De moeder voert in beide zaken in haar beroepschriften, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft in de beschikkingen van 10 en 23 januari 2023 en 17 april 2023 ten onrechte een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend respectievelijk verlengd.
In de bestreden beschikkingen komt niet, dan wel onvoldoende, tot uitdrukking wat het onmiddellijke en ernstige gevaar voor [minderjarige] zou zijn op grond waarvan hij niet langer bij de moeder zou kunnen blijven. Ook is er niet voldaan aan het wettelijk criterium dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en de rechtbank heeft deze beslissingen niet voldoende gemotiveerd.
In de eerste plaats was de rechtbank niet volledig door de raad geïnformeerd. De raad heeft het eerdere raadsrapport van 2 november 2022 achtergehouden. De rechtbank heeft onvoldoende de zorgen over de vader kunnen meewegen die uit het raadsrapport van 2 november 2022 volgden, te weten de emotionele en fysieke veiligheid van [minderjarige] bij de vader, de verslavingsproblematiek van de vader en het feit dat de vader niet gemotiveerd is om hulpverlening te ontvangen met betrekking tot de opvoeding en verzorging van [minderjarige].
Daarnaast benadrukt de moeder dat de enkele actie van de vader op 9 januari 2023 (het zonder toestemming ophalen van [minderjarige] bij school) de directe aanleiding voor de raad was tot het aanvragen van een spoedmachtiging. Er was geen sprake van een zorgelijke situatie bij de moeder thuis of acute zorgen omtrent de veiligheid van [minderjarige]. Als de vader [minderjarige] niet van school zou hebben opgehaald was er in de overtuiging van de moeder in het geheel geen machtiging tot uithuisplaatsing verzocht omdat er op dat moment geen acute zorgen waren over de veiligheid bij de moeder.
De moeder heeft ter mondelinge behandeling toegelicht dat er al sprake was van (door haar zelf ingeschakelde) hulpverlening. Dit aangezien zij medio december 2022 kampte met acute gezondheidsproblemen (later gediagnosticeerd als fibromyalgie), waardoor zij [minderjarige] niet zelf naar school kon brengen. Dit was echter geen noodzaak om in te grijpen. Het schoolverzuim van [minderjarige] was al onder haar aandacht maar het was de vader die niet wilde meewerken aan de aanvraag bij de gemeente voor taxivervoer van en naar school.
Dat de moeder een overbelaste indruk maakte tijdens het huisbezoek van de raad medio januari 2023 wijt zij aan de door de vader veroorzaakte situatie op 9 januari 2023. Bovendien heeft de raad niet nader onderbouwd dat er bij de moeder thuis sprake was van een stank en rommel. Het is de interpretatie van de raadsonderzoeker, aldus de moeder.
Voor zover de hygiëne bij de moeder thuis als een reële / acute dreiging was aan te merken, had kunnen worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen.
Weliswaar keurt de rechtbank het handelen van de vader expliciet af maar oordeelt desondanks dat deze situatie niet teruggedraaid dient te worden. Hiermee miskent de rechtbank dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder is en dat daar alleen een wijziging in aangebracht dient te worden als dat in het belang van [minderjarige] noodzakelijk zou zijn en niet omdat de vader het nodig vindt om in te grijpen.
Tot slot heeft de rechtbank in de beschikking van 10 januari 2023 ten onrechte als feit vermeld dat [minderjarige] bij de vader woont. De moeder benadrukt dat [minderjarige] bij haar woonde op het moment dat de vader hem zonder toestemming van de moeder bij school ophaalde en bij hem thuis hield. Daarbij komt dat de vader een week voor de gebeurtenis op 9 januari 2023 [minderjarige], wederom zonder toestemming van de moeder, bij de gemeentelijke basisadministratie op zijn adres heeft ingeschreven.