Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juni 2022. De rechtbank had het gezamenlijk gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen beëindigd en de moeder het recht op omgang ontzegd. De moeder, die in hoger beroep ging, betwistte de beslissing van de rechtbank en voerde aan dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een wijziging van het gezag rechtvaardigden. De vader daarentegen stelde dat de moeder ongeschikt was om in het belang van de kinderen te handelen, gezien haar psychische problemen en eerdere incidenten. Het hof heeft de zaak op 21 maart 2023 mondeling behandeld, waarbij zowel de moeder als de vader en vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder nog steeds aanwezig zijn en dat zij zich niet onder behandeling heeft laten stellen. De moeder heeft in het verleden onveilig gedrag vertoond, wat heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de kinderen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag bij de vader blijft en dat de omgang met de moeder voorlopig niet kan plaatsvinden. De moeder heeft onvoldoende inzicht in haar problematiek en de gevolgen daarvan voor de kinderen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en legt een informatieregeling op, waarbij de vader de moeder eenmaal per kwartaal op de hoogte moet houden van belangrijke zaken betreffende de kinderen.