ECLI:NL:GHSHE:2023:1723

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
200.323.908_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, geboren uit een inmiddels ontbonden huwelijk. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling aangevochten, met het verzoek om een bijzondere curator voor de kinderen aan te stellen en de ondertoezichtstelling niet te verlengen. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft geen verweerschrift ingediend, maar vertegenwoordigers waren aanwezig tijdens de mondelinge behandeling. De vader van de kinderen heeft ook zijn standpunt naar voren gebracht, waarbij hij de noodzaak van de ondertoezichtstelling benadrukt.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De moeder heeft aangevoerd dat de ondertoezichtstelling een draconische maatregel is die niet meer nodig is, terwijl de GI en de vader van mening zijn dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de ondertoezichtstelling moet worden voortgezet om het traject bij de betrokken instantie goed te kunnen begeleiden. De moeder's verzoek om een bijzondere curator te benoemen is afgewezen, omdat het hof van mening is dat dit niet noodzakelijk is in het kader van de huidige procedure.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 1 juli 2023. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij het hof de regierol van de GI essentieel acht voor een goede uitvoering van het traject.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 mei 2023
Zaaknummer: 200.323.908/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/397462 / JE RK 22-821
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. de Graaf,
tegen
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] ([minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] ([minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 3]( [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader] ,wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 maart 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te beslissen dat de kinderen een bijzonder curator krijgen toegewezen alsmede dat de ondertoezichtstelling van de kinderen niet verlengd wordt en het verzoek van de GI niet ontvankelijk is dan wel afgewezen dient te worden.
2.2.
De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. de Graaf;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de vader.
2.3.1.
De raad heeft het hof per brief van 18 april 2023 bericht niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is op 1 mei 2023 buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 12 december 2022;
  • de brief met bijlagen van de zijde van de GI, ontvangen op 1 mei 2023.

3.De feiten

3.1.
De kinderen zijn uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan sinds 1 juli 2016 onder toezicht. Aanvankelijk was Intervence belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, gevolgd door Briedis (vanaf 1 juli 2019). Met ingang van 23 augustus 2021 is het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering de verantwoordelijke GI.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De GI heeft op 10 mei 2022 de rechtbank verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van één jaar. Bij beschikking van 30 juni 2022 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 november 2022. Bij beschikking van 27 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 januari 2023.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd voor de resterende termijn, derhalve tot 1 juli 2023.
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte de ondertoezichtstelling verlengd. Een ondertoezichtstelling is een draconische maatregel die zo kort mogelijk ingezet dient te worden. Na jaren ondertoezichtstelling is er geen enkel perspectief op verbetering en de moeder heeft geen enkel vertrouwen meer in de GI. De ondertoezichtstelling geeft meer strijd dan dat het oplevert. Onlangs heeft de GI kenbaar gemaakt dat zij de kinderen met de vader in contact willen brengen, in de vorm van
exposure, voordat de hulpverlening is gestart. Hieruit blijkt dat de GI onvoldoende waakt voor de belangen van de kinderen. De GI legt eerdere beschikkingen naast zich neer en de GI lijkt op voorhand van mening te zijn dat niet met de moeder valt samen te werken. De moeder heeft echter altijd opengestaan voor hulpverlening, maar heeft ook direct kenbaar gemaakt dat zij de voorkeur geeft aan een instantie die dichterbij de woonplaats van de moeder en de kinderen, in [regio] , werkzaam is. Inmiddels is gebleken dat [instantie] de analysefase van het traject ook op locatie in [regio] kan doen zodat deze analysefase in ieder geval bij [instantie] kan plaatsvinden.
Voor het geval het hof besluit het verzoek van de GI niet alsnog af te wijzen, meent de moeder dat er een bijzondere curator voor de kinderen dient te worden benoemd. De ondertoezichtstelling heeft na al die jaren weinig gebracht. Een bijzondere curator zal helpend zijn voor de kinderen. De kinderen zullen daarmee het signaal krijgen dat iemand opkomt voor hun belangen. Dit gevoel hebben zij op geen enkele wijze gekregen door de vele gecertificeerde instellingen en jeugdbeschermers die er zijn geweest alsook de wisselende standpunten die zijn ingenomen. De moeder heeft van [instantie] ook niet de indruk gekregen dat een bijzondere curator het traject bij [instantie] in de weg zal staan.
5.2.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. Het gezinssysteem staat bovenaan de wachtlijst bij [instantie] . De verwachting is dan ook dat het traject bij [instantie] op korte termijn kan starten. Als gevolg van personeelsverloop kan [instantie] echter nog geen indicatie geven van de daadwerkelijke startdatum. Omdat het lange tijd onduidelijk was wanneer het traject bij [instantie] kon starten, wilde de GI inzetten op een alternatief traject in de vorm van
exposure.Omdat nu is gebleken dat [instantie] op korte termijn kan starten hoeft dit alternatieve traject niet te worden ingezet. De GI is echter wel van mening dat er op korte termijn contact dient te komen tussen de vader en de kinderen, bijvoorbeeld door beeldbellen of het sturen van een kaartje. Deze visie gaat de GI ook bespreken met [instantie] . De GI meent dat betrokkenheid in het kader van de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft mede omdat er zorgen bestaan over het veelvuldige contact dat de moeder zelf met instanties zoekt. De GI ziet dan ook een regierol voor zichzelf weggelegd zodat het traject bij [instantie] uitgevoerd kan gaan worden. Vanuit [instantie] kunnen er ook kindbehartigers ingezet worden zodat de stem en behoefte van de kinderen wordt meegenomen. Hiervoor is de benoeming van een bijzonder curator niet noodzakelijk. Het is van belang dat de ondertoezichtstelling wordt voortgezet zodat het traject bij [instantie] kan starten en dat de kinderen zich vrij gaan voelen en emotionele toestemming gaan krijgen om met beide ouders contact te krijgen.
5.3.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De ondertoezichtstelling dient te worden verlengd. De vader heeft de kinderen al zes jaar niet meer gezien en zonder ondertoezichtstelling ziet de vader hen helemaal nooit meer. De vader herkent bij de kinderen alle tekenen van ouderverstoting. De vader voelt zich de laatste jaren geen vader meer. De toekomst valt of staat met de houding van de moeder. De vader hoopt dat de moeder, in plaats van juridische procedures te blijven voeren, op een andere manier naar zaken gaat kijken zodat er stappen kunnen worden gezet.
Het traject bij [instantie] dient eerst te starten voordat er weer andere hulpverlening, bijvoorbeeld in de vorm van een bijzondere curator, wordt ingezet.
5.4.
Het hof overweegt het volgende.
5.4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.4.2.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder desgevraagd toegelicht dat zij primair aan het hof verzoekt om de verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen. Als het hof niet overgaat tot afwijzing van de verlenging van de ondertoezichtstelling, dan verzoekt de moeder subsidiair om een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen.
5.4.4.
De moeder heeft niet betwist dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
5.4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het gezinssysteem bovenaan de wachtlijst staat bij [instantie] en dat het de verwachting is dat dit traject op korte termijn kan starten. Het traject is op dit moment echter nog niet gestart en er is ook nog geen sprake van contactherstel tussen de kinderen en de vader. Zoals het hof reeds in de beschikking van 10 november 2022 heeft overwogen, acht het hof het verlengen van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om het traject bij [instantie] in goede banen te kunnen leiden. Dit oordeel van het hof is onveranderd nu het hof er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de ouders zonder het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling zelf in staat zijn om het traject bij [instantie] aan te gaan. Dit leidt het hof onder meer af uit de voorbehouden en de kanttekeningen die de moeder in het verleden heeft gemaakt en thans nog maakt bij de inzet van hulpverlening, bijvoorbeeld of [instantie] na de analysefase nog de meest aangewezen instantie is om het traject te leiden. Het hof acht het meer dan noodzakelijk dat de GI vanuit de regierol kan zorgen dat het traject bij [instantie] goed verloopt en zal daarom de verlenging van de ondertoezichtstelling bekrachtigen.
5.4.6.
Nu het hof de verlenging van de ondertoezichtstelling zal bekrachtigen, komt het hof toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen. Erop gelet dat de onderhavige procedure alleen betrekking heeft op de verlenging van de ondertoezichtstelling en het hof over nog slechts een kort resterend deel van de verlenging kan beslissen, te weten tot 1 juli 2023, ziet het hof geen aanleiding om in de onderhavige procedure een bijzondere curator te benoemen.
5.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 december 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en K.A. Boshouwers en is op 25 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.