Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
eiseres in de incidenten,
1.1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/383230 / KG ZA 22-333)
2.2. Het geding in hoger beroep zowel in de hoofdzaak als in het incident
- de dagvaarding in hoger beroep tevens houdende de memorie van grieven in de hoofdzaak en in het incident met producties;
- de memorie van antwoord met productie;
- de memorie van antwoord in het incident;
- de akte van overlegging van producties 1 tot en met 5 van de vrouw;
- de akte van overlegging van producties 2 tot en met 4 van de man.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De wrakingskamer van het hof heeft op 19 december 2022 uitspraak gedaan, daarbij het verzoek tot wraking van de raadsheren afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
3.De beoordeling in de hoofdzaak en in het incident
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
- Partijen zijn de ouders van [de dochter] (hierna: [de dochter] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de dochter] .
- [de dochter] woont bij de vrouw.
- in de maanden februari en maart 2022 verblijft [de dochter] bij de man in de oneven weken van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 16.00 uur;
- vanaf 1 april 2022 verblijft [de dochter] bij de man in de oneven weken van vrijdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur;
- de ouder waar [de dochter] verblijft brengt haar op de wisselmomenten naar de andere ouder;
- partijen dienen de regeling in mei 2022 te evalueren.
i. de vrouw te veroordelen om de zorgregeling tussen de man en [de dochter] zoals
I. de man te veroordelen om totdat de bodemrechter anders heeft geoordeeld of
- in geval [de dochter] in het omgangsweekend van de man op vrijdag niet naar school
hoeft, de vrouw haar op vrijdag om 10.00 uur bij de man brengt en de man [de dochter]
In de hoofzaak3.10. De vrouw heeft in haar beroepschrift drie grieven aangevoerd en gevorderd het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de eisen van de vrouw toe te wijzen met daarbij een voorlopige contactregeling vast te stellen zoals de voorzieningenrechter in haar beschikking voorlopige voorzieningen op 20 december 2019 heeft bepaald in de zaak met zaaknummer C/01/352770, met dien verstande dat [de dochter] tweemaal per week op vrijdag, zaterdag of zondag van 9.30 uur tot 12.00 uur (aldus gedurende 2,5 uur) bij de man zal zijn waarbij de man [de dochter] aan het begin bij de vrouw ophaalt en de vrouw na afloop [de dochter] bij de man ophaalt of om een contactregeling zonder overnachting tussen de man en de minderjarige in goede justitie te bepalen zodat deze contactregeling zal gelden zolang in de hoofdzaak met zaaknummer C/01/353602 / FA RK 19- 5920 door de rechtbank Oost-Brabant niet anders en definitief is beslist, en dat het hof de eisen van de man in eerste aanleg afwijst, met veroordeling van hem in de proceskosten van beide instanties, zulks met bepaling dat er over de proceskostenveroordeling wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de datum van het te dezen te wijzen arrest, en met verklaring dat het arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 27 juli 2022 zonder advies van de raad de zorgregeling tussen de man en [de dochter] gewijzigd door te bepalen dat het omgangsweekend van de man op de vrijdagen dat [de dochter] naar school gaat na school begint in plaats van om 10.00 uur. De vrouw begrijpt niet waarom zij is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom als zij de zorgregeling niet naleeft. Ze heeft [de dochter] wel eens niet naar de man gebracht, maar telkens met een reden en waarbij ze compensatie van het gemiste contact aanbood. Aan het einde van 2021 of het begin 2022 kreeg [de dochter] steeds meer duidelijk en zorgelijk last van constipatie. De vrouw denkt dat de oorzaak daarvan stress en opgekropte spanning door de vechtscheiding was. Ook op school gaat het niet goed met [de dochter] . Om deze reden heeft de vrouw bezwaar tegen de recente contactregeling tussen man en [de dochter] . De overnachtingen zijn een probleem geworden voor [de dochter] . Dat heeft deels te maken met de spanning die zij opbouwt rondom de stoelgang en het naar de wc gaan en het feit dat de regeling helemaal niet aansluit bij haar leeftijd. [de dochter] en de man hebben baat bij twee contactmomenten per week. Als [de dochter] een weekend met overnachtingen bij de man heeft gehad komt [de dochter] door alle spanningen gebroken terug. Zij profiteert feitelijk niet van de weekendregeling bij de man en dus is de regeling niet in haar belang.
De huidige zorgregeling zijn partijen in het kader van de bodemprocedure met behulp van hun advocaten samen overeengekomen. De man betwist dat de constipatie van [de dochter] door de echtscheiding komt. Dit kan vele oorzaken hebben. De kinderarts heeft geconstateerd dat er niets aan de hand is en dat [de dochter] gezonde ontlasting heeft. De vrouw heeft geen enkel bewijs geleverd waarom de huidige regeling niet in het belang van [de dochter] zou zijn. De man heeft het fijn met [de dochter] en ziet geen vreemd gedrag. Alleen de overdrachten zijn soms een beetje spannend. Wat buiten kijf staat, is dat het in het belang van [de dochter] is dat zij op regelmatige basis contact heeft met haar vader. De man is verder van mening dat de voorzieningenrechter terecht een dwangsom heeft opgelegd omdat de vrouw [de dochter] gedurende langere periodes niet naar de man heeft laten gaan. De man is bang dat wanneer er geen sprake meer is van een dwangsom, hij [de dochter] niet meer te zien krijgt. Het is vreemd dat de vrouw weer teruggrijpt naar de regeling die in een voorlopige voorzieningenprocedure in 2019 is bepaald. De voorzieningenrechter heeft de zorgregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 17 februari 2022, in het bestreden vonnis niet gewijzigd; er is alleen uitleg gegeven hoe de zorgregeling er in praktische zin uit moet komen te zien vanaf het moment dat [de dochter] naar school gaat.