In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig te Maastricht, was eerder vrijgesproken van enkele feiten, maar werd wel veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor het opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het hoger beroep zich beperkte tot de veroordeling van het eerste feit. Het hof heeft het beroep in hoger beroep behandeld op basis van de stukken van de zaak en de vordering van de advocaat-generaal, die vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een taakstraf heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 januari 2016 tot en met 8 november 2016 te Maastricht, samen met een ander, geldbedragen heeft omgezet, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de contante betalingen die met crimineel verkregen gelden waren gedaan voor verbouwingen aan haar woning. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte ongeloofwaardig geacht, gezien de omstandigheden en de bewijsstukken die in het dossier aanwezig waren.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met aftrek van voorarrest, en heeft het een geldbedrag van € 21.025,00 verbeurd verklaard. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer van bepaalde in beslag genomen goederen bevolen.