In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De ouders van de minderjarige, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben verzocht de ondertoezichtstelling te vernietigen. De rechtbank had op 20 januari 2023 de minderjarige onder toezicht gesteld tot 20 januari 2024, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van het kind. De ouders stelden dat de situatie inmiddels verbeterd was en dat er geen sprake meer was van een bedreiging van de ontwikkeling van hun dochter. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2023 hebben de ouders, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders openstaan voor hulpverlening en dat de situatie in het gezin is verbeterd. Er zijn geen signalen meer van ernstige achterstanden of zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling wordt afgewezen met ingang van 26 mei 2023.