In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 10 februari 2023 de ondertoezichtstelling heeft verlengd tot 31 oktober 2023. De moeder voert aan dat de GI (Stichting Jeugd Bescherming Brabant) onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt en dat er geen samenwerking mogelijk is. De GI erkent dat er in het verleden weinig voortvarend is opgetreden, maar stelt dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestaat, vooral door de strijd tussen de ouders over de omgangsregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2023 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De vader steunt de GI en benadrukt dat zonder ondertoezichtstelling de verhoudingen tussen hem en de moeder verder verslechteren, wat schadelijk zou zijn voor [minderjarige]. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De ouders zijn niet in staat om in het belang van [minderjarige] samen te werken, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor het kind.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De GI heeft de verantwoordelijkheid om de ouders te begeleiden en te ondersteunen in het creëren van een gezonde omgangsregeling, en het hof hoopt dat de GI hierin zal slagen. De beslissing is op 1 juni 2023 openbaar uitgesproken.