 november 2021 het terrein van [adres 2] is opgereden). Ik ben één van die vier mannen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsvrouw van de verdachte – kort weergegeven – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen met betrekking tot [slachtoffer 2] . Ten aanzien van het tenlastegelegde met betrekking tot [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw van de verdediging naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd, nu de verdachte dit ontkent, de medeverdachte [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat de verdachte geweld heeft gepleegd en dit ook niet te zien is op de camerabeelden, hetgeen het enige objectieve bewijs is. Aan de verklaring van de getuige [getuige] dient te worden getwijfeld, nu er sprake was van een chaotische situatie, aldus de verdediging. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met zijn handelen, het enkel aanwezig zijn bij het incident, niet een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld en hiertoe ook het opzet niet heeft gehad. Tot slot heeft de verdediging benadrukt dat de aangever [slachtoffer 1] nadien zijn aangifte niet heeft willen ondertekenen.
Het hof stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem/haar te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof ziet geen enkele aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door de getuige [getuige] afgelegde verklaring. Zij heeft een, naar het oordeel van het hof, duidelijke en consistente verklaring afgelegd. Dat er sprake was van een chaotische situatie doet hieraan niet af. Deze verklaring vindt bovendien steun in de aangifte van [slachtoffer 1] , waarin ook hij heeft verklaard dat alle vier de mannen geweld tegen hem hebben gebruikt. De omstandigheid dat de aangever de aangifte later niet heeft willen ondertekenen, zoals de verdediging heeft benadrukt, maakt niet dat hieraan geen geloof dient te worden gehecht. Het hof ziet aldus geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige] en de aangever [slachtoffer 1] en derhalve worden deze verklaringen tot het bewijs gebezigd. Dat niet alle geweldshandelingen op de camerabeelden zichtbaar zijn, maakt dit oordeel evenmin anders, nu uit de camerabeelden blijkt dat voorafgaand aan de gebeurtenissen zoals die op de camerabeelden te zien zijn, zich ook een en ander heeft afgespeeld. Gelet op het vorenstaande hecht het hof geen geloof aan de door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaring bij de raadsheer-commissaris.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat de bijdrage van de verdachte verder strekte dan het enkel getalsmatig versterken van de groep. De ontkennende verklaring van de verdachte acht het hof dan ook niet geloofwaardig. Daarentegen heeft de verdachte met zijn handelen naar het oordeel van het hof een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
Met betrekking tot het tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 2] is het hof, gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat het verweer geen verdere bespreking behoeft en dit verweer zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang beschouwd met de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: