ECLI:NL:GHSHE:2023:1724

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
200.324.041_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving basisschool en wijziging zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder van drie minderjarige kinderen over de inschrijving van de kinderen op een basisschool en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank had eerder aan de moeder vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] en de zorgregeling gewijzigd. De vader is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen die hij passend acht. De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op een andere school in [woonplaats moeder]. Tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat de huidige schoolkeuze in [woonplaats vader] in het belang van de kinderen is en dat er geen noodzaak is om te wisselen van school. Het hof wijst de verzoeken van de moeder af en verleent aan de vader vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op [school 2] in [woonplaats vader]. De zorgregeling wordt opnieuw vastgesteld, waarbij de kinderen bij de moeder verblijven van zondag 18.00 uur tot donderdag vóór school en bij de vader van donderdag na school tot zondag 18.00 uur. Tevens wordt bepaald dat de kinderen twee keer per maand, op het 2e en 4e weekend van de maand, bij de moeder verblijven vanaf zaterdag 18.00 uur.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 mei 2023
Zaaknummer: 200.324.041/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/404229 / FA RK 22-5580
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Czarnota,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.E. Voorvaart-Kuik.
Deze zaak gaat over de minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De rechtbank heeft aan de moeder vervangende toestemming verleend de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd. De vader is het daar niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 10 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 13 maart 2023, heeft de vader verzocht de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen. De vader heeft verder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven op een basisschool in [woonplaats moeder] af te wijzen;
  • het verzoek van de moeder om [minderjarige 1] in te schrijven op [school 1] in [woonplaats moeder] af te wijzen en aan de vader vervangende toestemming te verlenen [minderjarige 1] in de schrijven op [school 2] in [woonplaats vader] , zodat zij aldaar naar school zal gaan vanaf het schooljaar 2023/2024.
Indien overeenkomstig het verzoek van de vader voormelde beschikking wordt vernietigd door het hof, verzoekt de vader de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te passen:
- primair:
week 1: de vader haalt de kinderen op woensdagochtend om 7:50 bij de moeder op en brengt ze naar school waarna de kinderen tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijven en de vader op zondag 18:00 uur ze naar de moeder brengt;
week 2: de vader haalt de kinderen op woensdagochtend 7:50 op bij de moeder en brengt ze naar school waarna de kinderen bij de vader verblijven tot zaterdag 18:00 uur en door de moeder bij de vader worden opgehaald;
- subsidiair:
week 1: de vader haalt de kinderen op woensdagochtend om 7:50 uur op bij de moeder en de kinderen blijven bij de vader tot zaterdagavond 18:00 uur waarna de moeder de kinderen op zaterdagavond 18:00 uur bij de vader komt ophalen;
week 2: de vader haalt de kinderen op donderdagochtend 7:50 uur op bij de moeder waarna hij ze naar school brengt en ze tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijven en de vader de kinderen om 18:00 uur bij de moeder brengt;
- meer subsidiair:
een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht.
Indien voormelde beschikking wordt bekrachtigd door het hof, verzoekt de vader het verzoek van de moeder om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven op de [school 3] in [woonplaats moeder] af te wijzen en partijen te verwijzen naar hulpverlening of mediation alwaar zij met elkaar in onderling overleg een school voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kunnen kiezen die voldoet aan een aantal voorwaarden, dan wel te bepalen dat de kinderen op zijn vroegst met ingang van de eerste schooldag na de zomervakantie 2023 zullen starten op de scholen in [woonplaats moeder] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 6 april 2023, heeft de moeder verzocht het schorsingsverzoek van de vader en zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen.
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep aan haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op [school 3] te [woonplaats moeder] , locatie [locatie] , waar zij op de eerste schooldag na de meivakantie kunnen starten. Kosten rechtens.
2.3.
Bij verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen bij de griffie van het hof op 7 april 2023, heeft de vader verzocht het incidenteel hoger beroep van de moeder af te wijzen.
Indien voormelde beschikking wordt bekrachtigd door het hof, verzoekt de vader aanvullend te bepalen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen worden ingeschreven bij [school 4] in [woonplaats moeder] en de vader daarvoor vervangende toestemming te verlenen voor zover de moeder daar op eerste afroep niet aan zal meewerken.
2.4.
Gelet op de samenhang is deze zaak gelijktijdig behandeld met de zaak 200.324.041/02 die betrekking heeft op het schorsingsverzoek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. M. Czarnota;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Voorvaart-Kuik;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 23 januari 2023;
  • het V6-formulier van 4 april 2023 met producties 22-24 van de advocaat van de vader;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde spreekaantekeningen.

3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep

De feiten
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 3 juli 2019 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 25 juli 2019 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.3.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder en partijen zijn een co-ouderschap overeengekomen. In het ouderschapsplan van 24 mei 2019 is onder meer opgenomen dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van zondag 18:00 uur tot donderdag 18:00 uur bij de moeder verblijven. Van donderdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur draagt de vader de zorg voor de kinderen. De moeder heeft daarnaast
minimaal twee weekenddagen per maand de mogelijkheid om de zorg van de kinderen te
dragen. In afwijking van voornoemde regeling verblijven de kinderen in de praktijk vanaf donderdag na school bij de vader.
3.4.
Na het uiteengaan is de vader in de voormalig echtelijke woning in [woonplaats vader] blijven wonen. De moeder heeft enige tijd in [plaats] gewoond. Het was de intentie van de moeder om zich in [woonplaats vader] te vestigen, maar zij kwam op dat moment niet in aanmerking voor een (huur)woning daar. De moeder is vervolgens verhuisd naar [woonplaats moeder] , met de intentie om binnen afzienbare tijd terug te verhuizen naar [woonplaats vader] . Nadat de moeder ongeveer een half jaar in [woonplaats moeder] woonde, heeft zij de vader verzocht toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] . De vader heeft hier niet mee ingestemd.
3.5.
De kinderen gaan naar school in [woonplaats vader] . Voor [minderjarige 1] geldt dat zij de overstap gaat maken naar het speciaal basisonderwijs (SBO) en zij daarom van school zal gaan wisselen.
3.6.
De moeder heeft een kind uit haar huidige relatie, [minderjarige 4] . De moeder en haar partner wonen niet samen.
3.7.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming gegeven om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] bij de moeder in de buurt, waar zij op zijn vroegst op de eerste schooldag na de meivakantie 2023 kunnen starten. Ook heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] met ingang van de eerste schooldag na de meivakantie 2023 in te schrijven op [school 1] in [woonplaats moeder] . De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten van partijen over de schoolkeuze van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De rechtbank heeft zich op dit punt iedere verdere beslissing voorbehouden. De rechtbank heeft verder de zorgregeling gewijzigd, waarbij grotendeels is aangesloten bij de tot nu toe lopende regeling.
3.8.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.9.
Het hof heeft op 14 april 2023 mondeling uitspraak gedaan in de zaak 200.324.041/02 en het schorsingsverzoek van de vader toegewezen, wat betekent dat de werking van de bestreden beschikking is geschorst totdat het hof heeft beslist in deze hoofdzaak.
Standpunten van partijen
3.10.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op een aantal onjuiste aannames en conclusies. De rechtbank gaat er van uit dat de kinderen doordeweeks bij de moeder zijn, maar er is sprake van een co-ouderschap en de kinderen zijn doordeweeks op donderdag en vrijdag bij hem. De moeder ervaart naar eigen zeggen veel stress en spanningen door het reizen met de kinderen van haar woonplaats [woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] . De vader heeft daarom voorgesteld de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, om de moeder doordeweeks te ontlasten. Hij begrijpt dat de moeder de kinderen niet minder wil zien, maar de kinderen kunnen dan in het weekend meer bij haar zijn. Het is volgens de vader in het belang van de kinderen dat zij hun stabiele basis behouden. De kinderen gaan al jaren in [woonplaats vader] naar school, op loopafstand van de woning van de vader. De kinderen zijn daar opgegroeid en er woont familie van beide kanten. De vader benadrukt dat het een keuze is van de moeder om in [woonplaats moeder] te blijven wonen. De moeder komt in [woonplaats moeder] alsnog niet in aanmerking voor leerlingenvervoer voor [minderjarige 1] . Zij moet [minderjarige 1] dus, ook als de kinderen in [woonplaats moeder] naar school gaan, nog steeds met de auto wegbrengen en ophalen, samen met [minderjarige 4] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Deze afstand is slechts enkele minuten korter dan als [minderjarige 1] in [woonplaats vader] naar het speciaal basisonderwijs zal gaan. In [woonplaats vader] kan [minderjarige 1] vanuit de vader lopend naar haar nieuwe school en daar kent ze al een aantal kinderen. Ook heeft [minderjarige 1] de mogelijkheid om, op de dagen dat ze in [woonplaats vader] is, na school af te spreken met vriendjes en vriendinnetjes. De vader geeft desgevraagd aan dat de moeder in zijn ogen over het algemeen een prima opvoeder is.
De vader woont in [woonplaats vader] dichtbij de huidige school van de kinderen. Hij heeft een relatie, maar woont omwille van de kinderen niet samen met zijn partner. Deze partner heeft ook kinderen. De vader werkt drie dagen (maandag tot en met woensdag) als elektricien. Hij beschikt zelf niet over een auto, maar leent deze indien nodig van familie of vrienden.
3.11.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Volgens de co-ouderschapregeling zijn de kinderen doordeweeks de meeste dagen bij haar. Zij reist al drie jaar heen en weer van [woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] . Dit is niet in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en daarnaast wordt [minderjarige 4] na enige tijd wagenziek. Destijds was het de intentie van de moeder om in [woonplaats vader] te blijven wonen, maar zij heeft nu haar leven opgebouwd in [woonplaats moeder] en is daar gelukkig. Als er minder hoeft te worden gereisd, brengt dit meer rust voor de kinderen en de moeder. De kinderen kijken er naar uit om naar een nieuwe school te gaan. Er is een basisschool vlakbij het huis van de moeder, waar [minderjarige 2] en [minderjarige 3] lopend naar toe kunnen. Ook kan de moeder hun schooltijden combineren met het wegbrengen en ophalen van [minderjarige 1] bij het speciaal basisonderwijs. Eventueel kan de moeder een beroep doen op haar buurman om [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op te vangen. Als de kinderen in [woonplaats vader] naar school blijven gaan, betekent dit dat de moeder met [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] na school drie kwartier in de auto moet wachten tot [minderjarige 1] uit school is. Dit kan niet van haar worden gevergd. De moeder stemt niet in met het voorstel van de vader om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen. De moeder wil de kinderen doordeweeks niet minder zien, zij vindt het fijn om tijd met de kinderen door te brengen. De moeder geeft desgevraagd aan dat de vader in haar ogen over het algemeen een prima opvoeder is.
De moeder woont in [woonplaats moeder] . Op de dagen dat de kinderen bij haar zijn, rijdt zij met [minderjarige 4] van [woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] om [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] naar school te brengen en weer op te halen. De moeder werkt niet, zij heeft een Wajong-uitkering. Haar partner, de vader van [minderjarige 4] , werkt vier dagen. Zij zijn verloofd maar wonen niet samen. Het ligt nu ook niet in de bedoeling om te gaan samenwonen. Haar partner neemt geen zorg voor [minderjarige 4] voor zijn rekening. Hij komt op bezoek en blijft wel slapen.
3.12.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat het uitgangspunt moet zijn de co-ouderschapsregeling. Rondom die co-ouderschapsregeling moet de school worden geregeld. Het co-ouderschap biedt de kinderen stabiliteit. Beide ouders willen er zijn voor de kinderen en zij zijn beide goede opvoeders. Er is een goede basis. Het gaat om de kinderen en wat voor hen belangrijk is. De raad adviseert de ouders om in gesprek te gaan en blijven met elkaar. Een hulpverleningstraject kan daarbij helpen.
Oordeel hof in principaal en incidenteel hoger beroep
3.13.
Het hof overweegt als volgt.
3.13.1.
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de ene ouder voor de inschrijving van de kinderen op een basisschool toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien partijen het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
3.13.2.
Het hof is, alles overziende, van oordeel dat niet gebleken is dat het in het belang is van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om te wisselen van school. Voor [minderjarige 1] geldt dat zij de overstap gaat maken naar het speciaal basisonderwijs maar niet valt in te zien waarom haar nieuwe school in [woonplaats moeder] dient te zijn. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.13.3.
De moeder heeft toegelicht dat het reizen doordeweeks tussen [woonplaats moeder] en [woonplaats vader] het nodige van haar vraagt, zeker nu zij de (fulltime) zorg heeft voor [minderjarige 4] . Het hof heeft hier begrip voor, al valt voor het hof niet in te zien op grond waarvan niet ook de partner van de moeder, de vader van [minderjarige 4] , verantwoordelijkheid heeft in de zorg en opvoeding van [minderjarige 4] en in zoverre de moeder kan en zou moeten ondersteunen. De omstandigheid dat de moeder en haar partner om hen moverende redenen er voor kiezen de zorg en opvoeding volledig bij de moeder te laten, naast de zorg voor de andere drie kinderen, betekent niet althans niet zonder meer dat de belasting die dat met zich brengt gevolgen dient te hebben voor de schoolkeuze van de [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Het staat vast dat de moeder na de scheiding de intentie had om in [woonplaats vader] te blijven wonen. Mede op basis van dit uitgangspunt hebben de ouders afspraken gemaakt zoals vastgelegd in het ouderschapsplan, met betrekking tot de zorg en opvoeding van de kinderen. Bij haar verhuizing met de kinderen naar [woonplaats moeder] was duidelijk dat de vader weliswaar geen bezwaar maakte tegen de verhuizing als zodanig maar uitdrukkelijk niet kon instemmen met een wijziging van de school van de kinderen als gevolg daarvan. Desalniettemin heeft de moeder de keuze gemaakt om te verhuizen naar [woonplaats moeder] . Haar stelling dat er voor haar op dat moment in redelijkheid geen andere alternatieven waren zijn onvoldoende aannemelijk geworden. De kinderen, althans [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gingen op dat moment overigens al naar school in [woonplaats vader] . Zo de kinderen momenteel bij de moeder al aangeven dat zij het reizen met de auto naar school niet fijn vinden, is niet gebleken van signalen dat het niet goed gaat met de kinderen en dat om die reden een wisseling van school geboden is. Weliswaar is het in het belang van [minderjarige 1] dat zij naar Speciaal Onderwijs overstapt, maar niet gebleken is dat, gelet op de aard van het onderwijs of van de school, dat noodzakelijkerwijs in [woonplaats moeder] dient te zijn. De vader heeft onbetwist gesteld dat ook het Speciaal Onderwijs in [woonplaats vader] voor [minderjarige 1] voldoet en dat zij daar ook terecht kan. Daar komt bij dat het wisselen van school naar [woonplaats moeder] betekent dat alle kinderen voorlopig op alle dagen van de week reistijd in de auto zullen blijven houden, omdat [minderjarige 1] , ook als ze naar bijzonder onderwijs in [woonplaats moeder] gaat, nog steeds met de auto moet worden weggebracht en opgehaald, en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn te jong om alleen thuis te blijven. Het wisselen van school vindt de moeder wellicht zelf prettiger en het scheelt haar mogelijk enige reistijd, maar het heeft anderzijds gevolgen voor de kinderen en de vader op de dagen dat de kinderen bij hem zijn. Dan zal immers de vader, die geen auto heeft, steeds een auto moeten lenen en met de kinderen dezelfde autoritten moeten maken dan wel met de kinderen voor hen toch aanzienlijke afstanden moeten fietsen. Als [minderjarige 1] alsook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] daarentegen in [woonplaats vader] op school blijven, zullen zij in ieder geval op die dagen gewoon lopend of met de fiets naar school kunnen blijven gaan en daar met vriendjes en vriendinnetjes kunnen afspreken. De moeder heeft met haar verzoeken aanvankelijk voor ogen gehad dat zij de kinderen doordeweeks volledig bij zich zou hebben (zij wilde ook een andere zorgregeling), maar zoals ook de raad te kennen heeft gegeven tijdens de mondelinge behandeling, is juist de co-ouderschapsregeling tussen partijen het uitgangspunt. Bij deze regeling is de door de moeder gewenste wijziging van school naar [woonplaats moeder] minder passend en niet per se meer in het belang van de kinderen.
3.13.4.
De vader heeft een verzoek gedaan om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, (mede) om de moeder doordeweeks te ontlasten. Hij heeft verzocht om verdeling te wijzigen aldus dat hij de kinderen op woensdag bij de moeder ophaalt. De moeder heeft hier afwijzend op gereageerd en het hof ziet in het belang van de kinderen onvoldoende aanleiding de huidige regeling te wijzigen. Derhalve zullen zowel de primaire als de subsidiaire verzoeken van de vader worden afgewezen.
Het hof wijst er partijen op, zoals ook is besproken tijdens de mondelinge behandeling, dat het hen vrij staat om hierover, al dan niet met de door hen ingeschakelde hulpverlening, in gesprek te blijven en voor zover mogelijk in goed onderling overleg samen afspraken te maken.
3.13.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de grieven van de man in het principaal hoger beroep slagen voor zover betrekking hebbende op kwestie van de school en falen voor zover betrekking hebbende op de zorgregeling. Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat de grieven van de vrouw falen en geen afzonderlijke bespreking behoeven.
3.13.6.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat tussen partijen wel enige verwarring is ontstaan over de uitleg van de bestreden beschikking met betrekking tot de zorgregeling voor zover de rechtbank daarin heeft bepaald dat de vrouw gerechtigd is tot contact met de kinderen in het weekend. De rechtbank heeft in het dictum zowel bepaald dat de vrouw de kinderen ophaalt op zondag, als dat de man de kinderen terugbrengt. Op de mondelinge behandeling bij het hof hebben partijen laten weten dat de vrouw de kinderen ophaalt. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de kinderen “een keer per twee weken, te weten het 2e en het 4e weekend van de maand”, de kinderen niet vanaf zondag 18.00 uur maar vanaf zaterdag 18.00 uur bij de vrouw verblijven. Omdat partijen hierover van mening verschillen, zal het hof duidelijkheid geven door te bepalen dat de kinderen twee keer per maand, dat wil zeggen het 2e en 4e weekend van iedere maand vanaf zaterdag 18.00 uur bij de vrouw verblijven. In zoverre wordt de bestreden beschikking vernietigd en de zorgregeling opnieuw rechtdoende opgenomen in het dictum van deze beschikking
Conclusie in principaal en incidenteel hoger beroep
3.13.7.
Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] alsnog af. Het hof verleent aan de vader – indien nodig – vervangende toestemming om [minderjarige 1] in de schrijven op [school 2] in [woonplaats vader] , zodat zij aldaar naar school zal gaan vanaf het schooljaar 2023/2024. De zorgregeling zoals bepaald door de rechtbank zal het hof ter verduidelijking opnieuw bepalen.
3.13.8.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
in het principaal hoger beroep:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 10 februari 2023;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een school in [woonplaats moeder] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen;
verleent aan de vader – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder – vervangende toestemming om [minderjarige 1] in de schrijven op [school 2] in [woonplaats vader] , zodat zij aldaar naar school zal gaan vanaf het schooljaar 2023/2024;
verandert het ouderschapsplan dat deel uit maakt van de beschikking van 3 juli 2019 als volgt:
bepaalt dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt recht hebben op het contact met de ouders:
  • van zondag 18.00 tot donderdag vóór school zullen de kinderen bij de vrouw verblijven, waarbij de man de kinderen op donderdag van school ophaalt;
  • van donderdag na school tot zondag 18.00 zullen de kinderen bij de man verblijven, waarbij de vrouw de kinderen op zondag om 18.00 bij de man ophaalt;
  • twee keer per maand, te weten het 2e en 4e weekend van iedere maand, zullen de kinderen vanaf zaterdag 18.00 bij de vrouw verblijven, waarbij de vrouw de kinderen op zaterdag om 18.00 bij de man ophaalt.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in principaal en incidenteel hoger beroep:
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en A.M. Bossink en is op 25 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.