ECLI:NL:GHSHE:2023:1768

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
20-002792-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig te [adres 1], was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en opzettelijke vernieling van goederen die aan een ander toebehoorden. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak van feit 1, maar erkende de vernieling van de kabels. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte de bedreigingen had geuit en de kabels had vernield. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan beide feiten.

De strafmaat werd vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen in het leven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002792-21
Uitspraak : 17 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-130092-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 1) en ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de tenlastegelegde feiten zal bewezen verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdediging heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (vlees)mes in zijn handen te houden en/of daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te wijzen, en/of vervolgens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: ‘Ik maak je kapot’ en/of ‘Ik ga jullie vermoorden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (televisie)kabel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 18 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een (vlees)mes in zijn handen te houden en die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: ‘Ik maak je kapot’ en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: ‘Ik ga jullie vermoorden’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 18 mei 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk (televisie)kabels, die aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorden, heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2021 (p. 4-5), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
p. 4
Plaats delict: [adres 3] [plaats] , binnen de gemeente [gemeente] .
Ik doe aangifte van woordelijke doodsbedreiging door mijn zoon [verdachte] . Hij zette deze bedreiging kracht bij door een mes in zijn handen vast te houden. Tevens doe ik tegen [verdachte] klacht van vernieling van televisiekabels. Hij had niet het recht of de toestemming om twee televisiekabels te vernielen.
Vandaag op 18 mei 2021, omstreeks 01.30 uur, lag ik samen met mijn vrouw in bed op de eerste verdieping. Ik hoorde beneden geluid en ik hoorde een stem. Ik ben naar beneden gelopen. Ik zag mijn zoon [verdachte] in de keuken staan. Ik zag dat hij een groot vleesmes van ongeveer 30 centimeter vasthad. Hij draaide zich om en hield het mes in zijn hand vast. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: ‘Ik maak je kapot’. Mijn vrouw, de moeder van [verdachte] , was ondertussen ook in de woonkamer. Ik was bang dat hij mijn vrouw en dochter iets zou aandoen. Ik was bang dat hij iets kon gaan doen.
p. 5
Ik zag zojuist dat er twee kabels bij de televisie waren doorgeknipt of gesneden. Dit betrof de HDMI-kabel en de stroomkabel van de televisie. De televisie is mijn eigendom. De televisie hebben mijn vrouw en ik gekocht.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 mei 2021 (p. 8), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [getuige] :
Op 18 mei 2021 lag ik boven te slapen. Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik hoorde een hoop geschreeuw beneden in de woning. Ik herkende direct de stem van mijn broer [verdachte] . Ik hoorde dat hij schreeuwde: ‘Wacht maar, ik maak je dood’. Ik ben naar beneden gegaan. Ik zag mijn moeder in de hal bij de voordeur staan. Ik hoorde van mijn moeder dat [verdachte] een groot mes in zijn handen had en dat mijn vader ook in de woonkamer was. Mij vader, moeder en ik zijn naar de eerste verdieping van de woning gegaan en hebben daar de politie gebeld.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 mei 2021 (p. 10-11), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [slachtoffer 2] :
p. 10
Gisternacht (
het hof begrijpt: 18 mei 2021) werd ik rond 02.00 uur wakker. Ik hoorde de stem van [verdachte] . Mijn echtgenoot is toen naar beneden gegaan. Ik liep achter hem aan.
Ik zag dat [verdachte] een groot mes vast hield in zijn handen. Ik hoorde dat hij zei: ‘Ik ga jullie vermoorden’. Ik stond toen op ongeveer 2 meter afstand van [verdachte] . [verdachte] stond in de keuken en wij (
het hof begrijpt: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) stonden in de woonkamer. Het mes was ongeveer 30 centimeter groot.
p. 11
Ik was bang en voelde me bedreigd omdat hij een mes vast had en ik [verdachte] in staat achtte om ons iets aan te doen of aan te vallen. We zijn daarom naar boven gegaan. Ik zag toen de politie weg was dat de kabels van onze televisie doorgesneden waren.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2021 (p. 12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 18 mei 2021, omstreeks 01.41 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de surveillance binnen de gemeente [gemeente] . Op bovengenoemde datum en tijdstip kregen wij van het Operationeel Centrum de opdracht om te gaan naar de [adres 3] te [plaats] . De meldster (
het hof begrijpt: [getuige]) meldde dat haar broer (
het hof begrijpt: de verdachte) thuis was gekomen en iedereen aan het bedreigen was. Op bovengenoemde datum, omstreeks 01.45 uur, waren wij ter plaatse op het genoemde adres. Wij deden de tussendeur naar de woonkamer open en zagen verdachte [verdachte] aan de eettafel zitten. Wij zagen dat hij transpireerde en hij kwam gespannen over. Wij zagen dat hij erg onrustig was. Wij vertelden aan hem dat wij zijn handen wilden zien en vroegen hem waar het mes was, hierop antwoordde hij dat hij het mes weg had gelegd in de keuken. Wij vroegen aan hem wat er aan de hand was. Het eerste wat hij zei was dat hij niet mee zou werken en dat we met hem moesten vechten. Verdachte [verdachte] was gedurende het gesprek zeer opgefokt. Nadat verdachte [verdachte] was afgevoerd, zagen wij tijdens het opnemen van de verklaringen dat de HDMI-kabel en de stroomkabel van de televisie waren doorgesneden dan wel doorgeknipt.
5.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 3 februari 2023, voor zover inhoudende:
Ik heb op 18 mei 2021 de (televisie)kabels kapotgemaakt.
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen volgt dat de verdachte op 18 mei 2021 in zichzelf praatte. Hij richtte de bewoordingen aldus niet tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] . Voorts blijkt uit het proces-verbaal van de politie dat sprake was van een hectische en emotionele situatie en dat de aangever en de getuige [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet perfect beheersen. Bij de raadsheer-commissaris hebben zij in alle rust en met bijstand van een tolk een verklaring afgelegd, onder meer inhoudende dat de door de verdachte geuite bewoordingen niet tegen hen waren gericht. Bovendien was de zus van de verdachte, [getuige] , niet in de woonkamer aanwezig op het moment dat de verdachte de betreffende bewoordingen zou hebben geuit, terwijl de politie dat wel heeft opgetekend. Gelet hierop ontbreekt de overtuiging dat de verdachte zich aan het onder 1 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte de bewezenverklaarde bewoordingen tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geuit. [slachtoffer 1] heeft namelijk verklaard dat hij hoorde dat de verdachte tegen hem zei: ‘Ik maak je kapot’. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij hoorde dat de verdachte zei: ‘Ik ga jullie vermoorden’, terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] toen op ongeveer twee meter afstand van de verdachte stonden.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof ook niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard. In dit verband neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat [slachtoffer 2] met bijstand van een tolk door de politie als getuige is gehoord. De aangifte van [slachtoffer 1] is niet met bijstand van een tolk opgenomen, maar uit de inhoud van het proces-verbaal van aangifte leidt het hof niet af dat de aangever niet (voldoende) in staat was om zijn verklaring in de Nederlandse taal op te laten nemen. Bovendien vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet alleen steun in de verklaring van [getuige] , maar ook in de feiten en omstandigheden zoals die door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn geschetst.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de (televisie)kabels heeft kapotgemaakt. Hij heeft echter ook verklaard dat de televisie en de (televisie)kabels van hem waren.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat de HDMI-kabel en de stroomkabel van de televisie waren doorgeknipt of doorgesneden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de (televisie)kabels heeft kapotgemaakt. Tegenover de verklaring van de verdachte staat de verklaring van [slachtoffer 1] dat de betreffende televisie door hem en zijn vrouw ( [slachtoffer 2] ) is gekocht. [slachtoffer 1] noch de verdachte hebben de koop met stukken onderbouwd. Los daarvan staat in ieder geval vast dat de verdachte niet meer in de woning van zijn ouders woonde, hoewel hij wel nog een sleutel van de woning had. Uit de omstandigheid dat de televisie (met kabels) nog steeds in de woning stond en door de ouders van de verdachte werd gebruikt, kan een vermoeden van bezit worden afgeleid die de claim van [slachtoffer 1] dat zij de televisie hadden gekocht, ondersteunt. Het hof gaat dan ook voorbij aan de niet nader onderbouwde stelling van de verdachte dat de televisie (met kabels) van hem waren.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van (televisie)kabels en dat die aan een ander dan aan de verdachte toebehoorden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat – indien en voor zover het hof tot een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten komt – aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren zal worden opgelegd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat volgens de oriëntatiepunten oplegging van een taakstraf van 60 uren wegens bedreiging in beginsel passend en geboden wordt geacht. Inmiddels is de nodige tijd verstreken en is de verdachte niet met politie en justitie in aanraking gekomen.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 18 mei 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ouders. Door aldus te handelen heeft hij voor hen een angstige situatie veroorzaakt en hun gevoel van veiligheid aangetast. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zijn eigen ouders in hun woning heeft bedreigd, terwijl zij zich juist in het contact met hun zoon en in hun eigen woning veilig moeten kunnen voelen. Voorts heeft de verdachte (televisie)kabels vernield. De verdachte heeft hierdoor de nodige schade veroorzaakt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 december 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen en ook daarna niet ter zake van een ander strafbaar feit is veroordeeld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de inhoud van een reclasseringsadvies d.d. 19 januari 2023. Blijkens de inhoud van het reclasseringsadvies heeft de verdachte het afgelopen jaar hard gewerkt om zijn leven zelfstandig vorm te geven en lijkt dit op verschillende gebieden ook te lukken. Zo heeft de verdachte een eigen huurwoning en heeft hij bewindvoering georganiseerd. Voorts blijkt uit het reclasseringsadvies dat de reclassering van de politie geen (nieuwe) meldingen van nieuwe strafbare dan wel contacten met zijn ouders heeft ontvangen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof het niet wenselijk de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen. Het hof zal aan de verdachte derhalve een geheel voorwaardelijke straf opleggen.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 17 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maasland, registratienummer PL2100-2021106474, datum sluiten 19 mei 2021, p. 1- p. 29. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.