ECLI:NL:GHSHE:2023:1716

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
20-003079-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van jeugddetentie en rijontzegging na aanrijding met motoragent tijdens politieachtervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2000, was eerder vrijgesproken van poging tot doodslag, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder roekeloos rijgedrag en diefstal. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie en een rijontzegging van 3 jaar. De zaak betreft een incident op 3 november 2017, waarbij de verdachte tijdens een politieachtervolging met hoge snelheid een motoragent aanreed. De verdachte had geen rijbewijs en reed met een snelheid die ver boven de toegestane limiet lag. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk de dood van de agent had willen veroorzaken. De vordering van de benadeelde partij, de motoragent, tot schadevergoeding werd toegewezen voor een bedrag van € 1.750,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk door de advocaat-generaal was gevorderd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003079-19
Uitspraak : 24 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 4 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-875003-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde ((mede)plegen poging tot doodslag) vrijgesproken.
De verdachte is ter zake van het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht), feit 2 (overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994) en feit 3 (diefstal door twee of meer verenigde personen) veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. Ter zake van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezenverklaarde is voorts de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor de duur van 3 jaren. Ten slotte is beslist op de vordering van de benadeelde partij.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende – na wijziging van de tenlastelegging – het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is gevorderd dat het hof de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal ontzeggen voor de duur van 3 jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is gevorderd dat het hof de gehele vordering zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is bepleit dat deze daarin niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (brigadier van politie) van het leven te beroven, met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s), bestuurde (personen)auto (merk Renault, type Laguna)
- ( tijdens een achtervolging door politie) binnen de bebouwde kom, rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de (autosnelweg) Linker Maasoever heeft genegeerd en/of slingerend door dat rode licht heeft gereden en/of
- rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de Rechter Maasoever heeft genegeerd en/of (rijdende door dat rode licht) dat kruisingsvlak is overgestoken en/of
- rijdende met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de (onoverzichtelijke) kruising van de Rietveldenweg met de Ruwekampweg heeft genegeerd en/of rijdende door dat rode licht dat kruisingsvlak is overgestoken en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 150 kilometer per uur over de Rietveldenweg heeft gereden en/of
- ( zonder snelheid te verminderen) de kruising gevormd door de Rietveldenweg met de Zandzuigerstraat is overgestoken en/of
- ( vervolgens) slingerend een vrachtauto heeft ingehaald en/of op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is blijven rijden en/of
- ( gekomen bij de Boksheuvelweg) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto is verloren en/of
- ( met hoge snelheid) een (onoverzichtelijke) kruising met de Oude Vlijmenseweg is opgereden en/of daarbij op de rijbaan bestemd voor verdachte en/of zijn mededader(s) tegemoetkomend verkeer is gereden/gegleden/geslipt en/of
met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een trottoirband is gereden/gegleden/geslipt en/of
- rechtsaf is geslagen (in de richting van de rotonde met de Kooikersweg) en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 90 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer richting (de rotonde met) de Kooikersweg heeft gereden en/of
- met een snelheid van tenminste 80 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid gezien de verkeerssituatie toen aldaar, die rotonde is opgereden (zulks terwijl, gezien de rijrichting van verdachte en/of zijn mededader(s), een zich rechts op die rotonde in reflecterende kleding bevindende politieambtenaar op een motorfiets, voor verdachte en/of zijn mededader(s) (duidelijk) zichtbaar was) en/of
- op die rotonde met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een (gezien de rijrichting van verdachte en/of zijn mededader(s)) links en aan de binnenzijde van die rotonde gelegen verhoging/stoeprand is gereden/gegleden/gebotst en/of (daardoor/daarbij) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto is verloren en/of (vervolgens) (met hoge, althans met enige snelheid) tegen die, deels op de rijbaan en deels op de fietsstrook van die rotonde zich bevindende en op een motorfiets zittende politieambtenaar (genaamd [slachtoffer 1] ) is gereden/gegleden/gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk(e) (medeplegen van) poging tot doodslag werd voorafgegaan van een strafbaar feit (te weten (gekwalificeerde) diefstal (namelijk in vereniging) van een voorbumper en/of een kentekenplaat en/of koplampen op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente ’s-Hertogenbosch) en werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente ‘s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorbumper en/of een kentekenplaat en/of koplampen (van een Mercedes A180 welke geparkeerd stond op de Engelensedijk), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze (gekwalificeerde) diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (brigadier van politie), gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, doordat hij tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader(s)
- ( tijdens een achtervolging door politie) binnen de bebouwde kom, rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de (autosnelweg) Linker Maasoever heeft genegeerd en/of slingerend door dat rode licht heeft gereden en/of
- rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de Rechter Maasoever heeft genegeerd en/of (rijdende door dat rode licht) dat kruisingsvlak is overgestoken en/of
- rijdende met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de (onoverzichtelijke) kruising van de Rietveldenweg met de Ruwekampweg heeft genegeerd en/of rijdende door dat rode licht dat kruisingsvlak is overgestoken en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 150 kilometer per uur over de Rietveldenweg heeft gereden en/of
- ( zonder snelheid te verminderen) de kruising gevormd door de Rietveldenweg
met de Zandzuigerstraat is overgestoken en/of
- ( vervolgens) slingerend een vrachtauto heeft ingehaald en/of op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is blijven rijden en/of
- ( gekomen bij de Boksheuvelweg) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto is verloren en/of
- ( met hoge snelheid) een (onoverzichtelijke) kruising met de Oude Vlijmenseweg is opgereden en/of daarbij op de rijbaan bestemd voor verdachte en/of zijn mededader(s) tegemoetkomend verkeer is gereden/gegleden/geslipt en/of met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een trottoirband
is gereden/gegleden/geslipt en/of
- rechtsaf is geslagen (in de richting van de rotonde met de Kooikersweg) en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 90 kilometer per uur, in elk geval
met een te hoge snelheid op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer
richting (de rotonde met) de Kooikersweg heeft gereden en/of
- met een snelheid van tenminste 80 kilometer per uur, in elk geval met een te
hoge snelheid gezien de verkeerssituatie toen aldaar, die rotonde is opgereden (zulks terwijl, gezien de rijrichting van verdachte en/of zijn mededader(s), een zich rechts op die rotonde in reflecterende kleding bevindende politieambtenaar op een motorfiets, voor verdachte en/of zijn mededader(s) (duidelijk) zichtbaar was) en/of
- op die rotonde met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een (gezien de rijrichting van verdachte en/of zijn mededader(s)) links en aan de binnenzijde van die rotonde gelegen verhoging/stoeprand is
gereden/gegleden/gebotst en/of (daardoor/daarbij) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto is verloren en/of (vervolgens) (met hoge, althans met enige snelheid) tegen die, deels op de rijbaan en deels op de fietsstrook van die rotonde zich bevindende en op een motorfiets zittende politieambtenaar (genaamd [slachtoffer 1] ) is gereden/gegleden/gebotst;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als verkeersdeelnemer(s), namelijk als bestuurder en/of passagier(s) van een motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Laguna), daarmede rijdende over de hierna te noemen openbare weg(en), in elk geval op de openbare weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn/hun schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (na een gepleegde diefstal) op de vlucht was/waren voor de politie, te rijden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( tijdens een politieachtervolging) binnen de bebouwde kom, rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de (autosnelweg) Linker Maasoever genegeerd en/of slingerend door dat rode licht gereden en/of
- rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de Rechter Maasoever genegeerd en/of (rijdende door dat rode licht) dat kruisingsvlak overgestoken en/of
- rijdende met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de (onoverzichtelijke) kruising van de Rietveldenweg met de Ruwekampweg genegeerd en/of rijdende door dat rode licht dat kruisingsvlak overgestoken en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 150 kilometer per uur over de Rietveldenweg gereden en/of
- ( zonder snelheid te verminderen) de kruising gevormd door de Rietveldenweg met de Zandzuigerstraat overgestoken en/of
- ( vervolgens) slingerend een vrachtauto ingehaald en/of op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer blijven rijden en/of
- ( gekomen bij de Boksheuvelweg) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto verloren en/of
- ( met hoge snelheid) een (onoverzichtelijke) kruising met de Oude Vlijmenseweg opgereden en/of daarbij op de rijbaan bestemd voor verdachte en/of zijn mededader(s) tegemoetkomend verkeer gereden/gegleden/geslipt en/of met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een trottoirband gereden/gegleden/geslipt en/of
- rechtsaf geslagen (in de richting van de rotonde met de Kooikersweg) en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 90 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer richting (de rotonde met) de Kooikersweg gereden en/of
- met een snelheid van tenminste 80 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid gezien de verkeerssituatie toen aldaar, die rotonde opgereden (zulks terwijl, gezien verdachtes en/of zijn mededader(s) rijrichting, een zich rechts op die rotonde in reflecterende kleding bevindende politieambtenaar op een motorfiets, voor verdachte en/of zijn mededader(s) (duidelijk) zichtbaar was) en/of
- op die rotonde met het linker voorwiel van de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto tegen een (gezien verdachtes en/of zijn mededader(s) rijrichting) links en aan de binnenzijde van die rotonde gelegen verhoging/stoeprand gereden/gegleden/gebotst en/of (daardoor) de controle over de door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto verloren en/of (vervolgens) (met hoge snelheid) tegen die, deels op de rijbaan en deels op de fietsstrook van die rotonde zich bevindende en op een motorfiets zittende politieambtenaar (genaamd [slachtoffer 1] ) gereden/gegleden/gebotst, waardoor een ander (te weten die [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
en/of
B.
hij op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente ‘s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorbumper en/of een kentekenplaat en/of koplampen (van een Mercedes A180 welke geparkeerd stond op de Engelensedijk), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als degene(n) door wiens/wier gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij en/of zijn mededader(s) al dan niet als bestuurder en/of passagier(s) van een motorrijtuig had(den) verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op of omstreeks 3 november 2017 in de gemeente 's-Hertogenbosch op/aan een rotonde gelegen aan de Kooikersweg, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft/hebben verlaten,
- terwijl bij dat ongeval, naar hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of aan de politie) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat (daardoor) een ander (te weten [slachtoffer 1] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De advocaat-generaal heeft bij de vordering tot wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep uitdrukkelijk naar voren gebracht dat de verdachte bij het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde slechts het misdrijf van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht wordt verweten, en niet tevens impliciet subsidiair het misdrijf van artikel 310 en/of 311 van het Wetboek van Strafrecht, nu dat onder feit 1 meer subsidiair aan de verdachte verweten wordt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Hoewel de vrijspraakoverwegingen omwille van de leesbaarheid van het arrest in de onderhavige zaak zijn gerubriceerd onder de paragraaf ‘Nadere bewijsoverwegingen’, zijn deze overwegingen uitdrukkelijk bedoeld als motivering van de vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair onder A en B en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
A.
hij op 3 november 2017 in de gemeente ’s-Hertogenbosch als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Renault, type Laguna), daarmede rijdende over de hierna te noemen openbare wegen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij, verdachte (na een gepleegde diefstal) op de vlucht was voor de politie, te rijden, immers heeft verdachte
- tijdens een politieachtervolging binnen de bebouwde kom, rijdende met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de (autosnelweg) Linker Maasoever
genegeerd en slingerend door dat rode licht gereden en
- rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de kruising van de Rietveldenweg met de Rechter Maasoever genegeerd en
- rijdende met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, in elk geval rijdende met een te hoge snelheid, het rode verkeerslicht op de (onoverzichtelijke) kruising van de Rietveldenweg met de Ruwekampweg genegeerd en rijdende door dat rode licht dat kruisingsvlak overgestoken en
- vervolgens met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur over de Rietveldenweg gereden en
- zonder snelheid te verminderen de kruising gevormd door de Rietveldenweg met de Zandzuigerstraat overgestoken en
- vervolgens slingerend een vrachtauto ingehaald en op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer blijven rijden en
- gekomen bij de Boksheuvelweg de controle over de door verdachte bestuurde personenauto verloren en
- met hoge snelheid een onoverzichtelijke kruising met de Oude Vlijmenseweg opgereden en daarbij op de rijbaan bestemd voor hem tegemoetkomend verkeer gereden en met het linker voorwiel van zijn personenauto tegen een trottoirband gereden en
- rechtsaf geslagen in de richting van de rotonde met de Kooikersweg en
- met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur op de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer richting de rotonde met de Kooikersweg gereden en
- met een te hoge snelheid, gezien de verkeerssituatie toen aldaar, die rotonde opgereden zulks terwijl, gezien verdachtes rijrichting, een zich rechts op die rotonde in reflecterende kleding bevindende politieambtenaar op een motorfiets voor verdachte duidelijk zichtbaar was en
- op die rotonde met het linker voorwiel van zijn voertuig tegen een (gezien verdachtes rijrichting) links en aan de binnenzijde van die rotonde gelegen stoeprand gereden en daardoor de controle over de door hem bestuurde personenauto verloren en vervolgens met hoge snelheid tegen die, deels op de rijbaan en deels op de fietsstrook van die rotonde zich bevindende en op een motorfiets zittende politieambtenaar (genaamd [slachtoffer 1] ) gereden, waardoor een ander (te weten die [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en
B.
hij op 3 november 2017 in de gemeente ‘s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen een voorbumper en koplampen (van een Mercedes A180 welke geparkeerd stond op de Engelensedijk), toebehorende aan [naam] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op 3 november 2017 in de gemeente 's-Hertogenbosch op/aan een rotonde gelegen aan de Kooikersweg, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
- terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat (daardoor) een ander (te weten [slachtoffer 1] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en heeft daartoe – kort samengevat – onder meer het volgende aangevoerd. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in de Renault Laguna zou hebben gezeten en evenmin dat hij toen de bestuurder van de auto is geweest. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] dat niet hij maar de verdachte op het moment van de aanrijding zou hebben gereden, wordt niet bevestigd door andere getuigen of ondersteund door enig ander (technisch) bewijs. Zijn verklaringen zijn volstrekt onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Ten aanzien van de diefstal heeft de verdediging betoogd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte een wezenlijke significante bijdrage van voldoende gewicht aan de diefstal heeft geleverd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank heeft met betrekking de vraag of de verdachte ten tijde van plegen van de feiten in de auto zat en of hij of [medeverdachte] ten tijde van de aanrijding de bestuurder daarvan was, het volgende overwogen (pagina 10-12).
“De feitelijke omstandigheden.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten. Hij verklaart niet aanwezig te zijn geweest bij de diefstal en verklaart dat hij niet in de auto zat op het moment van de achtervolging. Lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte ligt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] wijst verdachte aan als medeverdachte van de diefstal en verklaart dat verdachte de bestuurder was van de Renault ten tijde van de achtervolging.
De rechtbank zal hieronder de vraag beantwoorden van welke feiten en omstandigheden zal worden uitgegaan. In de kern komt dat vooral neer op de keuze of verdachte moet worden geloofd of dat moet worden uitgegaan van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank overweegt het volgende.
In eerste instantie wil [medeverdachte] de namen van zijn medeverdachten niet noemen. Op 17 november 2017 verklaart [medeverdachte] dat verdachte tijdens de achtervolging op 3 november 2017 de bestuurder was van de Renault en dat [bijrijder] (hierna: [bijrijder] ) achterin de auto zat. [medeverdachte] heeft ook bij de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting op 26 oktober 2018 een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de diefstal. Daarnaast verklaart hij dan opnieuw dat hij gedurende de achtervolging samen met [bijrijder] en verdachte in de auto zat. Hij wijst verdachte ook dan aan als zijnde de bestuurder van de Renault ten tijde van de achtervolging. Op 2 november 2017 zou [medeverdachte] de Renault, op verzoek van verdachte, op zijn naam hebben gezet.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte] , zoals hij die heeft afgelegd bij de behandeling van zijn strafzaak ter terechtzitting, op diverse punten wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte de koper is van de Renault en dat verdachte aanwezig was bij het op naam laten stellen van de auto. De auto is op naam gezet van [medeverdachte] . Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte eerder in de avond van 2 november 2017 de bestuurder van de Renault is geweest. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte] eveneens de verklaring van [bijrijder] in aanmerking. Ook [bijrijder] plaatst verdachte ten tijde van de achtervolging in de Renault.
De rechtbank heeft kennis genomen van de tapgesprekken waaruit blijkt dat [medeverdachte] tegen zijn vader en zijn vriendin heeft gezegd dat hij ten tijde van de achtervolging de bestuurder van de Renault was. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op dat moment tegen zijn vader en vriendin niet naar waarheid heeft verklaard. Hij geeft ook een verklaring waarom hij niet naar waarheid heeft verklaard. Zo verklaart hij onder andere dat hij de namen van de anderen niet wilde noemen. De verdachten hadden onderling afgesproken dat ze elkaar niet zouden verraden. Ook was hij bang voor de problemen die hij zou krijgen met de andere jongens. “Op ‘straat’ is het algemeen bekend dat het heel erg is als je gaat praten met de politie” zo verklaarde [medeverdachte] op zitting van 26 oktober 2018. Bovendien zou zijn vader, wanneer hij de naam van de bestuurder tegen hem gezegd zou hebben, direct naar de politie zijn gegaan. De rechtbank acht die uitleg niet zonder meer ongeloofwaardig.
De rechtbank onderkent verder het gegeven dat behoedzaam om dient te worden gegaan met verklaringen van (mede)verdachten in één en dezelfde strafzaak, onder meer omwille van het feit dat een verdachte er een belang bij kan hebben om de schuld op zijn medeverdachte(n) af te schuiven en aldus zijn eigen rol in het geheel zo klein mogelijk te houden. Het is de rechtbank evenwel niet gebleken dat [medeverdachte] zichzelf ten koste van de andere verdachten heeft willen sparen. Hij verklaart immers ook in zijn eigen nadeel in belastende zin over zijn eigen rol.
Tegenover de belastende verklaring van [medeverdachte] , die zoals hiervoor staat beschreven door diverse andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, staat ten slotte nog de blote ontkenning van verdachte. Verdachte is ter terechtzitting niet verder gekomen dan de verklaring dat [medeverdachte] liegt en heeft zich verder voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank constateert verder dat de verklaring van verdachte op andere punten niet alleen wordt weerlegd door de inhoud van het dossier, maar ook dat die verklaring in het geheel geen reden geeft om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [medeverdachte] .
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van verdachte in strijd is met andere onderzoeksbevindingen. In de afweging die de rechtbank maakt omtrent de keuze tussen de elkaar uitsluitende verklaringen van verdachte enerzijds en [medeverdachte] anderzijds, slaat de balans door ten gunste van de verklaring van [medeverdachte] waarin [medeverdachte] verdachte heeft aangewezen als zijnde de bestuurder. De rechtbank zal de lezing van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuiven en de als betrouwbaar aangemerkte verklaring van getuige [medeverdachte] gebruiken voor het bewijs van hetgeen heeft plaatsgevonden.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld ten aanzien van de vaststelling van de feiten en omstandigheden, faalt ook het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer. De belastende verklaring van [medeverdachte] kan bijdragen tot het bewijs.
De herkenningen.
Het bewijs dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, heeft de rechtbank mede gebaseerd op herkenningen van verdachte door verbalisanten. De verdachte ontkent dat hij de persoon is die op de afbeeldingen te zien is. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de herkenningen niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen aan de hand van beelden en/of foto’s. Bij de beoordeling van het bewijs is dan ook van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk een bijdrage te kunnen leveren aan het bewijs.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de (af)beeld(ing)en evenals de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die (af)beeld(ing)en. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien, hoe de herkenning tot stand is gekomen en welke rol de politie daarbij eventueel heeft gespeeld.
De rechtbank is in algemene zin van oordeel dat de zich in het dossier bevindende afbeeldingen en zogenaamde ‘stills’ van camerabeelden, van een zodanige kwaliteit zijn dat deze een betrouwbare positieve herkenning toelaten. De verbalisanten hebben omschreven aan de hand van welke specifieke persoonlijkheidskenmerken zij de verdachte herkennen. Zij verklaren verder dat dat zij ambtshalve meerdere malen contact hebben gehad met verdachte. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door verbalisant Stet en Plaum weegt de rechtbank mee dat ook de verbalisant G. van Dijk de verdachte op (af)beeld(ingen) van de Shell en de Bruna heeft herkend en dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte aanwezig was bij het overschrijven van de auto in de Bruna.
De rechtbank concludeert dat de positieve herkenningen van verdachte door de verbalisanten betrouwbaar zijn en kunnen bijdragen tot het bewijs.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte medepleger is geweest van de ten laste gelegde diefstal en dat hij ten tijde van de achtervolging de bestuurder was van de Renault.”
Het hof sluit zich aan bij deze bewijsoverwegingen en maakt deze tot de zijne.
Met betrekking tot de tenlastegelegde poging tot doodslag heeft rechtbank het volgende overwogen (pag. 13-14 vonnis).
“Vrijspraak poging tot doodslag.
De rechtbank stelt vast dat verdachte na het medeplegen van een diefstal heeft willen vluchten voor de politie. Van een boze bedoeling om [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 2] ) van het leven te beroven is niet gebleken. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt in dat kader het volgende voorop.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard
De rechtbank overweegt vervolgens het volgende.
De verdachte is als bestuurder van een personenauto gevlucht voor de politie. Hij is gedurende deze vluchtpoging met hoge snelheid tegen [slachtoffer 2] gereden die op zijn politiemotor zat die op dat moment stil stond op de weg. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een personenauto met hoge snelheid in aanrijding komt met een persoon, dit de aanmerkelijk kans met zich brengt dat die persoon dodelijk letsel op loopt.
Dat verdachte wetenschap had van die kans staat voor de rechtbank genoegzaam vast. Het gaat hier om algemene ervaringsregels die behoudens sterke aanwijzingen voor het tegendeel, waarvan niet is gebleken, bij verdachte als bekend mogen worden verondersteld.
Dan resteert nog de vraag of verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van fatale gevolgen bij [slachtoffer 2] ook bewust heeft aanvaard.
Daarvoor is het volgende van belang.
Uit de verkeersongevallen analyse blijkt dat [slachtoffer 2] half op de fietsstrook en half op de rijstrook stil stond aan de zijde van de Kooikersweg. Hierdoor was er voldoende ruimte op de rotonde om hem met een personenauto te kunnen passeren. Verbalisant Stet relateert dat de bestuurder van de Renault de rotonde oprijdt zonder te remmen en dat de bestuurder van de Renault slechts licht naar rechts stuurt waaruit blijkt dat de bestuurder de rotonde recht over wilde steken de Oude Vlijmenseweg op. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat verdachte [slachtoffer 2] kon en ook heeft willen passeren. De aanrijding met [slachtoffer 2] is niet zozeer ontstaan doordat verdachte met het op de koop toenemen van fatale gevolgen is doorgereden, maar doordat de verdachte, teneinde het slachtoffer te kunnen passeren, met de linker voorband van de auto met veel te hoge snelheid hard tegen de, links van hem gelegen, trottoirband reed, waardoor het voertuig onbestuurbaar werd en vervolgens rechtuit in de richting van de politieagent die op de motor zat reed.
De rechtbank concludeert dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 2] niet bewust heeft aanvaard. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de poging tot doodslag.
Het hof sluit zich aan bij deze vrijspraakoverwegingen en maakt deze tot de zijne. Naar het oordeel van het hof kan tegen bovengenoemde achtergrond niet worden vastgesteld dat sprake is van een poging tot (gekwalificeerde) doodslag. Dat betekent dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Ter zake het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde ((gekwalificeerde) diefstal in vereniging met geweld) overweegt het hof als volgt.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van (gekwalificeerde) diefstal in vereniging met geweld moet op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen worden vastgesteld dat de diefstal wordt voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, en dat sprake is geweest van opzet op het geweld of bedreiging met geweld. Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat daarvan sprake is geweest, zodat de verdachte eveneens hiervan zal worden vrijgesproken.
Ter zake de onder feit 1 meer subsidiair onder A tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) overweegt het hof als volgt.
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat heeft tot gevolg dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid en/of onoplettendheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 WVW, omdat, zoals gesteld, daarvoor ook andere factoren van belang zijn zoals het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Echter, niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Voor de schuldvorm 'roekeloosheid' geldt op zichzelf hetzelfde. Daarbij dient te worden opgemerkt dat van roekeloosheid slechts sprake is indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Het hof acht met betrekking tot de vraag van welke mate van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW sprake is, deels in navolging van de rechtbank, het navolgende van belang:
- de verdachte is in een personenauto gevlucht voor de politie. Hij heeft daarbij een personenauto bestuurd, terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs;
- de verdachte heeft gedurende de achtervolging veelal met (veel) hogere snelheden gereden dan ter plaatse was toegestaan;
- de verdachte is meerdere malen, met een hogere snelheid dan ter plaatste is toegestaan, bij kruispunten door rode verkeerslichten gereden om vervolgens deze kruispunten rechtdoor over te steken;
- de verdachte heeft gedurende de achtervolging met hoge snelheid een vrachtwagen ingehaald, waarna hij enige tijd is blijven rijden op de rijbaan voor het tegengestelde verkeer. Toen hij vervolgens een lichte rembeweging heeft gemaakt, verloor hij bijna de macht over het stuur;
- de verdachte is vervolgens, met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, een kruispunt genaderd. Zonder voldoende af te remmen is de verdachte op dat kruispunt rechtsaf afgeslagen. Hij is door de hoge snelheid terecht gekomen op de rijbaan voor het tegengestelde verkeer. Vervolgens is hij met zijn linker voorwiel tegen de links van hem gelegen trottoirband gebotst;
- de verdachte is gedurende enige tijd op de rijbaan voor het tegengestelde verkeer blijven rijden waarbij hij zijn snelheid opvoert;
- de verdachte is een rotonde genaderd waarop duidelijk zichtbaar een motoragent stil stond. Met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan heeft hij zonder te remmen geprobeerd de rotonde recht over te steken. Hierdoor is hij met zijn linker voorwiel tegen een links van hem op de rotonde gelegen trottoirband gebotst waardoor de auto onbestuurbaar is geworden en de auto met hoge snelheid tegen de motoragent gereden.
Door aldus te rijden heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. De verdachte reed vanuit het buitengebied (het centrum van)
’s-Hertogenbosch in, waardoor ondanks het nachtelijk uur de kans op medeweggebruikers aanzienlijk groter werd. De autorit was onder deze omstandigheden bijna gedoemd om te eindigen in een ongeval met – vanwege onder meer de hoge snelheid – een niet geringe kans op noodlottige gevolgen. Het hof wijst, evenals de rechtbank, daarbij op het feit dat de verdachte voor het eigenlijke verkeersongeval ook al meerdere malen bijna de controle over zijn auto was verloren.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door zijn rijgedrag en de verkeersfouten die hij daarbij heeft gemaakt – bezien in het licht van voornoemde overige omstandigheden – aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, maar dat een en ander niet toereikend is voor het oordeel dat de verdachte "roekeloos" in voornoemde zin heeft gereden, zodat hij in zoverre van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Het onder feit 1 meer subsidiair onder B tenlastegelegde (diefstal in vereniging) acht het hof bewezen gelet op het vorenoverwogene en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Anders dan door de raadsman is betoogd volgt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen wel een voldoende wezenlijke en significante bijdrage van de verdachte aan de diefstal.
Het verweer faalt in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
onder A:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat;

onder B:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht, de verdachte ter zake het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest. Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde is daarnaast gevorderd dat het hof de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal ontzeggen voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe, kort weergegeven, naar voren gebracht dat de verdachte heeft gebroken met zijn criminele verleden en een langdurige onvoorwaardelijke detentie zou betekenen dat zijn bedrijf failliet zal gaan. Voorts is sprake van overschrijding van de redelijke termijn en is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het oordeel van het hof
Het hof ziet in hetgeen de advocaat-generaal heeft aangevoerd geen reden om toepassing te geven aan het meerderjarigenstrafrecht.
De verdachte heeft, nadat hij eerst samen met anderen auto-onderdelen heeft gestolen, tijdens een achtervolging door de politie op volstrekt onverantwoorde wijze gereden in de bebouwde kom van ‘s-Hertogenbosch. Door dit rijgedrag heeft de verdachte uiteindelijk de macht over het stuur verloren en een motoragent aangereden. De verdachte is daarna doorgereden en heeft de motoragent aan zijn lot overgelaten. De verdachte was ten tijde van dit incident niet in het bezit van een rijbewijs.
Delicten als de onderhavige veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid. Dat de aanrijding grote indruk heeft gemaakt op het slachtoffer [slachtoffer 2] blijkt uit zijn slachtofferverklaring. Hierin schrijft [slachtoffer 2] onder meer dat hij het incident heeft ervaren als een zeer ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Hij heeft het als zeer confronterend en pijnlijk ervaren dat hij door de (psychische) gevolgen van de aanrijding niet in staat was om zijn werkzaamheden als politieagent uit te voeren en dat hij niet de echtgenoot en vader kon zijn die hij graag wilde zijn.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op:
- de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2023, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Hieruit blijkt dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens een proeftijd voor een soortgelijk feit. De verdachte lijkt de ernst van de door hem gepleegde feiten niet in te zien en is kennelijk niet bereid zijn crimineel gedrag te veranderen. Voorts weegt het hof ten nadele van de verdachte mede dat de verdachte tot op de dag van vandaag geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen.
- de omstandigheid dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend blijkens het Pro Justitia rapport d.d. 9 februari 2018, opgesteld door R.M.C. Hoogstraten, GZ psycholoog;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Redelijke termijn
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 19 november 2017, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 4 oktober 2019 vonnis gewezen. In eerste aanleg is daarmee sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, nu de behandeling in eerste aanleg niet is afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na het aanvangen van de redelijke termijn, te weten een overschrijding van ongeveer zes maanden.
Namens de verdachte is op 4 oktober 2019 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 24 mei 2023. Ook in hoger beroep is dus sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep evenmin is afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer 28 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijdingen rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof ziet in deze overschrijding aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding. Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest – conform het vonnis van de rechtbank – op zijn plaats zou zijn. Rekening houdend met de overschrijdingen van de redelijke termijn van berechting en afdoening, zal het hof de verdachte jeugddetentie voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest opleggen.
Het hof zal een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen van kortere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt en het hof van oordeel is dat de duur van de jeugddetentie die het hof zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
In hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, ziet het hof geen reden om te komen tot een andere strafoplegging.
Het hof zal, evenals de rechtbank, ter bescherming van de verkeersveiligheid aan de verdachte tevens de bevoegdheid ontzeggen tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750,00 aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen onder feit 1 meer subsidiair onder A rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Artikel 6:106 BW aanhef en onder b luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
De verdachte is als bestuurder van een auto met hoge snelheid tegen de benadeelde partij gereden die op dat moment stil stond en op zijn politiemotor zat. De benadeelde partij heeft ten gevolge hiervan voor zijn leven gevreesd en heeft ook gedurende langere tijd zijn werkzaamheden als politieagent niet kunnen uitvoeren. Uit de hiervoor aangehaalde schriftelijke verklaring volgt dat de benadeelde partij onder behandeling is geweest bij een psycholoog, EMDR-therapie heeft gehad en dat de benadeelde pas ruim 9 maanden na de aanrijding zijn werk als politieambtenaar volledig heeft kunnen hervatten. Het hof is gelet op deze onderbouwing van oordeel dat sprake is geweest van een ernstige normschending die dermate ingrijpende gevolgen voor de benadeelde partij heeft gehad dat de benadeelde in zijn persoon is aangetast. Daarnaast heeft de benadeelde door dit incident lichamelijk letsel opgelopen; te weten aan de rechterpols en knie.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die de aanrijding voor de benadeelde hebben gehad begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op het bedrag van € 1.750,00. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2017, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77r en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair onder A en B en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 meer subsidiair onder A en B en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair onder A en B en feit 2 bewezenverklaarde tot jeugddetentie voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair onder A en feit 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 meer subsidiair onder A bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair onder A bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 november 2017.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 24 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.