In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, die onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder en de stiefvader van de minderjarige hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 2 januari 2023 is uitgesproken, te vernietigen. De rechtbank had de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die loopt tot 2 januari 2024. De appellanten zijn van mening dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en dat de minderjarige weer thuis kan wonen, gezien de positieve ontwikkelingen in zijn situatie.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2023, waarbij de moeder, de stiefvader, vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te uiten, wat hij ook heeft gedaan. De raad en de GI hebben echter betoogd dat, gezien de problematiek van de minderjarige, het noodzakelijk is dat hij in de huidige situatie blijft, om te voorkomen dat er opnieuw een crisisplaatsing nodig is.
Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige noodzakelijk blijft. De minderjarige heeft te maken met trauma- en hechtingsproblematiek, en het vinden van een geschikte behandelplek is complex. Het hof heeft de grieven van de moeder en de stiefvader afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.