ECLI:NL:GHSHE:2023:1929

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.310.355_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding huurder voor schade aan appartement en appartementencomplex na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en Woningstichting Meerssen, hierna te noemen Wonen Meerssen, over schadevergoeding na de beëindiging van een huurovereenkomst voor een woonappartement. De huurovereenkomst is geëindigd en Wonen Meerssen vordert schadevergoeding van de huurder voor schade die hij zou hebben veroorzaakt aan het appartement en aan het gemeenschappelijk trappenhuis van het appartementencomplex. De huurder heeft de woning op 30 oktober 2020 opgezegd, maar er zijn ernstige beschadigingen geconstateerd tijdens de eindinspectie, waaronder waterschade en schade aan de cv-installatie, die ook gevolgen had voor de onderliggende woning. Wonen Meerssen heeft de huurder aangesproken voor de herstelkosten, die in totaal € 26.786,08 bedragen, inclusief buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vordering van Wonen Meerssen toegewezen, waarna de huurder in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de grieven van de huurder verworpen en de uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de huurder onvoldoende heeft betwist dat hij de schade heeft veroorzaakt. De huurder wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.310.355/01
arrest van 13 juni 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. R.R.J.W. Delsing te Kerkrade,
tegen
Woningstichting Meerssen, handelend onder de naam Wonen Meerssen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Wonen Meerssen,
advocaat: mr. M.W.M. van Doorn te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 april 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 februari 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Wonen Meerssen als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-\rolnummer 9356299 \ CV EXPL 21-3604)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met een productie (het beroepen vonnis);
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten en de kern van het geschil
3.1.1.
[appellant] heeft een woonappartement gehuurd van Wonen Meerssen. De huurovereenkomst is inmiddels geëindigd. Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] schade heeft toegebracht aan het appartement en aan het appartementencomplex, en om de vraag in hoeverre [appellant] in verband daarmee schadevergoeding moet betalen aan Wonen Meerssen.
3.1.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • a. Bij huurovereenkomst van 7 september 2016 heeft Wonen Meerssen aan [appellant] de woning met het adres [adres 1] te [plaats] , verhuurd.
  • b. In verband met het sluiten van de huurovereenkomst hebben [appellant] en een medewerker van Wonen Meerssen de woning bezichtigd. Naar aanleiding daarvan is een opnamestaat van de woning opgemaakt. Daarin zijn geen gebreken aan het gehuurde vermeld. Op het door [appellant] mede ondertekende opnameformulier staat onder meer het volgende:
“De huurder verklaart de woning in een goede staat van onderhoud en zonder gebreken in gebruik te hebben genomen.
  • c. De woning is gelegen in een appartementencomplex. Onder de door [appellant] gehuurde woning is een woning gelegen met het adres [adres 2] .
  • d. Het appartementencomplex is voorzien van een gemeenschappelijk trappenhuis.
- e. Bij brief van 3 december 2019 heeft Wonen Meerssen aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Op 25 september 2019 hebben wij een gesprek gehad betreft de beschadigde vloer in het trappenhuis. U heeft erkend dat u de schade heeft gemaakt door het verplaatsen van een wasmachine.
Door het slepen over de vloer zijn er krassen ontstaan in de marmoleum. Deze krassen zijn zo diep dat deze niet hersteld kunnen worden.
Om de vloer te herstellen zal deze vervangen moeten worden. Omdat de beschadiging van onder tot boven loopt dient op elke etage de vloer vervangen te worden zonder de traptrede.
Als bijlage vind u de offerte van firma Thibor voor het herstelwerk.
Wij verzoeken u om binnen 10 werkdagen contact op te nemen met onderstaande om te
bespreken hoe u de schade zal vergoeden.”
  • f. Thibor Woning & Projectontwikkeling (hierna: Thibor) heeft aan Wonen Meerssen een offerte van 18 juni 2020 uitgebracht voor het vervangen van de marmoleumvloer in het trappenhuis. Deze offerte beloopt € 5.022,78 inclusief btw (€ 4.151,06 exclusief btw).
  • g. Bij factuur van 19 juni 2020 heeft Wonen Meerssen de kosten van Thibor doorbelast aan [appellant] , vermeerderd met opslag van 10% over het bedrag van € 4.151,06 exclusief btw wegens toezichts- en administratiekosten. Deze factuur beloopt in totaal € 5.437,89.
  • h. Wonen Meerssen heeft de marmoleumvloer in het trappenhuis door Thibor laten vervangen. Thibor heeft daarvoor overeenkomstig de offerte € 5.022,78 inclusief btw (€ 4.151,06 exclusief btw) aan Wonen Meerssen in rekening gebracht bij facturen van 25 juni 2020 (eerste termijn van 50%) en 9 juli 2020 (tweede termijn van 50%).
  • i. [appellant] heeft de huur van de woning op 19 oktober 2020 opgezegd per 30 oktober 2020.
  • j. Bij brief van 19 oktober 2020 heeft Wonen Meerssen de huuropzegging aan [appellant] bevestigd en aan hem een bijlage met aandachtspunten voor de oplevering van de woning gezonden.
  • k. Op 21 oktober 2020 heeft Wonen Meerssen bij de politie aangifte gedaan van vernieling in de door [appellant] gehuurde woning. In de aangifte staat onder meer het volgende:
“Ik doe aangifte van vernieling van het interieur van de woning, gelegen aan het
[adres 1] te [plaats] . Deze woning betreft een appartement en is eigendom van Wonen Meerssen.
Op zondag 18 oktober 2020, omstreeks 14:15 uur, werd ik gebeld door mijn collega
[persoon A] , de technisch opzichter van Wonen Meerssen. Hij had een melding
ontvangen van de bewoonster van [adres 2] te [plaats] . Zij had gemeld dat zij
waterschade had door een lekkage in het appartement van de bovenbuurman op [adres 1] . Naar aanleiding van deze melding ben ik samen met mijn collega ter plaatse gegaan en hebben we het appartement aan het [adres 1] bekeken. Wij troffen daar een grote ravage aan. Twee radiatoren in de woonkamer waren van de muur getrokken, waardoor het water op de vloer liep. Dit veroorzaakte de waterschade bij de onderbuurvrouw. Overal op de muren, plafonds en kozijnen zat schade. Foto's van de aangetroffen situatie heb ik u via de mail gestuurd, zodat u deze kunt voegen bij
deze aangifte.
Ik heb het vermoeden dat er in de woning een hennepplantage is geweest. Aanwezige
meubels waren in de slaapkamer opgeslagen en overal in de muur en aan de plafonds
zitten gaten. In de keuken hebben we een aantal flessen plantengroeimiddel gevonden
en er is “geknoeid” in de meterkast.”
  • l. Op 30 oktober 2020 heeft de eindinspectie van de woning plaatsgevonden.
  • m. Bij brief van 30 oktober 2020 heeft Wonen Meerssen aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
Herstelwerkzaamheden
Tijdens de eindinspectie is door mij een aantal herstelwerkzaamheden en/of zelf aangebrachte voorzieningen geconstateerd, al dan niet gebreken die bij de voorinspectie nog niet (zichtbaar) waren.
Deze herstelwerkzaamheden zijn niet afgehandeld zoals dat met u is besproken. De herstelkosten van de werkzaamheden brengen wij bij u in rekening.
Overzicht herstelwerkzaamheden
(…)
Niet zichtbare schades
Wij wijzen u erop dat schade, inclusief gevolgschade en kosten door gebreken en/of wijzigingen die niet het inspectierapport zijn opgenomen en na het inleveren van de sleutels nog aan het licht komen en gezien de wet en/of huurovereenkomst eveneens door de huurder moesten zijn hersteld, door Wonen Meerssen worden hersteld. Alle hiermee gepaard gaande kosten worden bij u in rekening gebracht.”
  • n. Wonen Meerssen heeft in de woning [adres 1] herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door [XXX] Vastgoedservice. [XXX] Vastgoedservice heeft in verband daarmee bij factuur van 3 november 2020 € 12.862,86 inclusief btw (€ 10.630,46 exclusief btw) in rekening gebracht aan Wonen Meerssen.
  • o. Wonen Meerssen heeft in de woning [adres 2] ook herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door [XXX] Vastgoedservice. [XXX] Vastgoedservice heeft in verband met die werkzaamheden bij factuur van 16 december 2020 € 3.237,73 (btw verlegd) in rekening gebracht aan Wonen Meerssen.
  • p. Bij factuur van 11 maart 2021 heeft Wonen Meerssen aan [appellant] in totaal € 20.101,48 in rekening gebracht. Dat bedrag heeft betrekking op:
(1) de herstelwerkzaamheden aan appartement [adres 2] ,
(2) de herstelwerkzaamheden aan appartement [adres 1] ,
(3) coördinatiekosten opzichter,
(4) coördinatiekosten woonconsulent,
(5) 41 dagen huurderving [adres 2] , en
(6) 95 dagen huurderving [adres 1] .
- q. Bij brief van 8 juni 2021 heeft de toenmalig gemachtigde van Wonen Meerssen aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Onze opdrachtgever, Woningstichting Meerssen, heeft ons ingeschakeld in verband met de ontstane herstelkosten voor de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats] , aan het adres [adres 1] . De achterstand bedraagt per vandaag: € 25539,31. Wij stellen u voor de laatste maal in de gelegenheid het laatstgenoemd bedrag binnen 14 dagen te voldoen op onze onderstaande rekening zulks onder vermelding van ons [dossiernummer] . De termijn van veertien dagen vangt aan de dag nadat deze brief bij u is bezorgd.
Mocht het verschuldigde binnen de gestelde termijn niet in ons bezit zijn, dan stellen wij u alvast -en voor zover nog nodig- in gebreke en delen wij u mede dat u direct na het
verstrijken van deze termijn conform de wet incassokosten verschuldigd bent groot € 1030,39. Het bedrag van de incassokosten wordt verhoogd met BTW daar cliënt(e) de BTW niet kan verrekenen en op grond van de wet de BTW daarom voor Uw rekening zal komen. De BTW over de incassokosten bedraagt € 216,38 en daarom maakt cliënt(e) aanspraak op de incassokosten inclusief BTW ad € 1246,77.”
- r. Bij brief van 27 oktober 2021 heeft [de B.V.] aan Wonen Meerssen onder meer het volgende meegedeeld:
“Naar aanleiding van uw vraag met betrekking tot de oorzaak van de lekkage van de woning [adres 1] het volgende.
Op zondag 18 oktober 2020 heeft de opzichter van Wonen Meerssen, [persoon A] , mij gebeld inzake een lekkage in het plafond van de woning [adres 2] te [plaats] .
Ter plaatse aangekomen heb ik samen met [persoon A] de woning [adres 2] betreden. Als snel werd duidelijk dat de lekkage afkomstig was van het bovengelegen appartement, te weten [adres 1] .
De bewoner van [adres 1] was aanwezig en heeft ons toegang gegeven tot zijn woning. Ter plaatse heb ik geconstateerd dat diverse radiatoren van de muur waren "getrokken". Ook de cv-leidingen hingen los en een enkele leiding ontbrak zelfs.
De opzichter heeft hiervan foto's gemaakt.
Het was mij en de opzichter duidelijk dat hier geen sprake is van “normaal” gebruik.
De centrale installatie was door de lekkage behoorlijk leeggelopen waardoor ook de andere appartementen in het complex zonder verwarming zaten.
Ik heb ter plaatse een noodoplossing gemaakt door de radiatoren van [adres 1] af te koppelen.”
Het geding bij de kantonrechter
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Wonen Meerssen veroordeling van [appellant] tot betaling van € 26.786,08, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, zijnde 13 juli 2022, en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Wonen Meerssen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
  • [appellant] heeft het gemeenschappelijk trappenhuis in het appartementencomplex beschadigd. Wonen Meerssen heeft daardoor schade geleden ten bedrage van € 5.437,89.
  • [appellant] heeft voorts kort voor het einde van de huur schade toegebracht aan de cv-installatie, en daardoor in zijn woning een lekkage veroorzaakt die ook schade heeft veroorzaakt in de ondergelegen woning met [adres 2] . Ook overigens heeft [appellant] het door hem gehuurde na het einde van de huurovereenkomst in een beschadigde toestand achtergelaten. Wonen Meerssen heeft door de lekkage en de beschadigde staat van de woning een schade geleden ten bedrage van € 20.101,48.
  • In mindering op de schade komt € 0,06 ter zake teveel betaalde huur, zodat een door [appellant] te vergoeden hoofdsom resteert van € 25.539,31.
  • Daarnaast is [appellant] ter zake buitengerechtelijke kosten € 1.246,77 inclusief btw verschuldigd.
  • In totaal moet [appellant] daarom € 26.786,08 aan Wonen Meerssen voldoen.
3.2.3.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
  • [appellant] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee zijn verweer niet nader onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen, gelet op de inhoud van de door Wonen Meerssen genomen conclusie van repliek (rov. 3.3).
  • De door Wonen Meerssen gevorderde hoofdsom is voldoende onderbouwd en toewijsbaar rov. 3.4).
  • De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar (rov. 3.6).
  • De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar (rov. 3.5).
  • [appellant] moet in de proceskosten worden veroordeeld (rov. 3.7).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter, kort gezegd, de vordering van Wonen Meerssen toegewezen.
Het geding in hoger beroep
3.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Wonen Meerssen, met veroordeling van Wonen Meerssen in de proceskosten.
3.3.2.
Wonen Meerssen heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.
Over grief 1: de door Wonen Meerssen gevorderde hoofdsom
3.4.1.
Grief 1 is gericht tegen rov. 3.4 van het beroepen vonnis, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat Wonen Meerssen de door haar gevorderde hoofdsom voldoende heeft onderbouwd, en dat de hoofdsom daarom toewijsbaar is.
3.4.2.
Het hof stelt voorop dat het hierbij gaat om de hoofdsom van € 25.539,31 die hiervoor in rov. 3.2.2 van dit arrest is genoemd. Deze hoofdsom bestaat uit twee posten, te weten:
  • A. € 5.437,89 met betrekking tot schade aan het trappenhuis;
  • B. € 20.101,48 met betrekking tot overige schade, met name ter zake de lekkage die in oktober 2020 in de gehuurde woning en in de daaronder gelegen woning is geconstateerd;
waarop in mindering komt € 0,06 ter zake teveel betaalde huur.
Het hof zal die posten hieronder beoordelen.
De schade aan het trappenhuis
3.5.1.
Het door Wonen Meerssen met betrekking tot schade aan het trappenhuis gevorderde bedrag van € 5.437,89 bestaat uit de navolgende posten:
  • het bedrag van € 5.022,78 inclusief btw (€ 4.151,06 exclusief btw) dat Thibor aan Wonen Meerssen in rekening heeft gebracht voor het vervangen van de marmoleumvloer in het trappenhuis;
  • de opslag van € 415,11 (10% van het bedrag van € 4.151,06 exclusief btw) die Wonen Meerssen als onderdeel van haar factuur van 19 juni 2020 aan [appellant] in rekening heeft gebracht wegens toezichts- en administratiekosten.
De kantonrechter heeft het totaalbedrag van € 5.437,89 toegewezen.
3.5.2.
[appellant] heeft in de toelichting op grief 1 uitsluitend in punt 16 aandacht besteed aan de toewijzing van het bedrag van € 5.437,89. De tekst van dat punt 16 is een letterlijke herhaling van hetgeen [appellant] met betrekking tot de schade in het trappenhuis als verweer naar voren heeft gebracht in punt 12 van de conclusie van antwoord. Dit verweer houdt het volgende in:
  • [appellant] betwist de schade aan het trappenhuis te hebben veroorzaakt.
  • [appellant] vindt de herstelkosten te hoog. Het is onredelijk om 36 m2 marmoleum te vervangen terwijl ook volstaan had kunnen worden met het vervangen van 2 m2. Om dezelfde reden is het ook onredelijk dat 76,5 strekkende meter kitwerk in rekening is gebracht.
3.5.3.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] , tegenover de door Wonen Meerssen overgelegde bewijsstukken, onvoldoende betwist dat hij de schade aan het trappenhuis heeft veroorzaakt. [appellant] heeft niet betwist dat hij de brief van Wonen Meerssen van 3 december 2019 heeft ontvangen. In die brief heeft Wonen Meerssen aan [appellant] bevestigd dat hij in een gesprek van 25 september 2019 heeft erkend dat hij de schade aan de vloer in het trappenhuis heeft veroorzaakt door een wasmachine over de vloer te slepen. [appellant] heeft niet gemotiveerd betwist dat de inhoud van de brief juist is en dat hij inderdaad in een gesprek van 25 september 2019 heeft erkend dat hij de schade heeft veroorzaakt. Niet gesteld of gebleken is dat [appellant] ooit tegen de inhoud van de brief van 25 september 2019 heeft geprotesteerd. De enkele blote stelling van [appellant] bij de conclusie van antwoord en bij de memorie van antwoord dat hij de schade niet heeft veroorzaakt, is tegenover de door Wonen Meerssen gegeven onderbouwing onvoldoende. Omdat [appellant] onvoldoende heeft betwist dat hij de schade heeft veroorzaakt, staat dit overeenkomstig artikel 149 lid 1 Rv vast, en hoeft daarover geen bewijslevering plaats te vinden.
3.5.4.
Het verweer van [appellant] dat volstaan had kunnen worden met het vervangen van 2 m2 marmoleum en dat dan ook veel minder kitwerk noodzakelijk was geweest, slaagt ook niet. [appellant] heeft zijn stelling dat het onredelijk is om 36 m2 marmoleum te vervangen, gebaseerd op “de bij de dagvaarding gevoegde foto’s”. Dit betreft de zwart-witfoto’s van de schade aan het trappenhuis, die als productie 13 bij de inleidende dagvaarding zijn overgelegd. Wonen Meerssen heeft bij de conclusie van repliek echter als productie 23 duidelijke kleurenfoto’s van de schade in het trappenhuis overgelegd. Volgens Wonen Meerssen blijkt uit deze foto’s dat de beschadigingen in het trappenhuis van boven naar beneden liepen en dat het daarom niet mogelijk was om minder dan 36 m2 te vervangen. [appellant] heeft op deze stelling en op de daaraan ten grondslag gelegde kleurenfoto’s in het geheel niet gereageerd. Op de foto’s zijn langlopende krassen op het marmoleum te zien, ook op de overlopen tussen de trappen. Het hof verwerpt daarom het verweer van [appellant] dat volstaan had kunnen worden met de vervanging van 2 m2 marmoleum.
3.5.5.
Tegen de tarieven die Thibor heeft gehanteerd bij het opstellen van haar factuur aan Wonen Meerssen, heeft [appellant] geen bezwaren geuit. Het hof heeft ook geen aanleiding om aan te nemen dat die tarieven onredelijk zijn.
3.5.6.
Tegen de toewijzing van de opslag van € 415,11 (10% van het bedrag van € 4.151,06 exclusief btw) wegens toezichts- en administratiekosten, heeft [appellant] in de toelichting op zijn grief geen bezwaar gericht. Ook in zoverre moet het vonnis dus in stand blijven.
3.5.7.
Om bovenstaande redenen verwerpt het hof het onderdeel van grief 1 dat gericht is tegen de toewijzing van het bedrag van € 5.437,89 met betrekking tot de schade aan het trappenhuis.
De schade door lekkage en eventuele andere schade
3.6.
Het door Wonen Meerssen gevorderde bedrag van € 20.101,48 met betrekking tot schade door lekkage en eventuele overige schade, bestaat volgens de factuur van 11 maart 2021 uit de uit de volgende posten:
  • (1) € 3.917,56 ter zake de herstelwerkzaamheden aan de woning [adres 2] (het door [XXX] Vastgoedservice bij factuur van 16 december 2020 aan Wonen Meerssen in rekening gebrachte bedrag van € 3.237,73, vermeerderd met 21% btw);
  • (2) € 12.862,86 de herstelwerkzaamheden aan de woning [adres 1] , welk bedrag [XXX] Vastgoedservice bij factuur van 3 november 2020 in rekening heeft gebracht aan Wonen Meerssen;
  • (3) € 1.200,-- ter zake 16 manuren á € 75,-- per uur voor coördinatiewerkzaamheden van de opzichter;
  • (4) € 375,-- ter zake 5 manuren á € 75,-- per uur voor coördinatiewerkzaamheden van de woonconsulent;
  • (5) € 539,56 ter zake 41 dagen huurderving á € 13,16 per dag voor de woning [adres 2] ;
  • (6) € 1.206,50 ter zake 95 dagen huurderving á € 12,70 per dag voor de woning [adres 1] .
Over post 1
3.7.1.
Post 1 betreft het herstel van waterschade in de woning [adres 2] , veroorzaakt door een lekkage vanuit de bovengelegen door [appellant] gehuurde woning. Ter onderbouwing van die schade heeft Wonen Meerssen onder meer verwezen naar de aangifte die zij op 21 oktober 2020 bij de politie heeft gedaan en naar de brief van [de B.V.] van 27 oktober 2021. In die brief is op duidelijke wijze uiteengezet dat de schade in de woning [adres 2] is ontstaan doordat in de door [appellant] gehuurde bovengelegen woning diverse radiatoren op ondeskundige wijze van de muur zijn verwijderd waarbij de cv-leidingen los zijn komen te hangen en een enkele leiding zelfs ontbrak, en waardoor de centrale installatie behoorlijk was leeggelopen. Ook in de aangifte die Wonen Meerssen 21 oktober 2020 bij de politie heeft gedaan, is dit op duidelijke wijze uiteengezet.
3.7.2.
[appellant] heeft in de toelichting op grief 1 erkend dat hij de radiatoren van de muur heeft gehaald. Een reden daarvoor heeft [appellant] niet gegeven. [appellant] betwist echter dat hij het verwijderen van de radiatoren op onjuiste wijze heeft uitgevoerd en daarbij schade en waterlekkage heeft veroorzaakt. Waardoor de lekkage uit het cv-systeem dan wel is veroorzaakt, heeft [appellant] echter niet gesteld. [appellant] heeft alleen geopperd dat de lekkage is ontstaan door het handelen van het bedrijf dat in de vloer heeft gekapt. Dit betoog moet echter worden verworpen omdat uit de eigen stellingen van [appellant] volgt dat het water al over de vloer liep vóórdat het betreffende bedrijf vanwege de lekkage ter plaatse kwam.
3.7.3.
[appellant] heeft ook niet gemotiveerd betwist dat het water afkomstig was uit (het gesloten systeem van) de cv-installatie, en dat die installatie al in belangrijke mate was leeggelopen toen het bedrijf ter plaatse kwam. [appellant] heeft geopperd dat de lekkage kan zijn verergerd door de werkzaamheden van het bedrijf. Het hof verwerpt dat betoog omdat het in het licht van de vaststaande feiten onvoldoende onderbouwd is. De schade was er al toen het bedrijf ter plaatse kwam. [appellant] heeft bovendien niet gemotiveerd betwist dat er, nadat hij de radiatoren had verwijderd, leidingen los hingen of ontbraken (brief van [de B.V.] van 27 oktober 2021) en dat een en ander in elk geval de indruk wekte dat de radiatoren van de muur waren getrokken (aangifte Wonen Meerssen bij politie). [appellant] heeft voorts niet betwist dat de betreffende situatie zichtbaar is op meerdere van de kleurenfoto’s die Wonen Meerssen als productie 22 bij de conclusie van repliek heeft overgelegd. Het hof ziet de losgehaalde radiatoren en de loshangende leidingen onder meer op de fotobladen 8, 9 en 10 van productie 22.
3.7.4.
Mede gelet op het feit dat de waterschade is ontstaan nadat [appellant] de radiatoren van de wand had verwijderd, en dat toen sprake was van loshangende en ontbrekende leidingen, concludeert het hof dat [appellant] onvoldoende heeft betwist dat hij de schade heeft veroorzaakt. Omdat [appellant] dit onvoldoende heeft betwist, staat het overeenkomstig artikel 149 lid 1 Rv vast, en hoeft daarover geen bewijslevering plaats te vinden.
3.7.5.
[appellant] heeft ook niet betwist dat de lekkage heeft geleid tot schade in de ondergelegen woning [adres 2] . De omvang van de herstelkosten die [XXX] Vastgoedservice met betrekking tot die woning bij haar gespecificeerde factuur van 16 december 2020 aan Wonen Meerssen in rekening heeft gebracht, is door [appellant] niet bestreden. [appellant] heeft wel aangevoerd dat van hem slechts de kosten gevorderd mogen worden die hij zelf had moeten maken voor oplevering in goede staat. Het hof verwerpt die stelling omdat uit het eigen standpunt van [appellant] dat hij de schade niet heeft veroorzaakt, volgt dat hij niet bereid was om de schade te herstellen. Reeds daardoor is [appellant] in verzuim geraakt. [appellant] heeft ook niet gesteld dat hij in staat was om de schade zelf te herstellen tegen geringere kosten. [appellant] verkeerde in verzuim en Wonen Meerssen was daarom gerechtigd de schade op kosten van [appellant] te laten herstellen.
3.7.6.
[appellant] heeft ook overigens in de toelichting op de grief geen bezwaren gericht tegen de wijze waarop het bedrag van € 3.237,73, vermeerderd met 21% btw, aan hem is doorbelast. Het hof verwerpt daarom grief 1, voor zover betrekking hebbend op post 1.
Over post 2
3.8.1.
Post 2 betreft het bedrag van € 12.862,86 voor de herstelwerkzaamheden aan het appartement [adres 1] , wel bedrag [XXX] Vastgoedservice bij factuur van 3 november 2020 in rekening heeft gebracht aan Wonen Meerssen. De factuur is voorzien van een uitvoerige specificatie.
3.8.2.
Ook met betrekking tot deze post heeft [appellant] het verweer gevoerd dat hij de lekkageschade, die volgens Wonen Meerssen het gevolg is van het op ondeskundige wijze verwijderen van de radiatoren (het “van de muur trekken van de radiatoren”), niet heeft veroorzaakt. Het hof verwerpt dat verweer onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rov. 3.7.1 tot en met 3.7.4 is geoordeeld.
3.8.3.
Voor het overige heeft [appellant] de uitvoerig gespecificeerde factuur van [XXX] Vastgoedservice van 3 november 2020 niet betwist. [appellant] heeft nog wel, ook ten aanzien van post 2, aangevoerd dat van hem slechts de kosten gevorderd mogen worden die hij zelf had moeten maken voor oplevering in goede staat. Het hof verwerpt die stelling omdat uit het eigen standpunt van [appellant] dat hij de schade niet heeft veroorzaakt, volgt dat hij niet bereid was om de schade te herstellen. Reeds daardoor is [appellant] in verzuim geraakt. [appellant] heeft ook niet gesteld dat hij in staat was om de schade zelf te herstellen tegen geringere kosten. [appellant] verkeerde bovendien al in verzuim omdat de verplichting om het gehuurde in goede staat op te leveren, uiterlijk tot de einddatum van de huurovereenkomst kan worden opgeleverd zonder in verzuim te raken. Wonen Meerssen was dus gerechtigd de schade op kosten van [appellant] te laten herstellen.
3.8.4.
Om bovenstaande redenen verwerpt het hof grief 1, voor zover betrekking hebbend op post 2.
Over de posten 3, 4, 5 en 6
3.9.
[appellant] heeft in de toelichting op grief 1 geen bezwaar gericht tegen de toewijzing van de posten 3, 4, 5 en 6. Ook in zoverre moet het beroepen vonnis dus in stand blijven
Over grief 2: de veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter
3.10.1.
Grief 2 is gericht tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter. Naar het hof begrijpt, meent [appellant] dat de vorderingen van Wonen Meerssen hadden moeten worden afgewezen en dat Wonen Meerssen daarom in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter had moeten worden veroordeeld.
3.10.2.
Het hof verwerpt deze grief. Omdat het hof hiervoor grief 1 heeft verworpen, is [appellant] de in het ongelijk gestelde partij. De kantonrechter heeft [appellant] dus terecht in de proceskosten veroordeeld.
Conclusie en afwikkeling
3.11.1.
Omdat het hof beide grieven heeft verworpen, zal het hof het beroepen vonnis bekrachtigen.
3.11.2.
Dit brengt mee dat [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal deze proceskostenveroordeling, zoals door Wonen Meerssen gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaak-\rolnummer 9356299 \ CV EXPL 21-3604 tussen partijen gewezen vonnis van 2 februari 2022;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van Wonen Meerssen tot op heden op € 2.106,-- aan griffierecht en op € 1.531,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, E.A.M. van Oorschot en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 juni 2023.
griffier rolraadsheer