ECLI:NL:GHSHE:2023:1903

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
20-002071-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor mensensmokkel met gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor mensensmokkel, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 9.420,00, subsidiair 82 dagen hechtenis. De zaak betreft een incident op 23 november 2016, waarbij de verdachte een ander, [betrokkene], hielp om illegaal Nederland binnen te komen door hem in een auto van België naar Nederland te vervoeren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof heeft de verklaringen van de getuige [betrokkene] als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld. De verdachte is schuldig bevonden aan mensensmokkel, wat een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde vormt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete passend zijn.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002071-18
Uitspraak : 31 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2018, in de strafzaak met parketnummer 02-665020-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag verdachte] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van mensensmokkel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest en tot een geldboete ter hoogte van € 11.420,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 92 dagen hechtenis.
Door de verdediging is primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger
beroep – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2016 te Hazeldonk, gemeente Breda, in elk geval in Nederland, een ander, te weten [betrokkene] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemde [betrokkene] in een auto te vervoeren (van België naar Nederland), terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
De vermelde pagina’s verwijzen – tenzij anders is vermeld – naar de paginanummering van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, District Zuid, Brigade Scheldestromen, dossiernummer PL27YS/16-004278, sluitingsdatum 30 november 2016, doorgenummerde pagina’s 1-66, met daarbij als (ongenummerde) bijlage een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 november 2016, opgemaakt door [verbalisant 1] , houdende de inbeslagneming onder de verdachte van diverse bankbiljetten (volgnummers 01 tot en met 05).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het hierna bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van aanhoudingd.d. 23 november 2016, pagina’s 13 tot en met 15, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Verdachte:
Naam : [achternaam verdachte]
Voornaam : [voornaam verdachte]
Geboortedatum : [geboortedag verdachte] 1983
Datum aanhouding: 23 november 2016
Locatie aanhouding: Hazeldonk te Breda.
Bijzonderheid locatie: parkeerterrein Hazeldonk-Oost.
De aanhouding werd verricht door verbalisant [verbalisant 2] , wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee, district Zuid, brigade Scheldestromen, en vond plaats naar aanleiding van het volgende:
Tijdens een Mobiel Toezicht Vreemdelingen controle genoemd in de Vreemdelingenwet werd voornoemde verdachte gecontroleerd.
Ik, [verbalisant 2] , stond langs de A16 te Breda. Ik zag dat een grijze Volkswagen Golf voorzien van een Belgisch kenteken de grens passeerde. Ik zag hierbij dat er twee personen in het voertuig zaten. Nadat ik voor het voertuig ben gaan rijden en de bestuurder middels het stoptransparant een volgteken had gegeven, merkte ik op dat hij zijn snelheid extreem minderde maar mij wel bleef volgen.
Nadat ik afslag Hazeldonk-Oost nam van de Rijksweg A16, zag ik dat er een vrachtwagen geparkeerd stond op mijn rijbaan ter hoogte van het benzinestation Shell. Toen voornoemd voertuig ongeveer ter hoogte van de vrachtwagen reed, verdween hij even uit mijn zicht. Ik ben gestopt om te wachten tot hij weer in mijn zicht verscheen. Aangezien het vrij lang duurde dat de auto weer in mijn zicht kwam, had ik sterk de indruk dat hij buiten mijn zicht had stilgestaan. Op het moment dat de bestuurder naar mij toe reed, zag ik dat de bijrijder uit het voertuig was. Ik ben omgedraaid om naar de bijrijder te zoeken. Ik zag al snel, ter hoogte van de geparkeerde vrachtwagen, een man gehurkt achter een voertuig verstopt zitten. Ik heb de man naar mij toe geroepen. Deze verklaarde uit zichzelf in de Engelse taal illegaal te zijn.
De bestuurder van het voertuig is aangehouden ter zake mensensmokkel.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 november 2016, pagina’s 25-29, voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte:
(pagina 28)
Ik weet dat het strafbaar is om mensen die illegaal verblijven mee de grens over te nemen.
3.
Het
proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 31 mei 2018, voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik op 23 augustus (
het hof begrijpt: november) 2016 vanuit België naar Nederland ben gereden met [naam] .
4.
Het proces-verbaal van
getuigenverhoor van de getuige [betrokkene](het hof begrijpt gelet op bewijsmiddel 4 telkens: [betrokkene] ), geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboorteplaats 2] (Marokko) door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 15 december 2021, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [betrokkene] (hof: [betrokkene] ):
U vraagt mij of de naam [verdachte] mij wat zegt. Ja. Ik ken hem uit [plaats] . Ik ben met hem naar Nederland gekomen en toen zijn wij door de politie aangehouden. Dat was in november 2016.
U vraagt mij of ik toen de naam [naam] heb opgegeven. Ja, dat klopt. Die heb ik toen verzonnen. U vraagt mij of ik hier illegaal was. Ja. Daarom heb ik die naam verzonnen. Ik had geen legaal verblijf in België.
U vraagt mij waarom ik vanuit België naar Nederland wilde. [voornaam verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] )zei tegen mij dat hij mij naar een centrum zou brengen voorbij Utrecht om asiel aan te vragen in Nederland. U vraagt mij wiens initiatief dat was. Dat was het initiatief van [verdachte] .
Ik heb hem ontmoet in mijn woonplaats in [plaats] . U vraagt mij of wij vanuit [plaats] naar Nederland zijn gereden. Ja. [verdachte] was de bestuurder. Wij zijn vertrokken uit [plaats] en via Antwerpen gereden, want twee jongens moesten daar uitstappen. Vanuit daar zijn wij naar Nederland vertrokken.
U vraagt mij of ik aan [verdachte] iets heb moeten betalen. Ja. U vraagt mij wat ik hem heb betaald. Ik heb hem 2.000 euro betaald. Ik was niet de enige, want er waren nog twee andere jongens bij en wij moesten allemaal betalen. Hij had met mij 4.000 euro afgesproken. Ik heb hem 2.000 euro betaald en de rest zou later komen. De andere jongens hebben hem wel geld gegeven. Het was allemaal gepland door [verdachte] .
Hij zou mij eerst naar Nederland brengen. Daarna zou hij teruggaan en de anderen ook, één voor één, naar Nederland brengen.
U vraagt mij waarom [verdachte] naar mij kwam om het plan voor te leggen. Ik was zelf op zoek naar iemand die mij naar Nederland zou brengen, omdat ik niet alleen durfde te gaan omdat ik illegaal was. Ik kwam via via bij deze man, [verdachte] , en hij zou mij naar Nederland brengen. Toen hebben wij gepraat.
U vraagt mij of het voor [verdachte] duidelijk was dat ik illegaal naar Nederland zou gaan. Het is logisch natuurlijk. Als ik legaal was had ik geen geld betaald aan die man en zou ik gewoon met de trein op een legale wijze naar Nederland reizen.
U vraagt mij of ik heb gesproken met [verdachte] dat ik meewilde naar Nederland. Ja, ik had met hem gesproken. Hij vroeg mij om 4.000 euro te betalen. Ik zei tegen hem dat ik het niet had. Ik wilde de helft toen betalen en de andere helft later.
Op de dag dat [verdachte] naar Nederland reed, zei hij tegen mij: ‘wil je mee, want ik ga twee andere jongens naar Nederland brengen.
5.
Het losse
proces-verbaal van bevindingenvan de KMar Brigade Scheldestromen/Hoogerheide MTV, mutatienummer: PL27YS/22-070192, op ambtseed opgemaakt d.d. 27 september 2022 door [verbalisant 3] , adjudant-onderofficier der Koninklijke Marechaussee, met daarbij gevoegd twee bijlagen, houdende antwoorden op gestelde vragen door het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum ( CGC) en een afbeelding van een Marokkaans paspoort ten name van [betrokkene] , voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
[betrokkene] is in Belgie bekend onder de naam [betrokkene] .
Op 23 november 2016 verbleef [betrokkene] illegaal in België.
Op 23 november 2016 had [betrokkene] geen rechtmatige status, immers hij was illegaal, en had derhalve ook geen rechtsgeldige toegang tot Nederland.
6.
Het proces-verbaal d.d. 29 november 2016, pagina 49, voor zover inhoudende
als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Voorafgaand aan het overbrengen van verdachte [verdachte] heb ik verdachte onderworpen aan een veiligheidsfouillering. Hierbij zag ik dat er een verdikking onder zijn jas zat ter hoogte van zijn borstkas. Ik vroeg aan verdachte [verdachte] om zijn jas open te doen. Ik zag dat er een pakketje bankbiljetten in transparant folie uit zijn binnenzak stak. Ik hoorde verdachte zeggen dat het 11.000 euro was. Toen ik verdachte vroeg of hij nog meer geld bij zich had, zag ik dat verdachte nog een stapeltje geld uit zijn broekzak haalde. Ik hoorde verdachte zeggen dat hij in het totaal ongeveer 12.000 euro bij zich had.
7.
Het proces-verbaal d.d. 23 november 2016, pagina’s 50 en 51, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1], met dien verstande dat dit proces-verbaal enkel door verbalisant [verbalisant 1] is ondertekend:
Op 23 november 2016 hebben wij het geld dat onder [verdachte] , [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 1983, [
hof: in beslag was genomen] middels een hiervoor bestemde telmachine geteld. Hieruit bleek het volgende:
Onverpakt geld:
1 x 10 = 10,-
3 x 20 = 60,-
17 x 50 = 850,-
--------
920,-
Verpakt geld:
1 x 100 = 100,-
208 x 50 = 10.400,-
-----------
10.500,-
Totaal: 11.420,-
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman, op gronden als verwoord in de pleitnota, betoogd dat er – anders dan bij [betrokkene] – geen redenen zijn om te twijfelen aan de verklaringen die de verdachte vanaf het begin van de strafzaak heeft afgelegd. Volgens de raadsman kan op grond van de verklaringen van de verdachte niet worden vastgesteld dat hij wetenschap had omtrent de illegale status van [betrokkene] , noch dat hij ernstige reden had om dit te vermoeden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof merkt allereerst op dat het de verdediging niet volgt in diens stelling dat de verdachte steeds consequent heeft verklaard. Zo heeft hij wisselend verklaard over hetgeen hem door de betreffende persoon die zich destijds [naam] noemde, is verteld over de reden dat hij langs de snelweg zou lopen en ook zijn verklaringen over een geldlening zijn niet steeds consequent. Voorts heeft de verdachte geen plausibele en verifieerbare verklaring kunnen geven voor het onder zich hebben van het inbeslaggenomen geldbedrag en het doel daarvan. Daarentegen heeft de getuige [betrokkene] naar ’s hofs oordeel een plausibele uitleg gegeven waarom hij bij zijn ondervraging door de Koninklijke Marechaussee anders heeft verklaard dan bij de raadsheer-commissaris in dit hof. Dat hij zich sommige details verder niet meer kan herinneren, kan worden geweten aan het tijdsverloop tussen de pleegdatum en zijn verhoor door de raadsheer-commissaris.
Voorts is het hof van oordeel dat de verklaring van de getuige [betrokkene] over het algemeen, meer geloof verdient dan de verklaring van de verdachte. Zo acht het hof het aannemelijker dat [betrokkene] bij de verdachte in [plaats] in de auto is gestapt teneinde over de grens met Nederland te worden gebracht dan dat hij langs de snelweg in België liep, ongeveer 10 kilometer van de grens met Nederland, en hierbij, naar zeggen van de verdachte, midden op de snelweg zou hebben gelopen en voor de auto van de verdachte zou zijn gelopen, waardoor de verdachte zijn auto tot stilstand moest brengen. Het hof vermag ook niet in te zien waarom [betrokkene] in dat geval niet zo heeft verklaard, maar juist een voor hemzelf belastende verklaring heeft afgelegd, te weten dat hij illegaal is, hetgeen overigens wordt bevestigd in het proces-verbaal van de KMar Brigade Scheldestromen/Hoogerheide MTV. Ook past het stoppen en uit de auto stappen van [betrokkene] buiten het zicht van de verbalisant en het zich gehurkt verstoppen achter een voertuig op parkeerterrein Hazeldonk Oost veel meer bij de lezing van de feiten van [betrokkene] dan die van de verdachte.
Tot slot vindt de verklaring van [betrokkene] ook steun in het aantreffen van het grote geldbedrag onder de verdachte. Immers, volgens zijn verklaring zou [betrokkene] voor het over de grens brengen door de verdachte aan hem in het totaal 4.000 euro moeten betalen, waarvan hij de verdachte voor zijn aanhouding al 2.000 euro had betaald en de andere 2.000 euro zou hij later betalen. Ook de twee andere jongens zouden geld aan de verdachte hebben betaald voor het over de grens brengen door hem. Ervan uitgaande dat ook zij circa 4.000 euro hebben moeten betalen, dan zou de verdachte circa 10.000 euro bij zich moeten dragen. Dit komt dicht in de buurt van een groot deel van het geldbedrag dat bij de verdachte is aangetroffen door de verbalisanten en vervolgen in beslag is genomen.
Dit alles maakt dat het hof de verklaring van de getuige [betrokkene] afgelegd bij de raadsheer-commissaris in dit hof geloofwaardig en betrouwbaar en derhalve voor het bewijs bruikbaar acht. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdachte afwijkende verklaringen van [betrokkene] , te twijfelen.
Nu het hof de verklaring van [betrokkene] tot het bewijs bezigt, wordt de door de verdediging bepleite vrijspraak weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze hiervoor zijn opgenomen. Het verweer wordt dan ook door het hof verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 november 2016 in Nederland een ander, te weten [betrokkene] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland door voornoemde [betrokkene] in een auto te vervoeren van België naar Nederland, terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mensensmokkel.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 11.420,00.
De verdediging heeft het hof verzocht om te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf. In het geval dat het hof de verdachte veroordeelt tot een geldboete ter hoogte van het in beslag genomen geldbedrag, heeft de raadsman het hof verzocht om dan niet daarnaast tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede gelet op de hoogte van de geldboete.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel door [betrokkene] behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland. Dit is een ernstig feit. Mensensmokkel maakt namelijk een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde en doorkruist het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen. Het houdt een illegaal circuit in stand dat gemakkelijk leidt tot allerlei vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
Feiten als deze zijn zo ernstig, dat alleen een gevangenisstraf als passende straf kan worden beschouwd. Bovendien dient van de straf een afschrikwekkende, preventieve werking uit te gaan, om de verdachte, maar ook anderen, ervan te weerhouden dit soort feiten te plegen.
Reeds om die reden kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf of een taakstraf, zoals door de verdediging is verzocht.
Omtrent de persoon van de verdachte zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die dwingen tot de oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, zoals dit ook door de rechtbank is opgelegd, is beginsel als passend kan worden beschouwd.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep fors is overschreden. Slechts een deel van deze overschrijding is te wijten aan de verdediging. Dit maakt dat het hof een strafkorting van 10% redelijk acht en daarmee de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 54 dagen met aftrek van voorarrest in beginsel passend.
Met de advocaat-generaal is het hof echter van oordeel dat in onderhavige zaak ook een geldboete op zijn plaats is. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat het de verdachte in het bijzonder om het geldelijk gewin was te doen. Voor hem was het naar het oordeel van het hof een verdienmodel. Het hof zal deze geldboete bepalen op € 9.420,00, subsidiair 82 dagen hechtenis.
Nu het hof tevens deze geldboete oplegt, acht het aangewezen om de duur van de voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te verlagen naar 1 maand.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 9.420,00, subsidiair 82 dagen hechtenis, passend is bij de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en hetgeen het hof is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft het hof tevens rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De door de raadsman vastgestelde strafmodaliteiten doen geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde, zodat het hof daar aan voorbij gaat.
Beslag
Onder de verdachte is een geldbedrag ter hoogte van € 11.420,00 in beslaggenomen. Op dit geldbedrag rust inmiddels conservatoir beslag, waardoor het hof niet meer hoeft te beslissen op deze inbeslagneming. Uit de op 19 januari 2017 door de rechter-commissaris in de rechtbank Zeeland-West-Brabant verleende machtiging conservatoir beslag volgt overigens dat dit een zogenoemd boetebeslag betreft.
Het conservatoire beslag staat er echter niet aan in de weg om (een deel van) dit geldbedrag verbeurd te verklaren, indien aan de voorwaarden hiervoor is voldaan.
Op grond van de eigen verklaring van de verdachte is het hof gebleken dat het betreffende geldbedrag aan de verdachte toebehoorde. Voorts is het hof op grond van de verklaring van de getuige [betrokkene] gebleken dat in ieder geval € 2.000,00 van dit geldbedrag door middel van de bewezenverklaarde mensensmokkel is verkregen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat € 2.000,00 van het geldbedrag waar conservatoir beslag op rust, vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof zal overeenkomstig beslissen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Voor zover daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 9.420,00 (negenduizend vierhonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
82 (tweeëntachtig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag ter hoogte van
€ 2.000,00.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 31 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.