ECLI:NL:GHSHE:2023:1736

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
200.318.481_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor in een zaak van bewind en mentorschap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een 86-jarige moeder die lijdt aan gevorderde dementie. De dochter van de moeder had in hoger beroep verzocht om de benoeming van een andere bewindvoerder en mentor, in plaats van de zoon, die eerder door de rechtbank was benoemd. De dochter betwistte de wilsbekwaamheid van de moeder ten tijde van het opstellen van haar levenstestament, waarin de zoon als haar bewindvoerder en mentor was aangewezen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat er een ernstig verstoorde verstandhouding bestond tussen de dochter en de zoon, wat de zorg voor de moeder negatief beïnvloedde. Het hof oordeelde dat er gegronde redenen waren om van de voorkeur van de moeder af te wijken en besloot een professionele bewindvoerder en mentor aan te stellen. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de zoon benoemde, en de nieuwe benoemingen gingen in per 1 juni 2023. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 mei 2023
Zaaknummer: 200.318.481/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9826255 TD VERZ 22-869 en 9826256 TD VERZ 22-870
in de zaak in hoger beroep van:
[de dochter],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de dochter,
advocaat: mr. S.J. Nijssen.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de moeder] , hierna te noemen: de rechthebbende/betrokkene of de moeder, advocaat: mr. J.W. de Rijk;
- [bewindvoerder] , hierna te noemen: de (huidige) bewindvoerder en mentor of de zoon, advocaat: mr. J.W. de Rijk;
- [betrokkene] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 augustus 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 4 november 2022, heeft
de dochter verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij de zoon tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder is benoemd en in plaats van hem [bedrijf 1] als zodanig te benoemen, dan wel een beslissing te nemen die het hof redelijk acht, kosten rechtens.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de dochter haar verzoek in hoger beroep gewijzigd in die zin dat zij thans verzoekt om [bedrijf 1] tot bewindvoerder ten behoeve van de moeder te benoemen en [mentor] ( [bedrijf 2] ) tot mentor.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 27 februari 2023, hebben de zoon en de moeder verzocht om de dochter niet ontvankelijk te verklaren in haar grieven subsidiair de grieven van de dochter als ongegrond en onbewezen te verwerpen, met veroordeling van de dochter in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de dochter, bijgestaan door mr. Nijssen;
  • de zoon, bijgestaan door mr. De Rijk.
2.3.1.
De moeder en [betrokkene] zijn
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondeling behandeling in eerste aanleg op 7 juli 2022;
- het proces-verbaal van het horen van de moeder door de kantonrechter op 15 augustus 2022;
- de overige stukken van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 5 december 2022;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de dochter van 20 december 2022;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de dochter van 6 april 2023;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de dochter overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling

3.1.
Op 24 januari 2022 heeft de moeder een levenstestament opgemaakt. Daarbij is, voor zover thans van belang, bepaald dat de zoon wordt gevolmachtigd om, indien de moeder daartoe geestelijk of lichamelijk niet meer in staat is, haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De volmacht is erop gericht dat geen bewind en mentorschap behoeft te worden ingesteld, maar mocht dit toch gebeuren dan verklaart de moeder dat de zoon bewindvoerder en mentor moet worden.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant - voor zover in hoger beroep aan de orde - vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van de moeder een bewind ingesteld over alle goederen die haar als rechthebbende (zullen) toebehoren en tevens ten behoeve van de moeder een mentorschap ingesteld, met benoeming van de zoon tot bewindvoerder en mentor.
3.3.
De dochter kan zich met deze beschikking niet verenigen voor zover daarbij de zoon tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder is benoemd en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten in hoger beroep
3.4.
De dochter voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. Aan het levenstestament van de moeder moet worden voorbijgegaan. De dochter betwist dat de moeder op eigen initiatief een levenstestament heeft laten opstellen. Op 24 januari 2022 was de moeder vanwege dementie niet in staat om een levenstestament te laten opmaken en hierin haar eigen wil te bepalen. In mei 2022 had zij al gevorderde dementie, zo blijkt uit een brief van de specialist ouderengeneeskunde. Dit dementieel beeld kan niet pas na eind januari 2022 ontstaan zijn. De moeder had al langer forse geheugenproblemen. De notaris heeft bij het opmaken van het levenstestament onvoldoende onderzoek gedaan naar de geestelijke toestand van de moeder.
Verder is de verstandhouding tussen de dochter en de zoon zeer slecht. De onrust en spanningen tussen hen zijn zeker merkbaar voor de moeder. Het is daarom niet in het belang van de moeder dat de zoon tot bewindvoerder en mentor is benoemd. Er zijn dan ook gegronde redenen om van de uitdrukkelijke voorkeur in het levenstestament van de moeder voor de zoon af te wijken. De zoon voert bovendien zijn taken als bewindvoerder en mentor niet goed uit. Hij informeert de dochter niet dan wel zeer beknopt over het welzijn van
de moeder en hij heeft de moeder in een andere zorginstelling geplaatst dan was besproken op de mondelinge behandeling bij de kantonrechter. De dochter krijgt evenmin informatie van de zorginstelling waar de moeder woont. Ook heeft de zoon zonder machtiging van de kantonrechter de woning van de moeder verhuurd en houdt hij bezoek van derden weg bij de moeder. De dochter maakt zich zorgen over het welzijn van de moeder. Haar uiterlijke verzorging is niet goed. Benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor is in de huidige situatie meer in het belang van de moeder. De moeder heeft ook zelf in augustus 2022 tegenover de kantonrechter te kennen gegeven een professionele bewindvoerder en mentor te willen.
Ten slotte heeft de kantonrechter ten onrechte geen gemotiveerd oordeel gegeven over het verzoek van de dochter om een professionele bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder te benoemen.
3.5.
De zoon en de moeder voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. Het levenstestament is op eigen initiatief van de moeder opgemaakt. Er moet worden uitgegaan van het professioneel handelen van de notaris die met het opmaken van het levenstestament van de
moeder belast is geweest. Een notaris wordt immers geacht, alvorens zijn notariële diensten in dat verband te verlenen, ook na te gaan of de betreffende persoon in staat is om diens wil te bepalen, kort gezegd, als wilsbekwaam aangemerkt kan worden. De moeder heeft in maart 2022 een herseninfarct en heeft haar heup gebroken gehad. Sindsdien is haar korte termijn geheugen erg achteruit gegaan. Vóór maart 2022 functioneerde de moeder geheel zelfstandig.
Het levenstestament van de moeder is duidelijk. De moeder heeft haar voorkeur hierin uitgesproken voor de zoon als de behartiger van haar belangen. De zoon heeft altijd de zorg gehad voor de moeder. De zoon voert zijn werk als bewindvoerder en mentor nauwgezet uit. Hij geeft de dochter regelmatig een update van de situatie van de moeder. De zoon is vergeten om aan de kantonrechter een machtiging te vragen voor de verhuur van de woning van de moeder. De aantijgingen van de dochter jegens de zoon zijn kwetsend en niet onderbouwd. De moeder wordt momenteel in het verzorgingshuis door professionals verzorgd en begeleid.
Tot slot heeft de kantonrechter terecht het verzoek van de dochter als een zogenoemd subsidiair verzoek beschouwd, waaraan niet is toegekomen.
Het oordeel van het hof
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige
benoeming verzetten.
3.6.2.
De moeder is 86 jaar oud. Zij lijdt aan gevorderde dementie, zo blijkt uit de brief van de specialist ouderengeneeskunde van 19 mei 2022. De moeder woont in het zorgcomplex [zorgcomplex] in [plaats 1] met intensieve 24-uurs dementiezorg op basis van een CIZ indicatie niveau 5. Gelet op het toestandsbeeld van de moeder heeft het hof ervan afgezien om haar als belanghebbende in deze procedure te horen.
Vaststaat - dit is tussen partijen ook niet in geschil - dat de moeder zelf niet meer in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat instelling van een bewind en een mentorschap in haar belang noodzakelijk is. In hoger beroep is uitsluitend de persoon van de te benoemen bewindvoerder en mentor aan de orde.
Het hof is van oordeel dat het in het belang van de moeder is om een professionele bewindvoerder en mentor ten behoeve van haar te benoemen. Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
In haar levenstestament heeft de moeder haar uitdrukkelijke voorkeur uitgesproken voor benoeming van de zoon tot bewindvoerder en mentor. Nog daargelaten de vraag of de moeder ten tijde van het opstellen van het levenstestament voldoende in staat was om haar wil te bepalen, is het hof van oordeel dat er gegronde redenen zijn die zich tegen benoeming van de zoon tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder verzetten. Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, komt naar voren dat er sprake is van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de zoon en de dochter. Zij hebben al sinds 2009 geen of nauwelijks contact meer met elkaar. Er bestaat een hoge mate van wantrouwen over en weer. De zoon en de dochter gaan op een ruzieachtige manier met elkaar om, ook in aanwezigheid van de moeder. Er zijn over en weer aangiftes van strafbare feiten tegen elkaar gedaan. De onderlinge strijd tussen de zoon en de dochter maakt dat de moeder, die zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevindt, klem zit tussen haar kinderen en het kan niet anders zijn dan dat dit een negatieve weerslag op haar welzijn heeft. Daarnaast heeft het hof zorgen over de manier waarop de zoon zijn taken als bewindvoerder en mentor uitoefent. Zo heeft hij zonder de vereiste machtiging aan de kantonrechter te vragen de woning van de moeder verhuurd. Ook houdt hij de dochter onvoldoende op de hoogte van bijzonderheden omtrent de moeder. De emailberichten die de zoon aan de dochter stuurt over het welzijn van de moeder zijn uiterst summier. Dit klemt temeer omdat de dochter - naar zij onweersproken heeft gesteld - ook van de instelling waar de moeder verblijft niet of nauwelijks informatie krijgt over het welbevinden van de moeder.
Gelet op al het voorgaande acht het hof het in het belang van de moeder aangewezen dat een professionele bewindvoerder en mentor wordt benoemd die als onafhankelijke derde de belangen van de moeder behartigt en alle kinderen op de hoogte houdt van haar situatie. De grief van de dochter die hierop ziet, slaagt dus. Bij deze stand van zaken hoeft hetgeen de dochter voor het overige heeft aangevoerd niet meer te worden besproken.
3.6.3.
Tegen de door de dochter voorgestelde professionele bewindvoerder en mentor zijn als zodanig geen bezwaren geuit. Bereidverklaringen bevinden zich in het dossier. Het hof zal deze met ingang van 1 juni 2023 als zodanig benoemen.
3.6.4.
Het hof zal de jaarbeloning van de bewindvoerder vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing.
Het hof zal de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van
€ 586,00. Deze beloning is exclusief omzetbelasting.
3.6.5.
Het hof zal de jaarbeloning van de mentor vaststellen overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Deze beloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing.
Het hof zal de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen overeenkomstig artikel 4 lid 4 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Deze beloning is exclusief omzetbelasting.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de zoon tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder is benoemd, met ingang van 1 juni 2023 vernietigen.
3.8.
Gelet op de aard en de uitkomst van deze procedure is er geen aanleiding om de dochter te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, zoals de zoon en de moeder hebben verzocht. Het hof zal deze kosten tussen partijen compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt met ingang van 1 juni 2023 de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 augustus 2022, maar uitsluitend voor zover daarbij de zoon tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van de moeder is benoemd,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van 1 juni 2023 [bedrijf 1] , [postbus] , [postcode] [plaats 2] , tot bewindvoerder over [de moeder] , geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] ;
stelt de jaarbeloning vast zoals hiervoor is overwogen;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vast zoals hiervoor is overwogen;
benoemt met ingang van 1 juni 2023 [mentor] ( [bedrijf 2] ), [postbus] , [postcode] [plaats 3] , tot mentor over [de moeder] voornoemd;
stelt de jaarbeloning vast zoals hiervoor is overwogen.
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vast zoals hiervoor is
overwogen;
bekrachtigt voormelde beschikking van de rechtbank van 25 augustus 2022 voor het overige;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.D.M. van der Linden en
A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.