Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Verstraten;
- de moeder, bijgestaan door mr. Ramakers;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 januari 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 juni 2022;
- het verweerschrift van de GI van 8 december 2022, ingekomen ter griffie op 9 december 2022;
- het emailbericht van de advocaat van de vader d.d. 11 oktober 2022, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2022;
- stukken uit de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2022.
3.De beoordeling
(hierna: [minderjarige]
), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
gtussen [minderjarige] en de vader voorlopig, tot daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder professionele begeleiding van een jeugdhulpaanbieder (BOR-traject niveau 2) waarbij de invulling van het BOR-traject wordt overgelaten aan de jeugdhulpaanbieder. De rechtbank heeft de raad verzocht uiterlijk op 8 juli 2022 (pro forma) de rapportage van de jeugdhulpaanbieder omtrent de voortgang bij de rechtbank in te dienen en geeft de raad voorwaardelijk opdracht onderzoek te doen en advies uit te brengen over de zorgregeling, indien de raad daartoe, na ontvangst van de eindrapportage van de jeugdhulpaanbieder, aanleiding ziet. Ook heeft de rechtbank de raad verzocht, indien het BOR-traject niet is gestart of voortijdig wordt afgesloten, zo spoedig mogelijk de rechtbank daarvan op de hoogte te stellen onder overlegging van het bericht van de jeugdhulpaanbieder daarover, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.