3.1.In overweging 3.1. heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de feiten voor zover relevant in hoger beroep.
a. a) [appellant] heeft eind 2018 een bestek laten opstellen voor een in zijn opdracht te bouwen
woning op een perceel grond in Bavel.
b) Met het bestek heeft [appellant] zich tot diverse aannemers gewend, waaronder [geïntimeerde] , met het verzoek een offerte uit te brengen voor het bouwen van de woning. Voor [appellant] was essentieel dat de nieuwbouwregeling van BouwGarant van toepassing zou zijn, opdat het huis zou worden afgebouwd als er iets zou gebeuren.
c) [geïntimeerde] heeft daarop een overeenkomst opgesteld conform de model aanneemovereenkomst van BouwGarant en deze als offerte aan [appellant] toegestuurd. Over de hoogte van de aanneemsom en diverse aanpassingen aan het werk hebben partijen onderhandeld. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 453.000,00 inclusief 2l % btw.
d) In de op 20 december 2018 schriftelijk getekende aanneemovereenkomst staat onder meer het volgende:
“
AANNEMINGSOVEREENKOMSTvoor Eengezinswoning
met toepassing van de BouwGarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoningen 2013
Overeenkomstig het model, vastgesteld door BouwGarant op 1 januari 2014.
Bij deze aannemingsovereenkomst horen:
-
Algemene Voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoningen,
vastgesteld door de Stichting BouwGarant op 1 januari 2014;
- Algemene Toelichting voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoningen en
bijbehorende Algemene Voorwaarden, vastgesteld door de Stichting BouwGarant op 1 januari 2014;”
(…)
Zijn per 19 december 2018 overeengekomen als volgt:
I De opdrachtgever geeft opdracht en de Deelnemer neemt aan, conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) (…) al welke tot deze overeenkomst behoren en door beide partijen zijn gewaarmerkt, (…) de (…) opstal(len) zoals die is/zijn aangegeven op de bij deze overeenkomst behorende situatietekening te bouwen naar de binnen de BouwGarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2013 uitgewerkte eis van goed en deugdelijk werk (…).
(…)
Op de aannemingsovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor de
aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoningen, vastgesteld door de Stichting
BouwGarant op 1 januari 2014.
(…)
De Opdrachtgever verklaart een afschrift te hebben ontvangen van de navolgende
documenten welke een onverbrekelijk geheel vormen met deze overeenkomst:
1. de Algemene Voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoning, vastgesteld door BouwGarant op 1 januari 2014
2. de Algemene Toelichting voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoning en bijbehorende Algemene Voorwaarden, vastgesteld door BouwGarant op 1 januari 2014
3. de BouwGarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2013.”
Zowel bovengenoemde Algemene Voorwaarden (hierna te noemen: AV BouwGarant)
als de Algemene Toelichting zijn aan de aannemingsovereenkomst gehecht (als pagina’s 13 tot en met 18, respectievelijk 20 tot en met 24 van de overeenkomst) en door partijen geparafeerd.
e) In artikel 5 van de aannemingsovereenkomst is vastgelegd dat [geïntimeerde] zich heeft
verbonden om de woning binnen 130 werkbare werkdagen na het gereedkomen van de
ruwe begane grondvloer geheel voor bewoning gereed op te leveren aan [appellant] .
Over de gevolgen van wijzigingen in opdracht van de opdrachtgever voor de termijn voor oplevering bepaalt artikel 4 lid 3 van de AV BouwGarant voor zover relevant:
“ (…)
dan verstrekt de deelnemer binnen drie weken na het verzoek schriftelijke opgave van de prijs van de verzochte wijziging en het tijdstip van betaling daarvan, (…) en, indien daartoe aanleiding is, opgave van het aantal werkbare dagen waarmee de termijn voor oplevering daardoor zal worden verlengd. De wijziging maakt deel uit van het bouwplan, indien de opdrachtgever binnen een week na ontvangst van de opgave zich schriftelijk daarmee akkoord verklaart. De eventuele uit het bijwerk voorkomende verlenging van de termijn voor oplevering is voor risico van de opdrachtgever”.
Over de boete bij overschrijding van de bouwtijd bepaalt artikel 11 van de AV Bouwgarant onder meer:
“
1. Werkdagen worden als onwerkbaar beschouwd wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de deelnemer gedurende tenminste vijf uren door het grootste deel van de werknemers of machines niet kan worden gewerkt. Niet als werkdagen worden beschouwd de algemeen erkende, door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- en feestdagen, vakantiedagen en andere vrije dagen.
(…)
5.
Bij overschrijding van het aantal werkbare dagen als omschreven in artikel 5 van de aannemingsovereenkomst(…)
zal de deelnemer zonder ingebrekestelling aan de opdrachtgever een gefixeerde schadevergoeding van 0,25 ‰ (promille) van de aanneemsom per kalenderdag verschuldigd zijn.”
f) Het bestek, gedagtekend 17 december 2018, versie 1.2, waarnaar onder 1 pagina 1 van de
aannemingsovereenkomst wordt verwezen als “de betreffende technische omschrijving”,
is aan de aannemingsovereenkomst gehecht en door partijen geparafeerd.
In artikel 1.3 lid 1 van het bestek staat dat op het werk de U.A.V. 2012 van toepassing zijn.
In artikel 1.10 lid 4 van het bestek staat dat opdrachtgever bij overschrijding van de overeengekomen oplevertermijn recht heeft op een schadevergoeding van € 250,- exclusief btw per dag.
g) Op 14 maart 2019 is de ruwe begane grondvloer gereed gekomen.
h) Op 18 september 2019 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] per e-mail bericht:
“
Hierbij de offerte/calculatie mbt het betonplaat van de berging. Tevens rekening te houden met extra bouwtijd van 10 werkbare dagen.
Indien opdracht dan horen wij dit graag tijdig ivm planning.”
i. i) Op 30 september 2019 was de woning waterdicht.
j) Op 18 november 2019 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] per e-mail onder meer bericht:
“
Bijgaand treft u aan de aanneemovereenkomst voor de houten berging. Voor het timmeren van deze berging (meerwerk) rekeningen wij 9 werkbare werkdagen(…)”.
k) Op 14 januari 2020 is de woning aan [appellant] opgeleverd.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] onder meer (voor zover nog relevant in hoger beroep) [appellant] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het nog niet betaalde deel van de aanneemsom ad € 19.536,05 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.2.[appellant] heeft zich in eerste aanleg in conventie beroepen op verrekening en in reconventie betaling gevorderd van € 15.400,11 aan verbeurde boete wegens overschrijding van de bouwtijd.
3.2.3.De kantonrechter heeft de boete op grond van artikel 11 lid 5 van de AV Bouwgarant vastgesteld op € 7.587,75 (67 kalenderdagen maal € 113,25, zijnde 0,25 promille van de aanneemsom). Als gevolg daarvan heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 11.948,30 inclusief btw te betalen (€ 19.536,05 minus € 7.587,75), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juli 2020.
De proceskosten heeft de kantonrechter tussen partijen gecompenseerd en de overige vorderingen heeft de kantonrechter afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.3.1.[appellant] heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van € 12.873,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2020 en tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, zijnde € 12.225,05 met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met rente, een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest.
3.3.2.Daartoe heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd.
Grief 1 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] terecht een aannemersvergoeding van € 2.285,- over de uitgevoerde elektrotechnische werkzaamheden in rekening heeft gebracht. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] daarop geen recht omdat de elektrotechnische werkzaamheden als minderwerk uit de aanneemovereenkomst zijn gehaald en omdat de hoogte niet (voldoende) is onderbouwd.
Grief twee richt zich tegen het oordeel dat de bouwtijd met negentien dagen verlengd moet worden als gevolg van de fundering en de bouw van de berging. Volgens [appellant] betrof dit een aparte overeenkomst die los staat van de aanneemovereenkomst.
Met de derde grief betoogt [appellant] dat 19 april 2019 (Goede Vrijdag) en 31 mei 2019 (de vrijdag na Hemelvaartsdag) ten onrechte als niet werkbare dagen zijn beschouwd. [appellant] betwist dat deze dagen krachtens een cao als voorgeschreven rust- en feestdagen, vakantiedagen en andere vrije dagen gelden.
Grief 4 richt zich tegen het oordeel dat 12 juni 2019 een onwerkbare dag was. Betwist is dat het die dag meer dan vijf uur heeft geregend en ook dat als gevolg daarvan geen werk kon worden uitgevoerd.
Met grief vijf betoogt [appellant] dat de kantonrechter had moeten uitgaan van een boete van € 250,- per dag omdat dit bedrag is opgenomen in het bestek en daarmee prevaleert boven het in de AV BouwGarant genoemde bedrag.
3.3.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en onder meer geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest. Daarnaast heeft [geïntimeerde] gevorderd haar vorderingen in eerste aanleg integraal toe te wijzen en [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg te veroordelen, maar daartoe heeft [geïntimeerde] geen grieven aangevoerd zodat het hof daaraan voorbij gaat.
3.3.4.[appellant] heeft ter zitting in hoger beroep nog aangevoerd dat [geïntimeerde] de aannemersvergoeding over de elektrotechnische werkzaamheden dubbel in rekening heeft gebracht en dat [appellant] die dus al heeft betaald. [geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen het opwerpen van deze nieuwe stelling ter zitting en aangegeven daarop niet te zijn voorbereid en deze stelling daarom niet ter zitting onderbouwd met facturen te kunnen betwisten.
Het hof is van oordeel dat dit een nieuwe stelling van [appellant] betreft met een andere grondslag dan de eerder ingenomen stelling dat geen recht bestaat op de aannemersvergoeding over de elektrotechnische werkzaamheden. Mede gezien het bezwaar van [geïntimeerde] gaat het hof voorbij aan deze nieuwe stelling omdat die te laat want in strijd met de twee-conclusie-regel is aangevoerd, zoals ook ter zitting door het hof toegelicht.
Grief 1 – de aannemersvergoeding