Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
Sevenhills B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 23 november 2021 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- een brief van mr. Schuttelaar van 8 maart 2022 met daarbij een akte houdende in het geding brengen van producties zijdens [appellante] ;
- een brief van mr. Van Meer van 8 maart 2022 met daarbij een afschrift van de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 december 2021 in de procedure tussen [appellante] als verzoekster en [geïntimeerden] . als verweerders op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 24 maart 2022;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de op 11 april 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd en in welk verband namens [appellante] mede het woord is gevoerd door [naam advocaat] waarbij ten behoeve van de nadere mondelinge toelichting zijdens [appellante] gebundeld een selectie van door partijen al eerder in het geding gebrachte producties is overgelegd.
6.De beoordeling
ontstaat bij Verkrijgende Vennootschap II(hof: Sevenhills )
uit hoofde van de splitsing een vordering van € 5.517.528 jegens Verkrijgende Vennootschap I.”
primair: veroordeling van [appellante] om aan Sevenhills te voldoen een bedrag van € 34.485,- ter zake de opbrengst van de appartementen te [plaats] , vermeerderd met de wettelijke rente over € 208.698,- vanaf 29 januari 2018 tot 27 maart 2018, alsmede de wettelijke rente over € 34.485,- vanaf 29 januari 2018 tot de dag van voldoening;
, (met inachtneming van een overbedelingschuld), overeenkomt met de helft van de huidige waarde van het vermogen van de Splitsende Vennootschap, en de waarde van hetgeen toekomt aan de Verkrijgende Vennootschap 2(hof: Sevenhills )
(met inachtneming van een overbedelingsvordering), overeenkomt met de helft van de huidige waarde van het vermogen van de Splitsende Vennootschap.”
De vordering op [persoon B] en daarbij behorende de borgstelling(hof: tegenover FGH)
zullen voor gezamenlijke winst- en risico worden behandeld, waarbij de kosten voor [persoon F] zullen zijn en mijn kosten voor de Bouwconsulting groep.”
hing samen met de beheersovereenkomsten die het beheer zouden regelen voor de door de heren in privé gehouden onroerende goederen [XX] en [YY] en het beheer over de Hof van Zevenbergen die met die transactie in bezit kwam van [geïntimeerde 1] . Daarnaast is een voorstel geformuleerd dat de nadere afwikkeling, genoemd naverrekening, regelde van de zaken die u ook aanhaalt, namelijk [plaats] , de vordering Wieringerwaard(hof: de vordering [persoon B] )
, de borgstelling FHG, alsmede de fiscale afhandeling inzake verliesverrekening en herinvesteringsreserve.
Overname van het vof-aandeel in [XX] en een en ander af te rekenen per 15 augustus a.s. met als afrekeningsmoment 1 april 2016. (…).
Zoals afgesproken in [YY] blok A te verkopen voor de hoogst mogelijke prijs met inschakeling van Epac en DTZ Zadelhoff en de blokken B en C te behouden, onder de bestaande beheerovereenkomst, zoals u voorstelt onder punt 2 in uw brief van 26 juli jl. (…).
In relatie tot het bovenstaande treft u in bijlage aan een door mij opgestelde overeenkomst tot naverrekening die ik in concept had opgesteld, in afwachting van een reactie op het voorstel.
Bij overeenstemming bestaat bij [persoon A] geen bezwaar dat [geïntimeerde 1] via zijn eigen IP-adres toegang wordt verschaft tot de gegevens uit de dataroom.
- Dat bij de ruilverhouding partijen overeengekomen zijn dat eventuele meerwaarde op specifieke vermogensbestanddelen behorende tot het vermogen van Bouwconsulting Beheer B.V. zal worden naverrekend.
- Partijen nadien de voorwaarden van de naverrekening overeengekomen zijn.
- Partijen hierbij hun rechtsverhouding inzake de naverrekening nader wensen vast te leggen.”
‘voorstel’dat is geformuleerd ter
‘nadere afwikkeling (…) van de zaken die u ook aanhaalt, namelijk [plaats], de vordering Wieringerwaard, de borgstelling FGH, alsmede de fiscale afhandeling inzake verliesverrekening en herinvesteringsreserve’, en dat dan
naast– en dus niet tezamen met - de andere aldaar genoemde kwestie, te weten de beheersovereenkomsten betreffende het beheer van de onroerende goederen [XX] en [YY] , en het beheer van Hof van Zevenbergen.
“partijen hierbij hun rechtsverhouding inzake de naverrekening nader wensen vast te leggen”; op grond van artikel 1 van de concept-NVO maakt dit slotpunt uitdrukkelijk deel uit van de concept-NVO. Artikel 2 bepaalt vervolgens dat de na-verrekening uitsluitend betrekking heeft op de in de concept-NVO uitdrukkelijk benoemde vermogensbestanddelen, te weten (1) de verliescompensatie bij [appellante] respectievelijk Ceder, (2) de ‘woningen Someren’ en (3) de vordering [persoon B] met de bijbehorende borgstelling tegenover FGH. Gelet hierop behelst de met de brief van [persoon C] van 4 augustus 2016 zijdens [persoon A] ( [appellante] ) voorgestelde concept-NVO naar het oordeel van het hof een op zichzelf staand aanbod aan [geïntimeerde 1] ( Sevenhills ) om met betrekking tot uitsluitend de in de concept-NVO geregelde onderwerpen op de daarin opgenomen voorwaarden een overeenkomst tot na-verrekening aan te gaan.
. [geïntimeerde 1](hof: [geïntimeerde 1] )
is slechts gerechtigd tot het netto resultaat, na aftrek kosten en vpb. Toon(hof: [naam advocaat] )
geeft aan dat er mogelijk ingevorderd moet gaan worden, al was het maar om ook FGH in beweging te krijgen.”
‘een toekomstige opwaardering van de vordering op [persoon B] wordt netto 50/50 verdeeld”, zonder dat daarbij wordt verwezen naar verrekening van enigerlei verliescompensatie of belastinglatentie. Artikel 5 van de concept-NVO bepaalt over de vordering [persoon B] dat een eventuele meerwaarde daarvan bij verwezenlijking tussen partijen op basis van 50/50 wordt verdeeld, onder aftrek van kosten en vennootschapsbelasting. Naar het oordeel van het hof brengt een redelijke uitleg van één en ander, in onderlinge samenhang bezien, mee dat het nettoresultaat van de vordering [persoon B] wordt berekend door op het daarop geïnde bedrag van € 2.100.000,-- de bedragen aan door [appellante] gemaakte inningskosten en de daarop betaalde vennootschapsbelasting in mindering te brengen, en vervolgens 50% van het resterende bedrag aan Sevenhills toe te delen. Dat resulteert in het door de rechtbank in het bestreden eindvonnis toegewezen bedrag (rechtsoverweging 2.9). Het andersluidende betoog van [appellante] faalt.
business opportunities, zoals [appellante] lijkt voor te staan. Verder veronderstelt het betoog van [appellante] dat zowel [persoon B] als de andere participanten in de aan [persoon B] te verstrekken overbruggingsfinanciering op enigerlei grond gehouden zouden zijn om [appellante] te accepteren als medeparticipant; ook daarover is door [appellante] niets gesteld en daarvan is ook overigens niet gebleken.
€ 10.304,--(2 punten maal tarief VII)