Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,(hierna: de minderjarige);
1.De zaak in het kort.
2.De bestreden beschikking.
- de Staat, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger de Staat] en bijgestaan door mr. E.V. Koppe;
- [verweerster] , bijgestaan door mr. Van den Hoogen;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- de brief van mr. Koppe van 31 maart 2022, met producties A t/m E.X;
- de brief met bijlage van mr. van den Hoogen d.d. 29 juli 2022;
- de brief met bijlage van mr. van den Hoogen d.d. 5 augustus 2022. De bijlage betreft een brief van de minderjarige gericht aan - zo begrijpt het hof- het hof.
4.Feiten en procedure in eerste aanleg.
- i) [verweerder] en [verweerster] zijn op 26 mei 2000 met elkaar gehuwd.
- ii) De minderjarige is op [geboortedatum] 2006 te Gambia geboren als kind van [biologische moeder] en [biologische vader] .
- iii) [verweerster] heeft vanaf 6 september 2019 tot eind september 2021 onafgebroken in Gambia verbleven. Op 22 september 2021 is [verweerster] vanwege ernstige gezondheidsproblemen, naar Nederland teruggekeerd. De minderjarige is nog steeds in Gambia.
- iv) Bij uitspraak van de
5.De beoordeling
Ontvankelijkheid
interlandelijke adoptie, waarbij voldaan moet zijn aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna ook: Wobka) en niet - zoals de rechtbank heeft geoordeeld - van een
buitenlandse adoptiedie zich geheel buiten de Nederlandse rechtsorde heeft afgespeeld. Interlandelijke adoptie is een ingrijpende gebeurtenis, zeker voor het betrokken kind en is daarom van belang dat een interlandelijke adoptie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid plaatsvindt.