ECLI:NL:GHSHE:2023:1748

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
20-001189-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en verbetering van gronden van een strafzaak met betrekking tot poging tot doodslag en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1936, was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en het in bezit hebben van verboden wapens. De rechtbank had een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de feiten, waaronder de poging tot doodslag op de ex-partner van de verdachte, waarbij hij haar meerdere keren met een metalen voorwerp op het hoofd sloeg. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie handelde en dat zijn gedragingen niet proportioneel waren. De verdachte had ook wapens in zijn bezit zonder vergunning, wat een ernstig risico voor de veiligheid met zich meebracht. Het hof hield rekening met de hoge leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. De opgelegde straf werd als passend en geboden beschouwd, met inachtneming van de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade had opgelopen. Het hof legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001189-22
Uitspraak : 5 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 mei 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-150708-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1936,
ingeschreven te [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
  • poging tot doodslag (het onder 1 primair tenlastegelegde);
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (het onder 2 tenlastegelegde);
  • handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (het onder 3 tenlastegelegde),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel heef de rechtbank naast de algemene voorwaarden ook een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, kort gezegd inhoudende:
  • een meldplicht bij Reclassering Nederland, locatie ’s-Middelburg;
  • een ambulante behandeling bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek van de GGZ WNB of een soortgelijke zorgverlener;
  • een contactverbod met [slachtoffer] ;
  • een gebiedsverbod, inhoudende dat verdachte zich niet binnen een straal van één kilometer zal bevinden rond [adres 1] ;
  • meewerken aan een traject voor herstelbemiddeling met [slachtoffer] .
Voorts is bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 10.834,00 (bestaande uit materiële schade van € 3.334,00 en immateriële schade van € 7.500,00), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor hetzelfde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde ingangsdatum en voor dezelfde duur met oplegging van 89 dagen gijzeling indien en voor zover niet tot betaling wordt overgegaan. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, is bepaald dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht en is de verdachte veroordeeld in de gemaakte en nog te maken proceskosten tot datum vonnis begroot op € 338,80. Daarnaast zijn de inbeslaggenomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer. Tot slot is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarden het contact- en locatieverbod en de ambulante behandeling zoals door de rechtbank opgelegd.
De verdediging heeft bepleit dat het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen kan worden, maar de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en dat hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de verdediging naar voren gebracht dat op de vordering kan worden beslist zoals de rechtbank heeft gedaan. Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling en verbetering van gronden en met uitzondering van de opgelegde straf.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen [1]
I
Het hof vult de bewijsmiddelen ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde aan met:
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2021, dossierpagina’s 55-58, voor zover inhoudende de letterlijke uitwerking van de aangifte van slachtoffer [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) van verbalisant [verbalisant 1] :
(Dossierpagina 57)
Verhoorder 2: Maar wat gebeurde er
(het hof begrijpt: op 8 juni 2021 te Bergen op Zoom)?
Slachtoffer: (..) En toen gingtie op mijn hoofd slaan. En hij bleef maar slaan. En
hij zette zoveel kracht. Dat ik zei en toen begon ik te bloeie. En het bleef maar bloeie, ik zeg dadelijk bloei bloei ik nog dood. Bel de ambulance. Hij zei dan is de zaak opgelost, als je dood bent. (zucht) En toen bleef hij maar
slaan. Hij zei je bent nog goed bij kennis, je weet nog goed wat er allemaal gebeurt. Dus hij bleef maar slaan.
Op een gegeven moment ben ik op de grond gaan liggen. Heb ik me stil gehouden. En toen, toen is hij eigenlijk weggegaan.
Slachtoffer: En hij bleef maar slaan. En het deed zo zeer. En hij bleef maar slaan. Hij,... heel hard.
Verhoorder 2: Ja. En u zei het is een hamer of iets anders waar je hard mee kan slaan? Klopt dat?
Slachtoffer: Ja het was iets anders. Het was in ieder geval van ijzer en hij sloeg heel hard.
Verhoorder 1: Het was geen hamer maar iets van ijzer zegt u?
Slachtoffer: En ik begon te bloeien. En ik verloor heel veel bloed. En ik werd misselijk. ...en...
Verhoorder 2: Want waar heeft hij u allemaal geslagen?
Slachtoffer: Alleen op het hoofd.
Verhoorder 2: Alleen op het hoofd.
Slachtoffer: Wel 25 of 30 keer. Ik heb ze niet geteld.

Het proces-verbaal van forensische onderzoek plaats delict [adres 1]

(het hof begrijpt: [adres 1] , zijnde de manege) [adres 1] d.d. 9 juni 2021, dossierpagina’s 94-97, voor zover inhoudende als bevindingen en resultaten van het onderzoek van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

(Dossierpagina 94)
Aanvang onderzoek
Op dinsdag 8 juni 2021 omstreeks 15:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] .
Het feit werd gepleegd in een kantoor/keukentje gelegen achter de bar op de eerste
verdieping van de manege en winkel voor toebehoren voor ruiter en paard.
(Dossierpagina 95)
Bevindingen
Wij zagen dat in de keuken/kantoorruimte bloed op de vloer, op het bureau en voorwerpen daar in de omgeving, op het plafond, op de muren, vensterbank en keukenblok aanwezig was.
(Dossierpagina 96)
De vrouw was zittend op de stoel aan het bureau aangetroffen. Het bloed in deze
omgeving is daar zeer waarschijnlijk terecht gekomen doordat zij zich daar enige tijd heeft bevonden tot de hulpdiensten arriveerden.
Op de vloer aan de linkerzijde bevond zich een poel van bloed. Een poel van bloed
ontstaat wanneer een bloedbron zich langere tijd op één plek bevind waarna bloed zich op één plek kan verzamelen.
Op het plafond zagen wij bloedsporen veroorzaakt door bloed dat afgeworpen was.
Hieruit kon worden opgemaakt dat er meerdere malen was geslagen waarna opnieuw een zwaaibeweging werd gemaakt en dat bloed werd afgeworpen tegen onder andere het plafond.
Ter hoogte van de entree zagen wij nagenoeg in het midden van de ruimte op de vloer een kapotte rijzweep liggen. Wij zagen dat het leertje niet meer aan de rijzweep aanwezig was en dat de knop van de handgreep naast de rijzweep lag. De knop en kapotte rijzweep waren zeer waarschijnlijk één geheel geweest. Wij zagen dat deze knop bebloed was.
Gezien de informatie dat het slachtoffer met een voorwerp van metaal of ijzer op het
hoofd was geslagen alsmede de verklaring van de verdachte dat hij met een zweep had geslagen was, was deze rijzweep met de knop het voorwerp waarmee de letsel was toegebracht.
Samenvatting
Gezien bovenstaande bevindingen heeft zich in de keuken/kantoorruimte een
geweldsmisdrijf voltrokken. Het slachtoffer werd meermaals, zeer waarschijnlijk met het handvat van de rijzweep met daaraan bevestigd de metalen knop, op het hoofd geslagen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2021, dossierpagina’s 184-188, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 184)
V: Vraag verbalisant;
A: Antwoord verdachte;
O: Opmerking verbalisant;
OA: Opmerking advocaat.
(Dossierpagina 185)
V: Wat gebeurde er precies met u waardoor dit gebeurde?
(…)
A: Ik kon haar wel verstaan maar ik werd zo boos. Ik hoorde nog wel wat ze zei. Ik hoorde dat zij vertelde dat ze een aanbod had gehad en dat zij het aan hen ging verkopen. Ik werd hierdoor boos. En ik begon haar te slaan, ik weet nog dat ik het uiteinde van de zweep vast had en dat ik met het handvat sloeg. Ik
bleef haar maar slaan (..)
(Dossierpagina 186)
V: Heeft uw ex nog iets gezegd toen u haar sloeg?
A: Ik heb lang niet alles verstaan. Ik hoorde dat ze zei dat ze bulten op haar kop kreeg. Ik had haar echt op haar hoofd getimmerd. Ik zag dat ze onder het bloed zat. Ik hoorde dat ze zei: “Ik word blind.” Ik zag dat haar linker oog dicht was en haar rechter oog was open. Ik zag dat zij niet bang keek. Zij keek mij heel helder aan. Ik zag dat zij lichtblauwe ogen had. Dat wist ik eigenlijk niet. Ik zag dat zij hierbij op de grond zat. Ik hoorde dat zij zei: “Ik moet de politie bellen.”
(…)
Ik ben toen weggelopen naar mijn huis.
V: Heeft u op enig moment de gedachte gehad haar dood te maken?
A: (..) Ik wilde haar wel pijn doen. Ik had als enige doel dat zij nu eindelijk eens zou meewerken met de overname
(het hof begrijpt, gelet op dossierpagina 176 en 185: met de overname van de manege door [zoon van aangeefster en verdachte] ).
(…)
OA: Mag ik een vraag stellen?
V: Uiteraard
OA: Heeft [slachtoffer]
)jou pijn gedaan met de klap die u
(het hof begrijpt: zij)gaf?
A: Ja dat deed wel pijn.
OA: Werd u toen al boos?
A: Ja, maar ik werd pas echt boos toen ze zei dat ik de gevangenis in ging en ze zei dat ze niet meer mee ging werken
(het hof begrijpt, gelet op dossierpagina 176 en 185: met de overname van de manege door [zoon van aangeefster en verdachte] ).
II
Nu de verdachte het onder 2 en 3 bewezenverklaarde niet heeft bekend en de rechtbank heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, zal het hof de bewijsmiddelen van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde uitwerken.
1.
De kennisgeving van inbeslagname d.d. 10 juni 2021, registratienummer PL2000-2021146247-19:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1]
(het hof begrijpt nu de wapens zijn aangetroffen in de woning van verdachte: [adres 1];
Datum: 8 juni 2021;
Omstandigheden: Wapens aangetroffen in woning van verdachte.
Beslagene
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag 1] 1936;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] ;
Adres: [adres 1] ;
Plaats: [adres 1] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2021146247-2341895;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Overig wapen (Luchtdrukwapen);
Merk/type: Marksman Repeater;
Inhoud: Nabootsing van een vuurwapen (Luchtdrukpistool);
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 2
Goednummer: PL2000-2021146247-2341897;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Vuurwapen;
Inhoud: Nabootsing van een vuurwapen (antiek dubbelloops penvuurpistool);
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 3:
Goednummer: PL2000-2021146247-2341898;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Vuurwapen (Geweer);
Merk/type: Daisy Model 1894;
Inhoud: Nabootsing van een vuurwapen (geweer (bb gun));
Eigenaar: [verdachte] .
2.
De kennisgeving van inbeslagname d.d. 10 juni 2021, registratienummer PL2000-2021146247-31:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1] ;
Datum: 9 juni 2021;
Omstandigheden: In de woning werden de vuurwapens en munitie
aangetroffen en in beslag genomen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag 1] 1936;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] ;
Adres: [adres 1] ;
Plaats: [adres 1] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL2000-2021146247-2342574;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Vuurwapen (Pistool);
Merk/type: Bersa Piccola;
Kaliber: .22 kort;
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 2
Goednummer: PL2000-2021146247-2342575;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Vuurwapen (Revolver);
Merk/type: Armi-Jager Baby Frontier;
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 3
Goednummer: PL2000-2021146247-2342576;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Munitie (Kogelpatroon);
Aantal/eenheid: 5 stuks;
Kaliber: .22 kort;
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 4
Goednummer: PL2000-2021146247-2342577;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Munitie (Kogelpatroon);
Merk/type: Sellier & Bellot;
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 5
Goednummer: PL2000-2021146247-2342579;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Munitie (Kogelpatroon);
Aantal/eenheid: 1 stuks;
Verpakking: Doos;
Merk/type: Flobert;
Kaliber: 6mm merk dynamit nobel;
Inhoud: Doosje met 100 stuks Flobert kogelpatronen;
Eigenaar: [verdachte] .
Volgnummer 6
Goednummer: PL2000-2021146247-2342580;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Munitie (Kogelpatroon);
Aantal/eenheid: 1 stuks;
Verpakking: Doos;
Merk/type: Flobert;
Kaliber: 6mm;
Inhoud: Doosje met 17 stuks kogelpatronen;
Eigenaar: [verdachte] .
3.
De kennisgeving van inbeslagname d.d. 9 juni 2021, registratienummer PL2000-2021146247-32:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1] ;
Datum: 9 juni 2021;
Omstandigheden: In de woning werd de munitie aangetroffen en in beslag genomen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [geboortedag 1] 1936;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] ;
Adres: [adres 1] ;
Plaats: [adres 1] .
Volgnummer 3
Goednummer: PL2000-2021146247-2342605;
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof;
Object: Vuurwapen (Kogelpatroon);
Aantal/eenheid: 82 stuks;
Kaliber: .22 kort;
Eigenaar: [verdachte] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2021, dossierpagina's 144-151, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4] , brigadier van politie, als materiedeskundige werkzaam bij de afdeling Wapens en Munitie en Explosieven, van de politie-eenheid Zeeland-West Brabant:
(Dossierpagina 144)
Op 10 juni 2021, werden goederen voor nader onderzoek aan mij aangeboden. Deze goederen zijn op 8 en 9 juni 2021 aangetroffen en in beslag genomen. Uit nader onderzoek bleek mij het volgende:
Omschrijving luchtdruk pistool goednummer: PL2000- 201146247- 2341895
Het inbeslaggenomen voorwerp betreft een luchtdrukpistool van het merk Marksman, type Repeate. Op de nabootsing is een veiligheidspal en een magazijn uitwerppal geplaatst, zoals op het scherpschietende vuurwapen, een Colt 1911 Government. Echter verschilt de werking hiervan. Achter de trekker, aan de rand van de greep zit op de Colt 1911 de magazijnuitwerppal. Op de nabootsing zit op deze plek een veiligheidspal. Op de Colt 1911 zit een veiligheidspal, deze zit boven de greep, aan de achterzijde van de slede.
(Dossierpagina 145)
De nabootsing heeft op deze plaats ook een pal, echter betreft dit een pal om het systeem te ontgrendelen en fungeert deze niet al veiligheid. Het wapen is voorzien van een niet functionerende slede, deze is alleen decoratief op het wapen aangebracht en heeft geen werking. Deze onderdelen doen het voorwerp meer gelijken op een “scherp vuurwapen”, namelijk een Colt 1911 Al Government. Het hiervoor beschreven luchtdrukpistool is een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder ten 7e van de Wet Wapens en Munitie.
Omschrijving nabootsing pistool goednummer: PL2000-2021146247- 2341897
Het inbeslaggenomen voorwerp betreft een nabootsing van een onbekend merk en type. Dit pistool is een nabootsing van een bestaand vuurwapen, namelijk een antiek dubbelloops penvuur pistool zoals het Franse Boissy (wapensmid) penvuurpistool. Deze nabootsing is net als het scherpschietende model voorzien van twee werkende hanen, trekkers en een lefaucheuxsluiting. De nabootsing heeft 2 geheel open lopen. Dit doet het wapen meer gelijken op een scherpschietend dubbeloops penvuur pistool. De hiervoor beschreven nabootsing is een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder ten 7e van de Wet Wapens en Munitie.
(Dossierpagina 146)
Omschrijving luchtdrukgeweer: PL2000- 201146247- 2341898
Het inbeslaggenomen voorwerp betreft een luchtdrukgeweer van het merk Daisy, type 1984. Het wapen is voorzien van een laadpoort aan de rechterzijde van de kast en aan de linkerzijde is de kast voorzien van een ring, om een draagriem te bevestigen. Deze onderdelen doen het wapen meer gelijken op een "scherpschietende” Winchester model 94 Trapper. Het hiervoor beschreven luchtdrukgeweer is een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder ten 7e van de Wet Wapens en Munitie.
(Dossierpagina 147)
Omschrijving pistool goednummer: PL2000- 201146247- 2342574
Het inbeslaggenomen vuurwapen betreft een pistool van het merk Bersa, type Piccola, kaliber .22 kort. Het pistool werd half geladen aangetroffen, het patroonmagazijn was geladen met vijf kogelpatronen (die ook in dit proces verbaal zijn omschreven). Het hiervoor beschreven pistool is een voorwerp dat bestemd en geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
(Dossierpagina 148)
Omschrijving revolver goednummer: PL2000-201146247-2342575
Het inbeslaggenomen vuurwapen betreft een revolver van het merk Armi Jager, type Baby Frontier, kaliber 6mm Flobert. Bijbehorende munitie (die tevens in dit proces verbaal is omschreven) werd bij het pistool aangetroffen. De hiervoor beschreven revolver is een voorwerp dat bestemd en geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
(Dossierpagina 149)
Omschrijving munitie goednummers: PL2000- 201146247- 2342576 en 2342605
De inbeslaggenomen munitie betreffen 87 randvuurpatronen van het kaliber .22 kort. De hierboven omschreven 'scherpe” patronen zijn geschikt om te worden verschoten met het hiervoor omschreven wapen (goednummer 2342574). De patronen zijn munitie als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie. Het gaat om munitie die niet valt onder categorie II. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III, van de Wet wapens en munitie.
Omschrijving munitie goednummer: PL2000-201146247-2342577
De inbeslaggenomen munitie betreft een centraalvuur kogelpatroon. De kogelpatroon is in 2013 gefabriceerd door het Tsjechische bedrijf Sellier & Bellot. De patroon is munitie als bedoeld ik artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie. Het gaat om munitie die niet valt onder categorie II. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
(Dossierpagina 150)
Omschrijving munitie qoednummers: PL2000- 201146247- 2342579 en 2342580
De inbeslaggenomen munitie betreffen 108 randvuur kogelpatronen van het kaliber 6mm Flobert. Het betreffen zogenaamde eenheidspatronen, die bestaan uit, een huls, voorzien van slagsas en een loden projectiel. De kogelpatronen zijn gefabriceerd door het Duitse bedrijf Dynamit Nobel. 18 Kogelpatronen werden aangetroffen in een blik, van het Italiaanse merk Fiocchi. De hierboven omschreven ‘scherpe” patronen zijn geschikt om te worden verschoten met het hiervoor omschreven wapen (goednummer 2342575). De patronen zijn munitie als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie. Het gaat om munitie die niet valt onder categorie II. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III, van de Wet Wapens en Munitie.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2021, dossierpagina’s 141-143, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 141)
Op 10 juni 2021 werden goederen voor ander onderzoek aan mij aangeboden. Deze goederen zijn op 8 en 9 juni 2021 aangetroffen en in beslag genomen. Uit nader onderzoek bleek het volgende.
(Dossierpagina 143)
De inbeslaggenomen munitie betreffen 117 randvuur kogelpatronen van het kaliber 6mm Flobert. De patronen zijn voor direct gebruik geschikt en kunnen worden verschoten met het inbeslaggenomen Armi Jager revolver. De patronen zijn munitie die geschikt zijn voor vuurwapens van de categorie III en derhalve munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III, van de Wet Wapens en Munitie.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 11 juni 2021, dossierpagina’s 162-163, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 162)
U vraagt mij of ik iets wil zeggen over de aangetroffen wapens. Er staan er een aantal op mijn verlof. Voor de .22 kaliber
(het hof begrijpt: een pistool van het merk Bersa, type Piccola, kaliber .22)heb ik geen verlof. Ik heb dat wapen gekregen van een transporteur uit Rotterdam. Ik heb er nooit iets mee gedaan, ik had dat weg moeten doen maar daar is het nooit van gekomen. U vraagt mij naar de wapens die beneden lagen. Dat kan niet, u bedoelt misschien het luchtdrukpistool. Dat komt uit Volendam..
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2021, dossierpagina’s 184-188, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 187)
O: Ik wil het ook nog even over de wapens in uw huis hebben. Er zijn namelijk meer wapens en munitie aangetroffen dan u op uw verlof heeft staan.
V: Heeft u enig idee wat er is aangetroffen?
A: (…) Ik heb een keer van een transporteur een klein pistool gehad. Heel mooi ding, zat in een holster. Een .22. Het was voor mij meer een hebbedingetje.
V; Weet u nog wat er op stond?
A: Picollo.
V: Bersa?
A: Ja, en een nummer
V: Waar had u dat pistool?
A: In mijn bureau achter in een lade. Ik heb dat in mijn lade bewaard en opgeborgen. Niet in mijn wapenkluis.
V: En waarom niet in de wapenkluis?
A: Omdat het illegaal was. Ik had het niet mogen hebben. Ik kreeg het van iemand en vond het een mooi ding.
O: Hier werd ook munitie bij aangetroffen. Ook deze munitie is strafbaar.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ja dat klopt. Het zat erbij.
O: Er werd in uw wapenkluis ook een revolver aangetroffen. Zijnde een Armi Jager 6mm flobert. Ik toon de foto’s uit het pv.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: (..) Maar die was doorgeboord. Die kon je niet meer gebruiken. In
mijn ogen gevaarlijk. Je kon zien aan de cilinder dat ze er in geboord hadden. Dat moet je niet gebruiken dat is gevaarlijk. Daarom heb ik die weggestopt.
O: Er is een luchtdruk pistool aangetroffen Marksman gelijkend op de Colt 1911.
V: Ook dit vuurwapen is niet toegestaan?
(Dossierpagina 188)
A: Vroeger waren ze minder streng met wapen bezit.
O: Er is ook een dubbelloops penvuur pistool aangetroffen.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Dat is een replica. Dit is niet echt. Deze hing aan de schouw. Met ernaast het oude jachtgeweer van mijn vader.
O: Luchtdrukgeweer van het merk Daisy, type 1894, sprekende gelijkenis met een Winchester 1894.
V: Wat kunt u hier over verklaren?
A: Die hing onder het jachtgeweer van mijn vader. Daar kan je ook die kleine kogeltjes mee afvuren..
Aanvullende overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank in het vonnis gebezigde overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte, met aanvulling van het hiernavolgende. Het hof houdt daarbij de volgorde van het vonnis aan.
I
In aanvulling op de een er laatste zin op pagina 4 van het vonnis, die luidt: ‘Ter zitting heeft verdachte ook verklaard dat hij op dat moment had kunnen weglopen’, weergegeven onder het kopje ‘5.3. Het oordeel van de rechtbank’, neemt het hof het volgende op.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster heeft geslagen omdat hij haar pijn wilde doen, met het enige doel dat zij nu eens zou meewerken aan de overname van de manage.
II
In aanvulling op de eerste zin op pagina 5 van het vonnis, die luidt: ‘Omdat verdachte niet heeft gehandeld in een noodweersituatie kan zich niet de situatie voordoen dat verdachte te ver is gegaan in zijn verdediging’, weergegeven onder het kopje ‘5.3. Het oordeel van de rechtbank’ op pagina 4 van het vonnis, neemt het hof het volgende op.
Het hof overweegt dat zelfs in het geval de verklaring van verdachte als afgelegd bij de politie op dossierpagina 185 zou worden gevolgd dat aangeefster hem zou hebben geslagen, hetgeen dan volgens verdachte pijn zou hebben gedaan en aangeefster hem vervolgens met een rijzweepje zou hebben willen slaan, hetgeen volgens de verdachte niet lukte, waarna aangeefster door haar val het zweepje zou hebben losgelaten en verdachte het zweepje in zijn bezit had, naar het oordeel van het hof de gestelde wederrechtelijke aanranding, dan wel de dreiging daarmee, daarna was beëindigd. De verdachte had gewoon weg kunnen gaan, zoals hij ook heeft verklaard ter terechtzitting van de rechtbank in eerste aanleg op 13 mei 2022 ( proces-verbaal pagina 2). De gedragingen van verdachte waarbij hij aangeefster vele malen met een metalen voorwerp op het hoofd heeft geslagen zijn naar het oordeel van het hof ook niet het onmiddellijke gevolg van de daaraan voorafgaande gestelde wederrechtelijke aanranding noch van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door die daaraan voorafgaande gestelde wederrechtelijke aanranding. Verdachte heeft immers bij de politie op dossierpagina 185 verklaard dat hij boos werd en is gaan slaan omdat aangeefster hem na haar val vertelde dat hij de gevangenis in zou gaan en zij echt niet ging meewerken met (het hof begrijpt: de overname van de manege door [zoon van aangeefster en verdachte] ) en een (het hof begrijpt: ander) aanbod had gehad en het aan hen ging verkopen. Daarnaast heeft verdachte op dossierpagina 186 verklaard dat hij aangeefster heeft geslagen omdat hij haar pijn wilde doen, met het enige doel dat zij nu eens zou meewerken aan de overname van de manage. Onder die omstandigheden kan een beroep op noodweer/noodweerexces reeds niet slagen, dit nog daargelaten de vraag naar proportionaliteit en subsidiariteit.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft het hof verzocht om in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de hoge leeftijd van de verdachte, verdachte is thans 86 jaar oud, zijn blanco strafblad, de omstandigheid dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is en het lage recidiverisico.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn toentertijd
74-jarige, thans 76 jarige, ex-partner. Hij heeft haar meermalen met kracht met een metalen handvat van een rijzweep op en tegen het hoofd geslagen. Aangeefster mag van geluk spreken dat dit geweld haar niet fataal is geworden, zo blijkt ook uit de letselbeschrijving. Dat het gewelddadige gedrag van de verdachte een grote impact op aangeefster heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt ook uit haar slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering die zij als benadeelde partij heeft ingediend. Zo was aangeefster elf maanden na het incident haar reukvermogen nog steeds kwijt en heeft zij nog altijd problemen op het cognitieve vlak.
Voorts heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het in zijn woning voorhanden
hebben van meerdere wapens en munitie. De verdachte had als lid van een schietvereniging
beter moeten weten dan het zonder vergunning in huis hebben van wapens en munitie. Het
ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van
personen met zich mee.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad en in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met een andersoortige of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft evenzeer gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat het dossier een brief van GZ-psycholoog [psycholoog 1] d.d. 28 april 2023 bevat. Uit deze brief blijkt dat de verdachte door de reclassering is aangemeld bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek van GGZ Westelijk Noord-Brabant in het kader van een schorsingstoezicht en dat hij in zorg is sinds 7 februari 2022. De verdachte houdt zich aan de behandelafspraken en de afspraken met de reclassering. Voorts is met gebruik van de FARE (Forensische Ambulante Risico Evaluatie) een inschatting van het recidiverisico gemaakt. Het recidiverisico wordt ingeschat als zeer laag. De risicofactoren die naar voren komen uit de FARE zijn de problematische ex-partnerrelatie, disfunctionele oplossingsvaardigheden en houding. Er is sprake van een jarenlang durende frustratie betreffende de overname van de zaak door de zoon van de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte vooral een afwachtende houding heeft aangenomen. Dit heeft er vermoedelijk voor gezorgd dat frustraties opgestapeld werden en het delict tot stand is gekomen. De disfunctionele oplossingsvaardigheden zijn zichtbaar in sterke vermijding en ontkenning van gevoelens en gedrag. De beschermende factoren zijn: geen financiële problemen, een steunend sociaal netwerk, daginvulling, geen middelengebruik en het zich houden van afspraken met reclassering en het volgen van een behandeling. Tot slot is aangegeven dat de behandeling zich richt op denken in verschillende scenario’s om vermijding te voorkomen en behoud van emotionele stabiliteit om oplopen van emoties te voorkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met complexe familierelaties, verhoogde impulsiviteit en reactiviteit en een vermijdende houding.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 9 mei 2022 en de aanvulling daarop, waarin de reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden inhoudende een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer, een gebiedsverbod, inhoudende dat verdachte zich niet binnen een straal van één kilometer zal bevinden rond [adres 1] en zal meewerken aan een traject voor herstelbemiddeling met het slachtoffer. De reclassering heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 mei 2023 te kennen gegeven open te staan voor behandeling en begeleiding door de reclassering.. De verdachte heeft zich bereid verklaard, indien het hof bijzondere voorwaarden mocht opleggen, zich daaraan te houden. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet in zijn woning terecht kan doordat hij naast de manage woont en er een contact- en locatieverbod geldt. Hij woont op dit moment bij zijn zoon Bas. Hij zou heel graag weer naar zijn eigen woning terugkeren.
Toerekenbaarheid
Het hof heeft acht geslagen op het rapport psychiatrisch onderzoek pro Justitia d.d. 28 september 2021, opgesteld door psychiater [psychiater 1] , onder supervisie van psychiater [psychiater 2] .
Het Pro-Justitia rapport houdt – voor zover hier relevant en zakelijk/verkort weergegeven – het volgende in:
Bij betrokkene is er sprake van een chronische aanpassingsstoornis ten gevolge van aanhoudende (ex-) partnerrelatie- en systeemproblemen en enkele disfunctionele (ontwijkende) persoonlijkheidskenmerken. Deze waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Het tenlastegelegde onder 1. kan gedeeltelijk vanuit de gediagnosticeerde ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling verklaard worden. Ten gevolge van de jarenlange bestaande en voortdurende partnerrelatieproblemen tot uiting komend in voortdurende hoog niveau van stress, spanning en emotionele problematiek, blijkt betrokkene niet in staat om deze situatie adequaat te kunnen hanteren. Met name de enkele licht disfunctionele persoonlijkheidskenmerken, bestaande uit een verhoogde kwetsbaarheid voor krenking door de narcistische trekken in zijn persoon en daarnaast een ineffectieve vermijdende coping stijl, vooral ten aanzien van emoties en relationele problematiek spelen hierbij een rol van betekenis. Zijn verhoogde emotionele kwetsbaarheid horend bij zijn gevorderde leeftijd speelt daarbij eveneens een rol van betekenis. Gezien de doorwerking van de hierboven weergegeven problematiek in het tenlastegelegde onder 1 adviseert ondergetekende dit in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
(…)
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder 2, het verboden wapenbezit, merkt
ondergetekende op dat de hierboven geschilderde doorwerking van de gediagnosticeerde ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling niet op dit tenlastegelegde feit van toepassing is. Er is meer sprake van nalatigheid, bij de wetenschap dat hij dit soort wapens niet in bezit mocht hebben. Hoewel het voorhanden hebben van deze vuurwapens in verband wordt gebracht met een gevoel van onveiligheid al wonend in het buitengebied van Bergen op Zoom, hetgeen gelet op zijn voortgeschreden leeftijd invoelbaar is, kan dit niet in verband gebracht worden met de gediagnosticeerde stoornissen. .Ondergetekende adviseert uw college deze tenlastegelegde feiten -indien bewezen- aan betrokkene toe te rekenen.
Het hof stelt vast dat volgens de conclusie van de deskundige sprake is van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Voorts heeft de deskundige geadviseerd om het onder 1 tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het rapport psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 26 oktober 2021, opgesteld door klinisch en klinisch neuropsycholoog dr. [psycholoog 2] . Deze deskundige deelt de visie en advisering van de mederapporteur, de psychiater [psychiater 1] , zoals wordt vermeld in het rapport op pagina 25.
Het hof volgt voornoemde conclusies van de deskundigen om verdachte het onder 1 primair bewezenverklaarde verminderd toe te rekenen en het onder 2 en 3 bewezenverklaarde geheel toe te rekenen, op basis van de onderbouwingen ervan als opgenomen in de rapportages en neemt deze over. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte strafbaar is en dat het onder 1 primair bewezenverklaarde de verdachte verminderd kan worden toegerekend. Het hof weegt dit mee in de hoogte van de op te leggen straf.
Conclusie
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het opleggen van een straf als door de raadsman is bepleit doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en ernst van de feiten en de gevolgen daarvan en is derhalve niet passend. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast ziet het hof aanleiding om naast de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, daarbij voorts bijzondere voorwaarden als hierna te noemen op te leggen en de op grond daarvan van rechtswege verbonden voorwaarden. Het hof zoekt hiervoor aansluiting bij het in hoger beroep uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 9 mei 2022 en de aanvulling daarop. Het hof zal een meldplicht, behandelverplichting en contactverbod opleggen. Er zal geen locatieverbod worden opgelegd omdat de verdachte dan niet terug naar zijn huis kan. Een dergelijk verbod is immers nu al bijna 2 jaren van kracht en niet valt in te zien dat verdachte – die een behandeling volgt, zijn afspraken nakomt en begeleid wordt door de reclassering - inmiddels niet naar huis zou kunnen terugkeren. Daarnaast zal er geen medewerking aan een traject voor herstelbemiddeling worden opgelegd omdat het slachtoffer daar niet voor open staat. Tot slot zal het hof niet bepalen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu naar het oordeel van het hof niet wordt voldaan aan de vereisten voor een dergelijke oplegging.
De voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is door het hof laatstelijk geschorst tot de dag van de uitspraak des morgens om 09.00 uur. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis thans weer van kracht is geworden. Het hof is ambtshalve van oordeel dat de gronden voor voortzetting van de voorlopige hechtenis thans niet meer aanwezig zijn en de verdachte de verdere executie van dit arrest in vrijheid dient te kunnen afwachten. Om die reden zal het hof de voorlopige hechtenis opheffen en de beslissing over de voorlopige hechtenis van de rechtbank als opgenomen in het vonnis vernietigen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing over de voorlopige hechtenis en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland ( [adres 2] ). De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door de Forensische Psychiatrische Polikliniek van de GGZ WNB of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal duren de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit nodig zal vinden. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener zal geven voor de behandeling;
  • dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is - direct of indirect - contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1946).
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit arrest in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Beveelt de opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang..
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, zulks met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 5 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie (Onderzoek Eurogood), Eenheid Zeeland-West-Brabant, district de Markiezaten, districtsrecherche de Markiezaten ,Onderzoeksnummer: ZB2R021057 / Eurogood registratienummer PL2000-2021146247, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , ondertekend en gesloten op 16 augustus 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-195, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs