ECLI:NL:GHSHE:2023:1881

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
200.319.109_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van haar bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende, die onder bewind staat vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, had eerder bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om ontslag van de bewindvoerder, maar dit verzoek was afgewezen. De rechthebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de communicatie met de bewindvoerder niet goed verloopt en dat zij geen vertrouwen meer heeft in de huidige bewindvoerder. De bewindvoerder heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij akkoord gaat met de wijziging van bewindvoerder, maar dat dit niet betekent dat zij het eens is met de redenen die de rechthebbende heeft aangevoerd.

Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder van de rechthebbende gehoord, die ook achter de wijziging van bewindvoerder staat. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde communicatie en samenwerking tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. Gezien de omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de huidige bewindvoerder. Het hof heeft vervolgens de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft de door de rechthebbende verzochte opvolgend bewindvoerder benoemd. De beslissing houdt ook in dat de huidige bewindvoerder ontslag wordt verleend en dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen moet opmaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juni 2023
Zaaknummer: 200.319.109/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9935210 OV VERZ 22-3698
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M.N.G. Brok.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
en
[de vader],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de broer],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de broer,
en
[de halfbroer 1],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de halfbroer,
en
[de halfbroer 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de halfbroer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 11 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 november 2022, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder, en dit verzoek alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 februari 2023, heeft de bewindvoerder verzocht het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder af te wijzen.
De bewindvoerder heeft hierna, bij e-mailbericht van 11 april 2023 aan het hof, kenbaar gemaakt dat zij alsnog akkoord gaat met een wijziging van bewindvoerder.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Brok;
- de moeder.
De bewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. De vader en de (half)broers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, ook niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van een e-mailbericht met bijlagen van [bewindvoerder halfbroer 2] (de bewindvoerder en mentor van [de halfbroer 2] ), ingekomen op 1 maart 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 6 februari 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, op verzoek van de rechthebbende, een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 11 oktober 2022 heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder, onder gelijktijdige benoeming van [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de jaarbeloning van de bewindvoerder met ingang van 16 september 2022 vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van de door haar beoogd bewindvoerder en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan.
De communicatie met de huidige bewindvoerder verloopt niet goed. De rechthebbende kan de bewindvoerder telefonisch niet goed bereiken en de e-mailberichten van haar of van haar moeder aan de bewindvoerder worden niet of niet tijdig beantwoord. De rechthebbende heeft, anders dan de bewindvoerder in eerste aanleg heeft gesteld, de bewindvoerder wel betrokken in de beslissing om te gaan verhuizen naar een zelfstandige huurwoning. Zij heeft voorafgaand aan die beslissing aan de bewindvoerder daarover berichten gestuurd, maar op die berichten heeft zij geen reactie ontvangen. Haar vertrouwen in de bewindvoerder is mede hierdoor afgenomen. Dit komt ook doordat de rechthebbende niet eerder dan tijdens de procedure in hoger beroep op de hoogte is gesteld van de (in 2020 toegewezen) aanpassing van het door de bewindvoerder te rekenen tarief.
Dat sprake is van wederzijds wantrouwen blijkt uit de stelling van de bewindvoerder in eerste aanleg dat de rechthebbende zelf zou hebben besloten minder te gaan werken. Dit is niet juist. De rechthebbende is gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard en aan haar is een WIA-uitkering toegekend.
De bewindvoerder oefent in financieel opzicht het bewind (ook) niet goed uit. Als gevolg van de betalingsregelingen die de bewindvoerder met betrekking tot de schulden van de rechthebbende heeft getroffen ontvangt de rechthebbende een inkomen dat onder de beslagvrije voet ligt.
De rechthebbende kent de door haar beoogd bewindvoerder, omdat deze bewindvoerder ook de bewindvoerder van haar broer is. De rechthebbende heeft meer vertrouwen in de beoogd bewindvoerder en zij verwacht dat zij met die bewindvoerder beter kan overleggen.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld bij het bericht van 11 april 2023, – samengevat – het volgende aan.
De bewindvoerder gaat akkoord met de door de rechthebbende verzochte wijziging van bewindvoerder, gelet op de wijze waarop het bewind nu verloopt. Er is weinig medewerking vanuit de rechthebbende en dit maakt het niet prettig om samen te werken. Dat de bewindvoerder akkoord gaat met het verzoek betekent niet dat zij zich kan vinden in de redenen die de rechthebbende in haar verzoek heeft aangevoerd. Deze zijn ongegrond en onjuist.
Er is vanaf de aanvang van het bewind sprake van problematische schulden. Kort na de instelling van het bewind heeft de bewindvoerder betalingsregelingen opgestart en heeft zij om aanpassing van het tarief verzocht, omdat in de instellingsbeschikking het verkeerde tarief stond. De bewindvoerder doet er alles aan om nieuwe schulden te voorkomen en voert haar taken naar behoren uit.
Er is communicatie met de rechthebbende geweest over de door haar gewenste verhuizing en aan haar is kenbaar gemaakt dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van haar leefgeld. De rechthebbende heeft vervolgens samen met haar moeder de beslissing genomen om de woning te accepteren, zonder akkoord van de bewindvoerder. De bewindvoerder was ook op de hoogte van de situatie dat de rechthebbende gedeeltelijk ziek was, maar is niet op de hoogte gebracht van het verdere verloop (aanvraag WIA-uitkering en definitief minder werken). Het inkomen van de rechthebbende is lager geworden terwijl zij vrijwel tegelijkertijd hogere lasten heeft gekregen. Dit heeft tot gevolg dat er ergens anders op bespaard moet worden. Bij een opvolgend bewindvoerder zal dit ook gelden.
Het gebrek aan vertrouwen wordt genoemd als reden voor de verzochte wijziging van bewindvoerder, maar juist in de afgelopen maanden heeft de rechthebbende zelf wat vaker rechtstreeks berichten aan de bewindvoerder gestuurd.
3.6.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
De moeder staat achter de verzochte wijziging van bewindvoerder, omdat de communicatie tussen de huidige bewindvoerder en de rechthebbende niet goed verloopt. De moeder heeft hierdoor steeds dingen voor de rechthebbende moeten oplossen, onder andere de verhuizing naar een zelfstandige woning. De rechthebbende is enorm gegroeid in haar zelfstandigheid en verdiende de kans om volledig zelfstandig te gaan wonen. Zij stond hiervoor al meerdere jaren ingeschreven en de bewindvoerder wist daar ook van. Toen een huurwoning vrij kwam, was het noodzakelijk dat op korte termijn gereageerd werd.
De moeder vindt het belangrijk dat rekening gehouden wordt met het welzijn en de gezondheid van de rechthebbende en dat de rechthebbende gehoord wordt en zelf het contact met de bewindvoerder heeft. De moeder heeft vertrouwen in de beoogd bewindvoerder.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de bewindvoerder de belangen van de rechthebbende niet naar behoren heeft behartigd. Wel is gebleken dat de communicatie en samenwerking tussen de rechthebbende en de bewindvoerder verstoord is geraakt. De rechthebbende heeft geen vertrouwen in een verdere samenwerking met de bewindvoerder. De bewindvoerder ervaart op haar beurt dat sprake is van weinig medewerking vanuit de rechthebbende waardoor het voor haar niet meer prettig is om samen te werken. Zij stemt daarom in met een wijziging van bewindvoerder.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een gewichtige reden
tot ontslag van [de bewindvoerder] als bewindvoerder van de rechthebbende.
3.7.3.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een nieuwe bewindvoerder dient te benoemen. De rechthebbende verzoekt [opvolgend bewindvoerder] als opvolgend bewindvoerder te benoemen.
Gezien de overgelegde bereidverklaring van laatstgenoemde bewindvoerder en nu niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig dit verzoek van de rechthebbende beslissen.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, in zoverre opnieuw beschikkende, het verzoek van de rechthebbende toewijzen zoals hierna is vermeld.
3.9.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 11 oktober 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 15 juni 2023 aan [de bewindvoerder] ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997;
benoemt met ingang van 15 juni 2023 [opvolgend bewindvoerder] , [adres] tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, en aan de opvolgend bewindvoerder en daarbij een - zo mogelijk voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na de ingangsdatum van haar benoeming een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.