ECLI:NL:GHSHE:2023:1883

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
200.321.132_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van twee minderjarigen, geboren in 2013 en 2014. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en aan haar alleen het gezag toe te kennen. De man, verweerder in hoger beroep, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 18 november 2022 de verzoeken van de vrouw afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

De vrouw en de man zijn in 2017 gescheiden, en de kinderen wonen bij de vrouw. De man verblijft sinds september 2022 in Marokko en is niet betrokken bij de zorg voor de kinderen. De GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) en de Raad voor de Kinderbescherming hebben tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de situatie waarin de kinderen klem zitten tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er geen communicatie tussen de ouders is en dat de man zijn verantwoordelijkheden niet nakomt.

Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de vrouw alleen het gezag over hen uitoefent. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de vrouw is toegewezen, waardoor het gezamenlijk gezag is beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de vrouw is toegekend. Deze uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden geregistreerd in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juni 2023
Zaaknummer: 200.321.132/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01351754 / FA RK 19-5056
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.J. Driessen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man
,
advocaat in eerste aanleg: mr. Ö. Aydogan (onttrokken bij V-formulier van 26-1-2023).
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 29 december 2020, 17 augustus 2021 en 18 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 6 januari 2023, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking van 18 november 2022 deels te vernietigen (naar het hof begrijpt) voor zover het betreft de beslissing over het gezag en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en aan haar het eenhoofdig gezag over de kinderen toe te kennen, toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Driessen;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een V-formulier van de advocaat van de vrouw met bijlagen (een deel van het proces-dossier in eerste aanleg), ingekomen op 27 januari 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking tussen partijen van 28 maart 2017 is op 4 september 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
De vrouw en de man zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Zij oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. De kinderen wonen bij de vrouw.
3.3.
Bij beschikking van 13 juli 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 19 december 2022 tot 13 januari 2024.
3.4.
Bij beschikking van 2 april 2019 is de eerder (bij beschikking van 3 december 2018) vastgestelde zorgregeling gewijzigd, in die zin dat de man gerechtigd is tot begeleid contact met de kinderen één keer per twee weken gedurende twee uur op het kantoor van de GI.
Verloop van de procedure in eerste aanleg
3.5.
De vrouw heeft bij inleidend verzoekschrift (ingediend d.d. 22 oktober 2019) verzocht te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag wordt beëindigd en dat aan haar het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt toegekend. Verder heeft zij een aanvullend verzoek gedaan tot verkrijging van vervangende toestemming voor verlenging van de reisdocumenten van de kinderen.
De man heeft bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek (ingediend d.d. 31 augustus 2020) verzocht de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de kinderen gedurende drie maanden elke zaterdag van 9.00 uur tot 16.00 uur bij hem verblijven en indien dit naar wens verloopt de zorgregeling uit te breiden naar een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
3.6.
Bij beschikking van 29 december 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de beslissing op de verzoeken betreffende het gezag en de zorgregeling aangehouden, met het verzoek aan de GI om uiterlijk 15 juni 2021 schriftelijk verslag uit te brengen over de stand van zaken en te adviseren over de voorliggende verzoeken. Het aanvullende verzoek van de vrouw is afgewezen.
Bij brief van 15 juni 2021 heeft de GI geadviseerd de beslissing op de nog voorliggende verzoeken aan te houden, in afwachting van het traject bij [instantie 1] en de individuele hulpverlening van [instantie 2] .
3.7.
Bij beschikking van 17 augustus 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de beslissing op de verzoeken betreffende het gezag en de zorgregeling aangehouden in afwachting van het verloop van de omgangsbegeleiding bij [instantie 1] en de individuele begeleiding door [instantie 2] . De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk 10 februari 2022 schriftelijk verslag uit te brengen en te adviseren met betrekking tot het gezag en de zorgregeling.
De GI heeft bij brieven van 18 februari 2022 en 7 oktober 2022 nader verslag en advies uitgebracht.
3.8.
Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 18 november 2022 heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank van 2 april 2019 voor wat betreft de zorgregeling gewijzigd en bepaald:
- dat [minderjarige 2] en de man recht hebben op contact met elkaar minimaal één keer in de twee weken twee uur, begeleid door iemand uit het netwerk (bijvoorbeeld tante vaderszijde) of – indien dat door de GI noodzakelijk wordt geacht – door een door de GI aan te wijzen professionele instantie;
- dat [minderjarige 1] en de man recht hebben op contact met elkaar minimaal één keer in de twee weken twee uur, begeleid door een door de GI aan te wijzen professionele instantie en eventueel ook in aanwezigheid van iemand uit het netwerk (bijvoorbeeld tante vaderszijde);
- het meer of anders verzocht is afgewezen.
De omvang van het geschil en de standpunten
3.9.
De vrouw kan zich met de beschikking van 18 november 2022 niet verenigen voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek om het gezamenlijk gezag van haar en de man over de kinderen te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.10.
De vrouw voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Voor zover de rechtbank heeft overwogen dat minder verstrekkende alternatieven voor eenhoofdig gezag nog niet zijn geprobeerd, heeft de rechtbank miskend dat die er vanwege de houding van de man niet zijn. De man verblijft inmiddels acht maanden in Marokko en is op geen enkele wijze betrokken bij de kinderen. Hij voert de zorgregeling niet uit en komt de afspraken met de hulpverlening niet na. Dit blijkt ook uit het schrijven van de GI aan de rechtbank d.d. 7 oktober 2022. De GI constateert dat de man ‘uit beeld’ blijft, uitnodigingen negeert en dat het niet tot enige vorm van communicatie met de man komt. Illustratief is dat de man zonder reden niet aanwezig was bij de mondelinge behandelingen op 21 oktober 2022 (betreffende het gezag) en op 19 december 2022 (betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling). Er is thans geheel geen communicatie tussen de vrouw en de man. Dit is niet aan de vrouw te wijten. Wijziging van het gezag brengt rust en stabiliteit voor de vrouw en de kinderen.
3.11.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De man is in september 2022 naar Marokko gegaan. De zorgregeling is gestagneerd. De GI heeft alleen via whatsapp contact met de man. Zij stuurt de man berichten en krijgt daarop soms wel en soms geen reactie. Onduidelijk is wanneer de man terugkeert naar Nederland. Dit hangt boven het hoofd van [minderjarige 1] , waardoor hij niet kan worden behandeld voor zijn trauma. [instantie 2] heeft voorgesteld om met de man in gesprek te gaan, maar de man is niet verschenen bij het daarvoor geplande contactmoment via videobellen. De rechtbank heeft overwogen dat minder verstrekkende alternatieven voor eenhoofdig gezag nog niet zijn geprobeerd, maar al het mogelijke is gedaan. De GI weet niet wat zij verder nog moet proberen. Het gezamenlijk gezag heeft weerslag op het functioneren van de vrouw, wat gevolgen heeft voor de stabiliteit van haar gezin, terwijl de vrouw een goede moeder is. De verzochte wijziging van het gezag is van belang om de vrouw in haar ouderrol te sterken.
3.12.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het verzoek van de vrouw tot beëindiging van het gezamenlijk gezag toe te wijzen en haar alleen met het gezag te belasten. Voor nu is duidelijk dat het voor de man zelf niet haalbaar is om de betrokken vader te zijn die hij op sommige momenten aangeeft te willen zijn. Met het in stand houden van het gezamenlijk gezag zijn de kinderen niet geholpen. De vrouw moet zich kunnen focussen op de kinderen.
De motivering van de beslissing
5.13.
Het hof overweegt als volgt.
5.13.1.
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.13.2.
De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat sprake is van een situatie waarin de kinderen klem zitten tussen hun ouders. Dit is in hoger beroep niet betwist. De klemsituatie van de kinderen is onveranderd.
5.13.3.
Uit de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is het hof verder het navolgende gebleken.
De man verblijft inmiddels acht maanden in het buitenland. Hij komt de vastgestelde zorgregeling niet na en geeft geen duidelijkheid over wanneer hij terugkeert naar Nederland. De GI kan slechts beperkt, via whatsapp, met de man in contact treden. Bij een gepland contactmoment met [instantie 2] , betrokken bij de behandeling van [minderjarige 1] , is de man niet verschenen. Ondanks de hulpverlening die afgelopen jaren is ingezet, is geen (structurele) verbetering in de houding van de man opgetreden. Hij is niet betrokken bij het leven van de kinderen en geeft feitelijk geen invulling aan het gezag. Hij heeft in onderhavige procedure geen verweer gevoerd en is ook niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
Wat betreft de communicatie tussen partijen is gebleken dat deze langdurig ernstig is verstoord. De ondertoezichtstelling van de kinderen en de ingezette hulpverlening hebben niet tot een verbetering daarvan geleid. Op dit moment is er geheel geen communicatie tussen partijen en worden er geen verdere mogelijkheden gezien om dit te verbeteren.
5.13.4.
Op grond van voornoemde omstandigheden acht het hof niet te verwachten dat partijen alsnog binnen afzienbare tijd in staat zullen zijn tot behoorlijk overleg en het nemen van (gezags)beslissingen over de kinderen, zodanig dat de kinderen niet langer klem of verloren zitten. Daarbij komt dat, doordat de man afwezig is en niet betrokken is bij de kinderen, een feitelijke invulling van het gezamenlijk gezag nu niet mogelijk is en het voor de vrouw en de kinderen onduidelijk is wat zij nog van de man als gezaghebbende ouder kunnen verwachten. Deze situatie heeft weerslag op het functioneren van de vrouw en de stabiliteit van haar gezin. Met de GI en de raad acht het hof het van belang dat de vrouw, door toekenning van het eenhoofdig gezag, gesterkt wordt in haar rol als ouder, zeker gezien de zorgen die over de kinderen spelen. Het hof is daarom van oordeel dat het ook in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de vrouw voortaan alleen het gezag over hen zal uitoefenen.
De slotsom
5.14.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de vrouw ter zake het gezag alsnog toewijzen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 november 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen en bepaalt dat het gezag over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
aan de vrouw alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en K.A. Boshouwers en is op 8 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.