ECLI:NL:GHSHE:2023:1928

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.308.361_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van artikel 21 Rv en de nietigheid van bestuursbesluiten van STAK Bellivo

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant], wonende in België, tegen Stichting Administratiekantoor Bellivo (STAK Bellivo). De zaak betreft de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten die op 9 oktober 2019 zijn genomen door STAK Bellivo, en de vraag of deze besluiten nietig zijn wegens strijd met de statuten van de stichting. De rechtbank Oost-Brabant had eerder in een verstekvonnis geoordeeld dat de besluiten nietig waren, maar STAK Bellivo kwam in verzet tegen dit vonnis. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het hof de feiten en de rechtsvragen opnieuw heeft beoordeeld.

De relevante feiten zijn dat de Belgische familie [[familienaam]] een concern in de vleesindustrie runt, waarbij STAK Bellivo als bestuursorgaan fungeert. Na het overlijden van de oprichter, [persoon A], ontstonden er geschillen tussen de broers [appellant] en [persoon C] over de samenwerking binnen het bestuur van STAK Bellivo. Een familiale overeenkomst die op 29 augustus 2018 werd gesloten, leidde tot verdere juridische complicaties, waarbij de rechtbank Antwerpen oordeelde dat deze overeenkomst nietig was.

Het hof heeft geoordeeld dat de besluiten van 9 oktober 2019 rechtsgeldig zijn genomen, omdat de vereiste meerderheid van stemmen is behaald. Het hof heeft ook geoordeeld dat [appellant] artikel 21 Rv heeft geschonden door relevante informatie niet tijdig te verstrekken, wat heeft geleid tot een proceskostenveroordeling in zijn nadeel. De uitspraak van het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.308.361/01
arrest van 13 juni 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , België,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] (of kortweg [roepnaam] ),
advocaat: mr. M.A. Oostendorp te Velp (Gld.),
tegen
Stichting Administratiekantoor Bellivo,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als STAK Bellivo,
advocaat: mr. S.C.M. van Thiel te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 september 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 30 juni 2021, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als eiser, gedaagde in het verzet, en STAK Bellivo als gedaagde, eiseres in het verzet.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/369045 / HA ZA 21-203)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties 15 tot en met 19;
  • de memorie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling op 16 mei 2023, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij H12-formulier d.d. 4 mei 2023 door [appellant] toegezonden producties 20 tot en met 23, die hij bij de mondelinge behandeling in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Onder het kopje ‘
3. De relevante feiten’ heeft de rechtbank in het vonnis waarvan beroep vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna weergeven.
[appellant] en STAK Bellivo
3.1.1.
De Belgische familie [[familienaam]] drijft een concern in de vleesindustrie: de Bellivo-groep. Aan het hoofd van dit concern staat STAK Bellivo, in 1993 opgericht door [persoon A] en [persoon B] , gezamenlijk met hun twee zonen [persoon C] en [appellant] . Sinds het overlijden van vader [persoon A] in 2016, vormt [persoon B] samen met haar zonen [appellant] en [persoon C] het bestuur van STAK Bellivo. Zij oefenen via deze stichting hun zeggenschap over het concern uit en zijn houders van door STAK Bellivo uitgegeven certificaten van aandelen in onder meer de in Luxemburg gevestigde holdingvennootschap SA Bellivo. [persoon B] heeft het vruchtgebruik van 50% van deze certificaten. De blote eigendom daarvan berust bij [appellant] en [persoon C] . [appellant] en [persoon C] hebben verder nog ieder het vruchtgebruik van 25% van de certificaten.
De familiale overeenkomst van 29 augustus 2018
3.1.2.
Na het overlijden van vader [persoon A] is de samenwerking tussen de broers [appellant] en [persoon C] onder druk komen staan en bleek samenwerking niet meer goed mogelijk. Zij hebben een externe partij als bemiddelaar aangesteld om de onderhandelingen, gericht op het ontvlechten van de zakelijke belangen, te begeleiden. Deze onderhandelingen hebben er uiteindelijk toe geleid dat de broers en hun moeder op 29 augustus 2018 een ‘familiale overeenkomst’ hebben gesloten. Hierin hebben partijen afgesproken dat [persoon C] en [persoon B] afstand zullen doen van hun belangen in de verschillende vennootschappen van het familiebedrijf in ruil voor nader in de overeenkomst omschreven financiële tegenprestaties. Doel van die overeenkomst was om [appellant] in staat te stellen het bedrijf alleen voort te zetten, zonder verdere bemoeienis van zijn moeder of broer. Over de rechtsgeldigheid en uitwerking van die familiale overeenkomst zijn tussen enerzijds [appellant] en anderzijds zijn moeder [persoon B] en broer [persoon C] geschillen ontstaan. Tot uitvoering van de overeenkomst is het niet gekomen. De burgerlijke rechter van de rechtbank te Antwerpen heeft in een vonnis van 28 oktober 2020 voor recht verklaard dat de gehele familiale overeenkomst is komen te vervallen door het niet-vervuld zijn van de twee opschortende voorwaarden die daarin waren opgenomen. [appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Toevoeging hof: het Hof van beroep Antwerpen heeft het hoger beroep van [appellant] bij arrest van 21 februari 2022 ongegrond verklaard en voor recht gezegd dat de familiale overeenkomst van 29 augustus 2018 nietig is.
De bestuursbesluiten van 24 mei 2019
3.1.3.
Op de bestuursvergadering van STAK Bellivo van 24 mei 2019 zijn onder voorzitterschap van [persoon B] een aantal besluiten genomen, telkens met twee stemmen vóór ( [persoon B] en [persoon C] ) en één stem tegen ( [appellant] ). Die besluiten hadden onder meer betrekking op het aanstellen van een raadsman voor STAK Bellivo, en op een te houden algemene aandeelhoudersvergadering van SA Bellivo waar STAK Bellivo dan zou stemmen vóór het ontslag van twee van de huidige (externe) bestuurders van SA Bellivo en de benoeming in hun plaats van [persoon B] en vier van haar kleinkinderen tot bestuurders van SA Bellivo.
3.1.4.
Op vordering van [appellant] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant bij vonnis in kort geding van 6 augustus 2019 (347446 / KG ZA 19-342) het STAK Bellivo verboden de besluiten van 24 mei 2019 uit te voeren zolang de bodemrechter in eerste aanleg over de rechtsgeldigheid van die besluiten nog niet heeft geoordeeld.
3.1.5.
[appellant] heeft vervolgens in de bodemzaak 351947 / HA ZA 19-709 de rechtbank gevraagd de besluiten van 24 mei 2019 nietig te verklaren omdat zij niet met unanimiteit van stemmen zijn genomen, althans deze besluiten te vernietigen omdat zij volgens hem niet conform de statutaire voorschriften tot stand zijn gekomen. Die zaak is na de behandeling bij de rechtbank op de zitting van 11 mei 2021 op verzoek van de partijen in die zaak doorgehaald. Van de kant van STAK Bellivo werd namelijk de toezegging gedaan dat aan de besluiten van 24 mei 2019 geen gevolg meer zou worden gegeven. Dit hield verband met het feit dat inmiddels op 9 oktober 2019 nieuwe besluitvorming had plaatsgevonden binnen STAK Bellivo. Die nieuwe besluitvorming is onderwerp van de onderhavige procedure.
De bestuursbesluiten van 9 oktober 2019
3.1.6.
Op de bestuursvergadering van STAK Bellivo van 9 oktober 2019 heeft opnieuw en grotendeels in gelijke zin besluitvorming plaatsgevonden over de onderwerpen waarover ook al werd besloten op 24 mei 2019. [appellant] heeft daarmee wederom niet ingestemd. Het gaat onder meer om de volgende besluiten:
  • om voor STAK Bellivo een raadsman aan te stellen om haar belangen in en buiten rechte te behartigen en haar bij te staan in hoedanigheid van bestuurder/aandeelhouder binnen de diverse vennootschappen van de Bellivogroep, waarbij de communicatie tussen de raadsman en STAK Bellivo zal verlopen via de voorzitter van STAK Bellivo, [persoon B] ;
  • om STAK Bellivo te laten verzoeken tot oproeping van een algemene vergadering van aandeelhouders van SA Bellivo, met op de agenda onder meer het ontslag van twee (externe) bestuurders van SA Bellivo en de benoeming van [persoon B] en [persoon D] (althans hun managementvennootschappen) als bestuurders van SA Bellivo;
  • om STAK Bellivo op die algemene vergadering van aandeelhouders van SA Bellivo te laten stemmen vóór de voorgestelde ontslagen en benoemingen van bestuurders;
  • om [persoon B] aan te wijzen als vertegenwoordiger van STAK Bellivo tijdens de ava van SA Bellivo.
3.1.7.
Een vordering van [appellant] om STAK Bellivo te verbieden deze besluiten van 9 oktober 2019 uit te voeren, en om een tijdelijk en onafhankelijk bestuurder met beslissende stem voor STAK Bellivo te benoemen, is door de voorzieningenrechter van de rechtbank bij vonnis van 2 december 2019 afgewezen (351955 / KG ZA 19-657).
De statuten van STAK Bellivo
3.1.8.
De statuten van STAK Bellivo, laatstelijk gewijzigd op 19 december 1996, bevatten bepalingen waarvan met name de volgende (onderdelen) voor de beoordeling van deze zaak relevant zijn:

Bestuur
Artikel 4
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zeven leden.
(...)
5. Ingeval van één of meer vacatures in het bestuur blijft het bestuur niettemin volledig
bevoegd (...)
Bestuursvergaderingen, Plaats, Frequentie en Wijze van Bijeenroepen
Artikel 5
(…)
5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te
behandelen onderwerpen.
(…)
Bestuursvergaderingen, Aanwezigheidsvereiste
Artikel 6
(…)
4. Voor zover de statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle
bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte
stemmen. Indien drie of minder bloedverwanten van de oprichters een functie binnen
het bestuur hebben dienen bestuursbesluiten te worden genomen met een meerderheid
van tenminste drievierden van de aanwezige bestuursleden, waarbij indien er twee of
drie bloedverwanten van de oprichters in het bestuur zitting hebben tenminste twee
van hen en indien er één bloedverwant van de oprichter zitting heeft in het bestuur
tenminste dit ene lid zich voor het voorstel moet(en) hebben uitgesproken wil het
voorstel zijn aangenomen.
(…)”
Geschil in eerste aanleg
3.2.1.
In eerste aanleg vorderde [appellant] :
I. Primair: te verklaren voor recht dat de ter vergadering van STAK Bellivo genomen besluiten d.d. 9 oktober 2019 nietig zijn;
Subsidiair: de ter vergadering van STAK Bellivo genomen besluiten d.d. 9 oktober 2019 te vernietigen;
II. STAK Bellivo te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.2.
Bij verstekvonnis van 3 februari 2021 heeft de rechtbank de primaire vordering van [appellant] toegewezen en voor recht verklaard dat de ter vergadering van STAK Bellivo genomen besluiten van 9 oktober 2019 nietig zijn, met veroordeling van STAK Bellivo in de proceskosten.
3.2.3.
STAK Bellivo is tegen dit vonnis in verzet gekomen. Zij vorderde in verzet dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (i) het verstekvonnis van 3 februari 2021, althans de daarin gegeven verklaring voor recht, zal vernietigen, (ii) STAK Bellivo zal ontheffen van de veroordeling in de proceskosten, (iii) [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen in de dagvaarding, althans deze zal afwijzen, en (iv) [appellant] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.4.
Bij het vonnis in verzet – het vonnis waarvan beroep – heeft de rechtbank het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van [appellant] alsnog afgewezen, met veroordeling van hem in de kosten van zowel de verzet- als de verstekprocedure.
Geschil in hoger beroep
3.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep drie (met Romeinse cijfers aangeduide) grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
3.3.2.
Bij memorie van antwoord heeft STAK Bellivo de grieven bestreden. Haar conclusie strekt tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep.
Internationale aspecten
3.4.
Nu [appellant] in België woont, heeft deze zaak internationale aspecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Dit oordeel hebben partijen in hoger beroep – terecht – niet bestreden. Voorts is de rechtbank ervan uitgegaan dat Nederlands recht van toepassing is. Dat is in hoger beroep tussen partijen evenmin in geschil. Daarom zal ook het hof daarvan uitgaan.
Schending van artikel 21 Rv
3.5.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] artikel 21 Rv heeft geschonden. Het hof deelt dit standpunt. De rechtbank heeft daaraan (slechts) gevolgen verbonden bij de beslissing over de kostenveroordeling, in die zin dat de rechtbank de kosten van de verstekprocedure geheel voor rekening van [appellant] heeft gelaten. Naar het oordeel van het hof is dit in de gegeven omstandigheden een te lichte sanctie. Ter motivering dient het volgende.
3.6.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de waarheidsplicht van artikel 21 Rv voor [appellant] meebrengt dat hij het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 28 oktober 2020 had moeten overleggen bij zijn akte van 6 januari 2021. Gelet op de substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 Rv had het volgens de rechtbank bovendien voor de hand gelegen dat [appellant] in zijn dagvaarding een reactie had gegeven op de verweren van STAK Bellivo voor zover die hem bekend waren uit de nagenoeg gelijke zaak met zaaknummer 351947 / HA ZA 19-709 (zie hiervoor rov. 3.1.5).
3.7.
[appellant] heeft voor dit nalaten (ook) in hoger beroep geen aannemelijke verklaring gegeven. Het hof heeft de door de rechtbank geconstateerde schending van artikel 21 Rv tijdens de mondelinge behandeling aan de orde gesteld. [appellant] heeft hier (slechts) tegen ingebracht dat het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 28 oktober 2020 dateert van na de inleidende dagvaarding (die dateert van 9 oktober 2020) en dat in de dagvaarding is aangegeven dat de producties waarnaar in de dagvaarding is verwezen door middel van een akte overgelegd zouden worden bij de introductie van de procedure. Dat laat echter onverlet dat hij dit vonnis bij zijn akte van 6 januari 2021 had kunnen en moeten overleggen. Dit betreft immers feiten die van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van de gegrondheid van zijn vorderingen. [appellant] heeft zijn vorderingen namelijk mede gebaseerd op het bestaan van de familiale overeenkomst van 29 augustus 2018, terwijl de rechtbank Antwerpen in het vonnis van 28 oktober 2020 heeft beslist dat die overeenkomst is komen te vervallen.
3.8.
Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een ernstige schending van de verplichting van [appellant] om de rechter volledig en naar waarheid te informeren over de voor de beslissing van belang zijnde feiten. Hier komt bij dat [appellant] de dagvaarding van 9 oktober 2020 feitelijk aan zichzelf heeft uitgebracht (alle post voor STAK Bellivo wordt doorgestuurd naar [appellant] ), dat hij daarover heeft gezwegen tegenover zijn medebestuurders Maria en [persoon C] en het op deze manier bewust heeft laten aankomen op een verstekvonnis, dat hij vervolgens weer feitelijk aan zichzelf heeft doen betekenen. Dit rechtvaardigt de conclusie dat [appellant] weloverwogen en doelbewust relevante informatie heeft achtergehouden om ten koste van STAK Bellivo zijn vorderingen toegewezen te krijgen. Dat is daadwerkelijk ook gebeurd nu de rechtbank zijn (primaire) vorderingen bij verstek heeft toegewezen.
3.9.
Naar het oordeel van het hof staat reeds het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien aan toewijzing van de vorderingen van [appellant] in de weg. Het daarop gerichte verweer van STAK Bellivo, dat door de devolutieve werking van het appel ook in hoger beroep voorligt en waarin STAK Bellivo overigens in hoger beroep heeft volhard, slaagt dan ook.
3.10.
Weliswaar is dit een verstrekkende sanctie, maar als processueel onzorgvuldig handelen, zoals het handelen van [appellant] , niet streng gesanctioneerd wordt, zou dat door procespartijen als een vrijbrief kunnen worden ervaren om te pogen door middel van onwaarheden en/of onvolledigheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden en/of onvolledigheden onverhoopt aan het licht zouden komen. Dit klemt in dit geval te meer nu betrokkenen ( [appellant] enerzijds en [persoon B] en [persoon C] anderzijds) al jaren verwikkeld zijn in verschillende juridische procedures.
Toepasselijkheid van artikel 2:15 lid 4 BW
3.11.
In voornoemde omstandigheid ziet het hof aanleiding ook een inhoudelijk oordeel te geven over de vorderingen van [appellant] , meer specifiek over de nietigheid/vernietigbaarheid van de besluiten van de ter vergadering van STAK Bellivo genomen besluiten d.d. 9 oktober 2019.
3.12.
Daarvoor dient evenwel eerst een formele voorvraag te worden beantwoord. Die houdt verband met het bepaalde in artikel 2:15 lid 4 BW. Daarin is bepaald dat indien een bestuurder in eigen naam een vordering betreffende vernietiging van een besluit instelt, de rechtspersoon de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoekt iemand aan te wijzen, die ter zake van het geding in de plaats van het bestuur treedt.
3.13.
[appellant] heeft op de uit artikel 2:15 lid 4 BW voortvloeiende verplichting geattendeerd. STAK Bellivo heeft bedoeld verzoek niet gedaan. De rechtbank heeft aanwijzing van een vertegenwoordiger voor STAK Bellivo niet noodzakelijk geacht. Het hof heeft ook dit punt tijdens de mondelinge behandeling aan partijen voorgelegd. [appellant] heeft aangegeven dat wat hem betreft het verzoek niet alsnog gedaan zou hoeven worden. Ook STAK Bellivo heeft aangenomen dat dit niet (meer) hoefde.
3.14.
Blijkens de parlementaire geschiedenis is het doel van de onderhavige bepaling procederen tegen zichzelf (bij eenhoofdig bestuur) of samenspanning (bij meerhoofdig bestuur) te voorkomen. Van een noch het ander is in dit geval sprake. STAK Bellivo heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [appellant] strekkende tot vernietiging van de besluiten d.d. 9 oktober 2019. De belangen van de rechtspersoon zijn tijdens deze procedure waargenomen door [persoon B] en [persoon C] . Gesteld noch gebleken is dat STAK Bellivo in haar belangen wordt geschaad als deze zaak wordt beslist zonder aanwijzing van een vertegenwoordiger. Het hof zal dit om proceseconomische redenen dan ook doen.
Nietigheid van besluiten wegens strijd met artikel 6 lid 4 van de statuten?
3.15.
[appellant] stelt dat de besluiten d.d. 9 oktober 2019 nietig zijn wegens strijd met artikel 6 lid 4 van de statuten van STAK Bellivo. Hij legt deze bepaling aldus uit dat in het geval drie leden van de familie [[familienaam]] het bestuur van STAK Bellivo vormen, zoals sinds het overlijden van vader het geval is, bestuursbesluiten met drie/vierde meerderheid moeten worden genomen, wat in de praktijk betekent dat besluiten unaniem moeten worden genomen.
3.16.
STAK Bellivo heeft deze uitleg weersproken. Volgens haar volstaat voor de besluiten d.d. 9 oktober 2019 een gewone meerderheid en zijn deze besluiten dus op rechtsgeldige wijze genomen.
3.17.
Het hof stelt voorop dat bepalingen in statuten zoals die van STAK Bellivo in beginsel moeten worden uitgelegd aan de hand van objectieve maatstaven. Die statuten hebben immers niet alleen invloed op de rechtspositie van de opstellers daarvan, maar raken ook de rechtspositie van derden, die niet bij het opstellen ervan betrokken zijn geweest.
3.18.
Naar het oordeel van het hof strookt de (primair) door STAK Bellivo gegeven uitleg van artikel 6 lid 4 van de statuten het meest met deze maatstaf. Op grond van artikel 6 lid 4 eerste zin van de statuten worden, voor zover de statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldige uitgebrachte stemmen. In een bestuur met drie bestuursleden bestaat die volstrekte meerderheid, indien twee van de drie bestuursleden vóór hebben gestemd, zoals in het onderhavige geval.
3.19.
Een andere uitleg wijkt te zeer af van de tekst van de statuten, in het bijzonder omdat dan moet worden aangenomen dat onder ‘bloedverwanten van de oprichters’ moeten worden verstaan de oprichters zelf. Voor een dergelijke gelijkstelling bestaan geen althans onvoldoende duidelijke aanwijzingen. In artikel 2 lid 1 van de statuten is benoemd wie de oprichters van STAK Bellivo zijn, te weten: [persoon A] , [persoon B] , [appellant] en [persoon C] . De tweede zin van art. 6 lid 4 van de statuten is op het onderhavige geval dan ook niet van toepassing. Die tweede zin is blijkens de tekst alleen van toepassing indien (drie of minder)
bloedverwanten van de oprichterseen functie binnen het bestuur hebben. In het onderhavige geval is daarvan geen sprake, omdat alleen oprichters een functie binnen het bestuur hebben.
3.20.
Niet gebleken is van een subjectieve partijbedoeling van de oprichters ten aanzien van artikel 6 lid 4 van de statuten ten tijde van de oprichting van STAK Bellivo die tot een ander oordeel leidt. Het omgekeerde is veeleer het geval. Partijen zijn het eens dat STAK Bellivo is opgericht met de ouders als scheidsrechter in het geval van onenigheid tussen de kinderen. Hierbij past minder goed dat [appellant] alleen de besluitvorming in de STAK kan tegenhouden in weerwil van moeder ( [persoon B] ). Dit zou het geval zijn als, zoals door [appellant] betoogt, unanimiteit is vereist voor het op rechtsgeldige wijze nemen van bestuursbesluiten als de onderhavige.
3.21.
Evenals de rechtbank komt het hof derhalve tot de conclusie dat unanimiteit niet is vereist. Grief I, die betrekking heeft op deze kwestie, faalt dus. Partijen hebben geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden. Bewijslevering is dan ook niet aan de orde.
Vernietigbaarheid van besluiten wegens strijd met artikel 5 lid 5 van de statuten?
3.22.
[appellant] stelt dat de oproepingsbrief voor de bestuursvergadering van 9 oktober 2019 niet voldeed aan de eisen van artikel 5 lid 5 van de statuten. Hij betoogt dat de ter vergadering van STAK Bellivo genomen besluiten d.d. 9 oktober 2019 daarom vernietigbaar zijn. De rechtbank is [appellant] niet in dit betoog gevolgd. Daartegen is grief II gericht.
3.23.
Het hof stelt vast dat artikel 5 lid 5 van de statuten slechts bepaalt dat de oproepingsbrieven, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen, vermelden. Er zijn geen althans onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat [appellant] op grond van de statuten of anderszins verderstrekkende eisen aan de oproepingsbrief voor de bestuursvergadering van 9 oktober 2019 mag stellen.
3.24.
[appellant] is opgeroepen voor de vergadering van 9 oktober bij de oproepingsbrief van 27 september 2019. Deze brief is overgelegd als productie 11 bij de inleidende dagvaarding. Daarin zijn de onderwerpen voor de vergadering van 9 oktober 2019 vermeld. Bovendien bevat deze brief een toelichting (met één of meerdere alinea's) op elk van de agendapunten. Gezien de inhoud van de oproepingsbrief was het naar het oordeel van het hof voor [appellant] voldoende duidelijk waarop het agendapunt in kwestie betrekking heeft en of het zijn belangen raakt.
3.25.
Het onderhavige betoog van [appellant] kan daarnaast geen ingang vinden omdat de agendapunten nagenoeg identiek waren aan die van de vergadering van 24 mei 2019, waarbij [appellant] ook aanwezig was en waar uitvoerig over al die onderwerpen is gesproken. Het hof verwijst naar de oproepingsbrief van 17 mei 2019 voor de vergadering van 24 mei 2019 (productie 8 bij de inleidende dagvaarding) en de notulen van de vergadering van 24 mei 2019 (productie 9 bij de inleidende dagvaarding). [appellant] wist daarom wat er aan de orde zou komen op de vergadering van 9 oktober 2019. Voor zover er voor hem nog onduidelijkheden waren, had hij dit voorafgaand aan de vergadering van 9 oktober 2019 kenbaar kunnen maken en om opheldering kunnen vragen. Dit heeft hij niet gedaan.
3.26.
De oproepingsbrief van 27 september 2019 vermeldt vijf agendapunten. In de toelichting bij de onderhavige grief heeft [appellant] aangevoerd dat de agendapunten 1, 3 en 5 onvoldoende duidelijk waren. Naar het oordeel van het hof zijn deze agendapunten voldoende toegelicht in de oproepingsbrief van 27 september 2019. Over agendapunt 1 (
Aanstellen van een raadsman) merkt het hof nog op dat dit punt blijkens de notulen van de vergadering van 24 mei 2019 (zie blz. 4, 5 en 6) al uitgebreid was besproken. [appellant] heeft zich hierop dus voldoende kunnen voorbereiden. Ten aanzien van agendapunt 3 heeft STAK Bellivo terecht naar voren gebracht dat het ontslag van de heren Verbeeck en Verherstraeten, anders dan [appellant] doet voorkomen, geen beslispunt in de vergadering van STAK Bellivo van 9 oktober 2019 was. Tot slot heeft [appellant] zijn grief met betrekking tot agendapunt 5 niet althans onvoldoende concreet toegelicht.
3.27.
Grief II faalt dus eveneens. Ook wat deze kwestie aangaat hebben partijen geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat bewijslevering niet aan de orde is.
Proceskostenveroordeling in eerste aanleg
3.28.
Met grief III komt [appellant] op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Volgens de toelichting bij deze grief brengt het slagen van de grieven I en II mee dat STAK Bellivo in de kosten in eerste aanleg (zowel de verstek- als de verzetprocedure) veroordeeld dient te worden. In zoverre is dit geen zelfstandige grief, zoals door de advocaat van [appellant] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep ook is toegelicht. Deze grief behoeft dan ook geen afzonderlijke bespreking. Nu de grieven I en II falen, faalt ook grief III.
Slotsom en afwikkeling
3.29.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
3.30.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van STAK Bellivo op € 772,-- aan griffierecht en op € 2.366,-- aan salaris advocaat; en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, A.C. van Campen en M.C. Schepel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 juni 2023.
griffier rolraadsheer