ECLI:NL:GHSHE:2023:1905

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
20-000466-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor diefstal en overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het rijden zonder rijbewijs, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor dat onderdeel. Het hof heeft wel de overige tenlastegelegde feiten beoordeeld, waaronder diefstal en poging tot diefstal. De verdachte is veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen en het rijden zonder rijbewijs. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gelast. Het hof heeft de gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Het hof heeft de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000466-22
Uitspraak : 7 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 februari 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 96-041969-21, 01-005261-22 en 01-317175-21, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 05-122153-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 6 tenlastegelegde, te weten het op 21 september 2021 te Eindhoven rijden van een motorvoertuig zonder rijbewijs.
De politierechter heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (ten aanzien van parketnummer 96-041969-21 en parketnummer 01-317175-21 feit 5);
  • ‘diefstal’ (ten aanzien van parketnummer 01-005261-22 en parketnummer 01-317175-21 feit 1 en feit 3), en
  • ‘poging tot diefstal’ (ten aanzien van parketnummer 01-317175-21 feit 2 en feit 4),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem ter zake van het onder parketnummer 01-005261-22 en parketnummer 01-317175-21 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter heeft aan dit voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarden – waaronder begrepen dat de verdachte zich niet schuldig mag maken aan enig strafbaar feit – bijzondere voorwaarden verbonden, in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en ambulante begeleiding.
Voorts heeft de politierechter de verdachte ter zake van het onder parketnummer 96-041969-21 bewezenverklaarde veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ter zake van het onder parketnummer 01-317175-21 feit 5 bewezenverklaarde heeft de politierechter de verdachte eveneens veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 05-122153-21 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen is bepleit deze om te zetten in een taakstraf.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 6 tenlastegelegde.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaring in het hoger beroep, voor zover dat tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 6 tenlastegelegde is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 96-041969-21:
hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Leenderweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde;
in de zaak met parketnummer 01-317175-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 18 september 2021 te Eindhoven drie televisies (van het merk Sharp), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om drie televisies, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich naar de [bedrijf 1] , locatie [locatie 1] , heeft begeven
- drie televisies in een winkelwagen heeft gezet en/of vervolgens
- voornoemde televisies niet heeft aangeboden bij de kassa en/of
- heeft gepoogd met voornoemde winkelwagen met televisies de winkel te verlaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2021 te Eindhoven drie televisies (van het merk Sharp), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een jacuzzi, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich naar de [bedrijf 1] , locatie [locatie 2] , heeft begeven
- voornoemde jacuzzi niet heeft aangeboden bij de kassa en/of
- heeft gepoogd met voornoemde jacuzzi de winkel te verlaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, het [locatie 1] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde;
in de zaak met parketnummer 01-005261-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op of omstreeks 30 april 2021 te Best een of meerdere winkelgoederen (waaronder twee koffieapparaten, wasmiddel en/of sokken), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan de [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 5 tenlastegelegde
Het hof heeft, anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-041969-21, het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in de zaak met parketnummer 01-005261-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 96-041969-21:
hij op 11 februari 2021 te Eindhoven als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Leenderweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde;
in de zaak met parketnummer 01-317175-21 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op 18 september 2021 te Eindhoven drie televisies (van het merk Sharp) die aan de [bedrijf 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 20 september 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om drie televisies die aan de [bedrijf 1] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich naar de [bedrijf 1] , locatie [locatie 1] , heeft begeven
- drie televisies in een winkelwagen heeft gezet en vervolgens
- voornoemde televisies niet heeft aangeboden bij de kassa en
- heeft gepoogd met voornoemde winkelwagen met televisies de winkel te verlaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 21 september 2021 te Eindhoven drie televisies (van het merk Sharp) die aan de [bedrijf 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 9 oktober 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een jacuzzi die aan de [bedrijf 1] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zich naar de [bedrijf 1] , locatie [locatie 2] , heeft begeven
- voornoemde jacuzzi niet heeft aangeboden bij de kassa en
- heeft gepoogd met voornoemde jacuzzi de winkel te verlaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 01-005261-22 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op 30 april 2021 te Best meerdere winkelgoederen (waaronder twee koffieapparaten, wasmiddel en sokken) die aan de [bedrijf 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 96-041969-21:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Brabant Zuid-Oost, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, zaaknummer 002793079, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagenten, gesloten d.d. 15 februari 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen.
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsman dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder A, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai NL-RDW d.d. 11 februari 2021, opgenomen als bijlage bij het eindproces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 01-317175-21:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, registratienummer PL2100-2021210688, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent, gesloten d.d. 4 november 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-17.
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsman dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder C, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder D, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder E, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder F, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021 met bijlage goederen, dossierpagina’s 3-5, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 1] namens [bedrijf 1] .
Ten aanzien van parketnummer 01-005261-22:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, registratienummer PL2100-2021101342, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 4] , hoofdagent, gesloten d.d. 7 januari 2022, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-33.
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsman dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van verdachte [verdachte] onder B, zoals afgelegd ter terechtzitting bij de politierechter d.d. 23 februari 2022;
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2021 met bijlage goederen, dossierpagina’s 3-6, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2] namens [bedrijf 2] te Best.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 96-041969-21 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 01-005261-22 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een taakstraf.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen en pogingen daartoe in de [bedrijf 1] supermarkt en zich eenmaal schuldig heeft gemaakt aan diefstal in de [bedrijf 2] . De verdachte heeft 6 televisies, twee koffiezetapparaten, wasmiddel en sokken gestolen en 3 televisies en een jacuzzi gepoogd te stelen. In zijn algemeenheid brengt winkeldiefstal schade teweeg voor de betrokken winkeliers en veroorzaakt het veel overlast en ergernis voor de gedupeerden. Ook de maatschappij ondervindt schade aan winkeldiefstallen, doordat de schade die door dergelijke feiten wordt veroorzaakt en de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door consumenten worden betaald.
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een auto zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs, zoals is vereist voor het besturen van een dergelijk motorvoertuig. De verdachte heeft door aldus te handelen de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep bekennende verklaringen heeft afgelegd en daarmee getoond zijn verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafbare handelen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. De verdachte liep ten tijde van het plegen van de (pogingen tot) diefstallen op 18, 20 en 21 september 2021 en 9 oktober 2021 tevens in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf voor onder meer een poging tot diefstal. Dit alles heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft kennisgenomen van het door het Leger des Heils te Enschede opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 11 mei 2021 in een andere strafzaak tegen de verdachte onder parketnummer 05-122153-21, alsmede van de aanvullingen op dit reclasseringsadvies door het Leger des Heils te Eindhoven d.d. 9 februari 2022 en 10 mei 2023. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de reclassering een duidelijk delictpatroon ziet aangaande vermogensdelicten en het overtreden van de Wegenverkeerswet 1994 (rijden zonder rijbewijs). De voornaamste criminogene factoren liggen in de financiële situatie en de houding van de verdachte. De verdachte is kort na het starten van zijn proeftijd meermaals gerecidiveerd voor soortgelijke delicten. Gedurende het lopende reclasseringstoezicht heeft de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden uitgezeten in Duitsland wegens een diefstal gepleegd in maart 2021. Voorts is er sprake van psychische problematiek en heeft de verdachte last van depressieve gevoelens. De verdachte heeft daarnaast diverse lichamelijke problemen; hij heeft suikerziekte en is blind aan één oog. De beschermde factoren zijn gelegen in zijn huisvesting, het contact met zijn gezin en zijn prille meewerkende houding richting de hulpverlening. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Ten tijde van het plegen van de delicten waren de ambulante behandeling bij de forensisch polikliniek De Omslag en de ambulante (woon)begeleiding vanuit het Leger des Heils nog niet gestart. De reclassering is van mening dat bovengenoemde interventies op termijn kunnen bijdragen aan het terugdringen van recidive en dat een gedragsverandering bereikt kan worden. De reclassering adviseert derhalve een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, ambulante behandeling en dagbesteding.
De deskundige [deskundige] , medewerker van Reclassering Nederland, heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 24 mei 2023 het advies van de reclassering nader toegelicht. Zij heeft onder meer naar voren gebracht dat de reclassering twijfels heeft aan de motivatie van de verdachte. Zo komt de verdachte bijvoorbeeld rijdend in een auto zonder rijbewijs naar de afspraken met de reclassering.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd, de justitiële documentatie van de verdachte en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, ziet het hof – mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het strafblad van de verdachte – geen aanleiding om aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof komt voor de bewezenverklaarde feiten tot eenzelfde straf als de politierechter daarvoor heeft opgelegd en door de advocaat-generaal te dien aanzien is gevorderd.
Derhalve zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal het hof, naast de algemene voorwaarden – waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht – als bijzondere voorwaarden verbinden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en ambulante begeleiding.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96-041969-21 bewezenverklaarde acht het hof oplegging van hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Gelderland van 19 mei 2021 onder parketnummer 05-122153-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen dient te worden gelast.
In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 62, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 6 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-041969-21, het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in de zaak met parketnummer 01-005261-22 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 96-041969-21, het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in de zaak met parketnummer 01-005261-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-317175-21 onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, alsmede het in de zaak met parketnummer 01-005261-22 bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclassering Leger des Heils op het adres [adres 2] en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door Forensisch Polikliniek De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarvan de behandeling reeds is gestart binnen een eerdere proeftijd en waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan ambulante begeleiding vanuit het Leger des Heils Ambulant of een soortgelijke organisatie, te bepalen door de reclassering, waarvan de begeleiding reeds is gestart binnen een eerdere proeftijd en waarbij de begeleiding de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96-041969-21 bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week;

bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 19 mei 2021 onder parketnummer 05-122153-21, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. dr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 7 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.