Uitspraak
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
geldboetevan
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte, een rechtspersoon, is veroordeeld tot een geldboete van € 33.000,00 voor het opzettelijk overtreden van artikel 20, eerste lid, van de Meststoffenwet. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het houden van meer leghennen dan toegestaan op basis van het op het bedrijf rustende pluimveerecht in de jaren 2015 en 2016. Het hoger beroep is ingesteld op 13 augustus 2018, en het hof heeft de zaak behandeld op verschillende terechtzittingen, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd de geldboete te verlagen naar € 30.000,00.
Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank beoordeeld en is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de verdachte meer kippen heeft gehouden dan toegestaan. De uitspraak van het College van beroep voor het bedrijfsleven, die in deze zaak werd aangehaald, heeft het hof niet tot een andere beslissing geleid. Het hof heeft de opgelegde straf heroverwogen en geconstateerd dat de redelijke termijn voor berechting in hoger beroep is overschreden met meer dan 2 jaar en 5 maanden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de geldboete verder te matigen naar € 25.000,00.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd ten aanzien van de strafoplegging, maar het hof bevestigt het vonnis voor het overige. De uitspraak is gedaan op 18 januari 2023 door een meervoudige kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De griffier heeft de uitspraak genoteerd en het arrest is openbaar uitgesproken.