ECLI:NL:GHSHE:2023:1634

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.263.573_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wateroverlast door reconstructie weg met fietspad? Deskundigen concluderen afname hemelwater toevoer

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een appellante tegen de Gemeente Voerendaal. De zaak betreft wateroverlast die zou zijn ontstaan door de reconstructie van een weg met een fietspad in 2013. De appellante stelde dat de reconstructie had geleid tot een toename van de hemelwaterafvoer naar haar perceel. Het hof benoemde deskundigen om de situatie te onderzoeken. De deskundigen concludeerden dat de toevoer van hemelwater vanaf de weg en het fietspad als gevolg van de reconstructie was afgenomen, met een afname van 33% voor het perceel als geheel. De appellante had verschillende contra-expertises ingediend, maar het hof oordeelde dat de conclusies van de door het hof benoemde deskundigen overtuigend waren en dat de vorderingen van de appellante moesten worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de vorderingen van de appellante waren afgewezen. De appellante werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.263.573/01
arrest van 23 mei 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. N.P.H. Vissers te Leusden,
tegen
Gemeente Voerendaal,
zetelende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 13 oktober 2020, 9 maart 2021 en 30 november 2021, in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/247793 / HA ZA 18-154 gewezen vonnis van 15 mei 2019.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 30 november 2021;
  • het deskundigenbericht van 17 juni 2022;
  • de memorie na deskundigenrapport, tevens akte eisvermeerdering, met producties van [appellante] ;
  • de (antwoord)memorie na deskundigenrapport van de Gemeente, tevens houdende bezwaar tegen de eisvermeerdering.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenarrest van 9 maart 2021 is een deskundigenonderzoek gelast naar de in dat arrest geformuleerde vragen. De deskundigen, [deskundige 1] (STAB) en [deskundige 2] (Kode Consult), hebben hun rapport van 17 juni 2022 aan het hof en aan partijen gezonden.
2.1.1.
Vraag 1 (
"Kunt u vaststellen of de toevoer van hemelwater vanaf de [adres] en het fietspad naar het perceel van [appellante] als gevolg van de reconstructie in 2013 is toegenomen en zo ja, in welke mate dat het geval is") hebben de deskundigen in hun samenvatting als volgt beantwoord:
"Uit de analyse van het afvoerend oppervlak volgt dat de toevoer van hemelwater vanaf de
[adres] en het fietspad naar het perceel van [appellante] als gevolg van de reconstructie in 2013 is afgenomen. Voor het perceel als geheel is de toevoer van hemelwater afgenomen
met 33%. Voor de westgevel en oostgevel bedraagt de afname respectievelijk 70% en 23%.
Van een opstuwend effect vanaf het fietspad naar het trottoir tot aan gevel van de woning
is met het door appellante geleverde film- en fotomateriaal niet gebleken. Op basis van de
neerslagstatistiek stel ik vast dat de door appellante veronderstelde situatie, dat het water
vanaf het fietspad tot tegen de zuidgevel opstuwt, zich minder dan één keer per twee jaar
gedurende maximaal 10 minuten voor zou kunnen doen. Dit betreft de inrichting na 2016,
waarbij ook de draingoot aanwezig is.
Of dit een toename is ten opzichte van de oude situatie kan ik niet beoordelen."
2.1.2.
Aan beantwoording van de vragen 2 tot en met 5 zijn de deskundigen, gezien de beantwoording van vraag 1, niet toegekomen. De aanleg van een lijngoot (ook als draingoot aangeduid) door de Gemeente in 2016 komt wel aan de orde bij de beantwoording van de vragen en de reacties op de contra-expertises.
2.1.3.
Vraag 6 (
"Kunt u nagaan of de kelder vóór de wegreconstructie die in 2013 plaatsvond vochtvrij was?") hebben de deskundigen in hun samenvatting als volgt beantwoord:
"Het is uitgesloten dat de kelder voor de wegreconstructie vochtvrij was. De omstandigheden die hieraan bijdragen worden als volgt samenvat:
• De kelderconstructie is slechts in geringe mate waterkerend. Een in het verleden aangebrachte afwerking vertoont inmiddels duidelijke tekenen van veroudering en
degradatie waardoor de waterkerende functie niet meer verzekerd is;
• Er is sprake van een hoge vochtbelasting op deze kelderconstructie, als gevolg van de
regenbelasting op de gevels en op het maaiveld direct rond de woning, en door het
ontbreken van een waterkerende scheiding tussen de gevel en de kelderwand;
• Uit het ontvangen beeldmateriaal blijkt dat in de afgelopen jaren op verschillende
locaties aan de kelderwanden en de keldervloer lekkages hebben plaatsgevonden;
• Het vooropnamerapport van [Expertise Buro] bevat concrete aanwijzingen voor
aanwezigheid van vocht, zoals zichtbare leksporen op de kelderwanden, diverse
beschadigingen van de binnenafwerking op de kelderwanden, zichtbare aanwezigheid
van corrosie op de liggers van de begane grondvloer en aanwezigheid van donkere
verkleuringen van de keldervloer die duiden op aanwezigheid van vocht."
2.1.4.
Als antwoord op vraag 7 (de laatste vraag) hebben de deskundigen gemeld dat zij verder geen onderwerpen van belang achten om op te merken in het kader van hun onderzoek.
2.2.
Bij memorie na deskundigenrapport heeft [appellante] bij productie 40 drie contra-expertises in het geding gebracht van door haarzelf ingeschakelde deskundigen: Hydroscan (rapport van 11 mei 2022), [het advies- en ingenieursbureau] (rapport van 12 mei 2022) en Athene Noctua Advies (rapport van 12 mei 2022). Voor alle drie deze contra-expertises geldt dat [appellante] deze al had voorgelegd aan de door het hof benoemde deskundigen als reactie op het door hen vervaardigde conceptrapport. De door het hof benoemde deskundigen hebben in de contra-expertises aanleiding gezien voor enkele aanpassingen, maar geen aanleiding om hun conclusies in het definitieve rapport te wijzigen. [appellante] heeft bij haar memorie na deskundigenrapport verder nog nadere rapporten en toelichting overgelegd die zijn opgesteld ná het deskundigenrapport, te weten een toelichting van [het advies- en ingenieursbureau] (23 juni 2022), een rapport van Hydroscan (5 augustus 2022), een rapport van Athene Noctua (14 juli 2022) en een uitgebreid rapport van [ingenieur van de vennootschap] (10 augustus 2022).
2.3.
Het hof overweegt dat bij de beantwoording van de vraag of de conclusies moeten worden gevolgd uit het rapport van (een) door het hof benoemde deskundige(n), alle ter zake aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking moeten worden genomen en dat op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang moet worden getoetst of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken.
Indien de opinie van andere, door een der partijen geraadpleegde, deskundige op gespannen voet staat met die van de door de rechter benoemde deskundige, zal de rechter, indien hij de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige volgt, zijn beslissing in het algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door aan te geven dat de door deze deskundige gebezigde motivering, zeker als deze vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie, hem overtuigend voorkomt. De rechter zal op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige moeten ingaan, als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze. Ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van deskundigen al dan niet te volgen, geldt voor de rechter een beperkte motiveringsplicht (zie o.m. HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1468 en HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:583).
2.4.
[appellante] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat op initiatief van de Gemeente de vraagstelling aan de deskundigen is uitgebreid, namelijk met de vragen 5 en 6:
"Voor zover [appellante] schade heeft geleden: welke maatregelen had zij zelf kunnen treffen om die schade te vermijden of te beperken, en tegen welke kosten had zij die maatregelen kunnen treffen?"(vraag 5) en:
"Kunt u nagaan of de kelder vóór de wegreconstructie die in 2013 plaatsvond vochtvrij was?"(vraag 6). Het gevolg van deze uitbreiding is volgens [appellante] geweest dat de focus van het hof is verlegd van de vraag naar hoe de Gemeente in 2013 de weg ten nadele van [appellante] heeft gereconstrueerd, naar de vraag naar wat had [appellante] moeten doen om op deze reconstructie te anticiperen.
Het hof verwerpt dit bezwaar. Het feit dat de vragen 5 en 6 aan de vraagstelling zijn toegevoegd, heeft niet afgedaan aan het belang van de vragen 1 tot en met 4, die ongewijzigd zijn gebleven. Nog steeds staat voorop de beantwoording van de vraag of de Gemeente al dan niet op onrechtmatige wijze wijziging heeft aangebracht in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf van [appellante] erf afstromend water (zie rechtsoverweging 3.9 van het tussenarrest van 13 oktober 2020). De focus is niet verschoven.
Met betrekking tot vraag 5 geldt bovendien dat de deskundigen niet zijn toegekomen aan de beantwoording van deze vraag.
2.5.
Volgens [appellante] volgt uit de door haar in het geding gebrachte contra-expertises dat de conclusies van de door het hof benoemde deskundigen niet kunnen worden gevolgd. Op de contra-expertises zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
2.6.
Aan de opmerking van [appellante] dat de deskundigheid van Hydroscan hoger moet worden ingeschat dan die van de door het hof benoemde deskundigen, gaat het hof voorbij. De deskundigheid van de twee deskundigen op het gebied van water- respectievelijk bouwtechniek, staat buiten kijf. En bovendien tredende door het hof benoemde deskundigen niet op in opdracht van één van de partijen.
2.7.
Volgens de contra-expertise van Hydroscan biedt de analyse die de door het hof benoemde deskundigen hebben uitgevoerd, onvoldoende basis om de sluitende conclusie te kunnen trekken dat er geen toegenomen toevoer is van hemelwater naar de woning. Volgens Hydroscan (kort weergegeven) zijn de deskundigen uitgegaan van onjuiste gegevens (met name de gegevens met betrekking tot molgoot, de opgehoogde groenstrook en het voetpad), is de door de deskundigen gebruikte methode om waterafvoerende oppervlakken te bepalen subjectief en niet-reproduceerbaar en is de analyse aan de hand van videomateriaal gebaseerd op anekdotiek met een beperkte dataset van neerslagevents. Volgens Hydroscan had gebruik moeten worden gemaakt van een hydraulisch-hydrologisch model waarmee een objectief beeld kan worden verkregen op de kans op en ernst van mogelijke wateroverlast.
De deskundigen hebben op deze kritiek uitgebreid gereageerd. Op de bladzijden 41, 42 en 43 van hun rapport betogen zij dat de door hen gebruikte methode weliswaar grofmaziger is dan de door Hydroscan voorgestelde methode, maar dat beide methodes in feite op hetzelfde neerkomen. Een verfijning door middel van een modelmatige berekening is volgens de deskundigen niet nodig. De door de deskundigen gebruikte methode is in lijn met hetgeen de deskundigen ter plekke hebben waargenomen, met de gegevens die door partijen zijn overgelegd en wat partijen hebben verteld over de inrichting van het onderzoeksgebied. De deskundigen zijn in hun reactie ook ingegaan op de zogenaamde molgoot in de oude situatie, de herinrichting van het trottoir en de groenstrook.
Het hof acht deze weerlegging door de deskundigen overtuigend.
In opdracht van [appellante] heeft Hydroscan na afronding van het deskundigenrapport nog een rapport ‘Waterproblematiek [adres] , [plaats] , Hydraulische modellering afstroming’ door Hydroscan laten uitbrengen (productie 42 [appellante] ; het hof duidt dit rapport kortweg aan als Hydroscan-2). Daarin heeft Hydroscan aan de hand van een hydraulisch-hydrologisch model de situatie vóór heraanleg in 2013, de situatie tussen 2013 en 2016, en de situatie na installatie van de lijngoot in 2016 met elkaar vergeleken. Hydroscan vergelijkt simulatieresultaten voor de drie situaties bij composietbuien (kunstmatige buien gebaseerd op neerslagstatistieken) met een herhalingstijd van 2 en 200 jaar. Hydroscan laat weten dat de door haar gebruikte methode momenteel de meest nauwkeurige is om de afstroming te simuleren. Bestudering van de tabellen 4, 5 en 6 uit Hydroscan-2 wijst uit dat zowel de gesimuleerde waterhoogtes, als het volume in de polygonen van de inrit en de grindstrook, als de overstroomde oppervlakte door de reconstructies die de Gemeente heeft verricht, vooral zijn afgenomen. De in 2016 door de Gemeente aangelegde lijngoot is volgens Hydroscan een cruciaal element om de (toevoeging hof: aanvankelijk) verslechterde situatie na heraanleg van de [adres] te remediëren. Goed onderhoud hiervan is volgens Hydroscan dan ook cruciaal. Dat het aan dit vereiste onderhoud zou ontbreken, komt overigens in het geheel niet naar voren. Uit Hydroscan-2 blijkt niet dat de door de Gemeente uitgevoerde werkzaamheden per saldo hebben geleid tot een
toenamevan de wateraanvoer en dit rapport ontkracht de conclusies van de gerechtelijke deskundigen niet.
2.8.
De contra-expertise van [het advies- en ingenieursbureau] , die gebruik heeft gemaakt van een hydrologisch model (Tygron-software), vermeldt in § 3.4 (
"Verschillen voor en na reconstructie nabij het inrit"):
"… dat in de oude situatie sprake was van een meer geconcentreerde waterstroom (hoge piek) en dat het water in de huidige situatie weliswaar nog steeds deze geconcentreerde stroom heeft maar dat de piek iets lager uit valt. Het totaal watervolume dat het perceel op stroomt is echter groter (…) aangezien het afstromend oppervlak ook groter is. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele afvoer van water via de kolk en later aangebrachte lijngoot na de reconstructie".
In reactie op deze contra-expertise hebben de deskundigen aangevoerd dat [het advies- en ingenieursbureau] andere uitgangspunten heeft gehanteerd. [het advies- en ingenieursbureau] heeft, zoals vermeld op bladzijde 4 van haar contra-expertise, anders dan de deskundigen, geen rekening gehouden met de kolk in de weg en heeft geen onderscheid gemaakt in typen verharding. Deze elementen zijn wel een wezenlijk onderdeel van de herinrichting van de weg. Ook is [het advies- en ingenieursbureau] bij haar analyse uitgegaan van een bui met een neerslagintensiteit die één keer in de tien jaar voorkomt. De berekening van [het advies- en ingenieursbureau] is dus gebaseerd op een overschatting van de waterafvoer in de situatie die zich gemiddeld één keer in de tien jaar voordoet. Uit de contra-expertise van [het advies- en ingenieursbureau] blijkt volgens de deskundigen niet dat het totale watervolume dat naar het perceel van [appellante] stroomt groter is geworden of dat de stroomrichting ervan ten nadele van het perceel van [appellante] is gewijzigd.
Deze weerlegging door de deskundigen komt het hof overtuigend voor. Het feit dat [het advies- en ingenieursbureau] de voorkeur geeft aan een andere onderzoeksmethode betekent niet dat de door de deskundigen gebruikte methode onjuist is. Anders dan [appellante] aanvoert, blijkt uit het rapport van [het advies- en ingenieursbureau] niet van onjuistheid van de door de gerechtelijk deskundigen gebruikte methodiek.
In een reactie op de reactie van de deskundigen (productie 41 bij memorie na deskundigenbericht van [appellante] ) heeft [het advies- en ingenieursbureau] nog aangevoerd dat in haar contra-expertise geen gebruik is gemaakt van afvoercoëfficiënten omdat de in die coëfficiënten vertegenwoordigde processen al zijn verwerkt in de 2D-hydrologische modellering. Het hof merkt op dat [het advies- en ingenieursbureau] in haar nadere reactie echter niet is ingegaan op de invloed van de aangelegde kolk, blijkens het rapport van de gerechtelijke deskundigen een wezenlijk onderdeel van de herinrichting. Gelet hierop komt het het hof voor dat de contra-expertise van [het advies- en ingenieursbureau] op dit punt theoretisch/abstract is, terwijl het in dit geding toch draait om de concrete werkzaamheden die de Gemeente in 2013 en 2016 aan de weg heeft verricht. Daarvan zijn de door het hof benoemde deskundigen wel - en uitgebreid gemotiveerd - uitgegaan.
2.9.
In haar contra-expertise heeft Athene Noctua geen eigen analyse gemaakt van de watertoevoer vanaf de weg naar het perceel van [appellante] .
In haar reactie op het antwoord van de deskundigen op vraag 1 zet Athene Noctua vraagtekens bij de berekeningen van de deskundigen. Athene Noctua voert aan dat de validiteit van de uitkomst van berekeningen bepaald wordt door de kwaliteit van de gebruikte gegevens, dat de gekozen modellering grote invloed heeft op de uitkomst en dat de uitkomsten altijd een benadering zijn van de werkelijkheid. Dit is op zichzelf juist. Athene Noctua geeft echter niet aan dat de gerechtelijke deskundigen van onjuiste gegevens zouden zijn uitgegaan en welke modellering zij beter hadden kunnen kiezen. Zij merkt slechts op dat deze deskundigen niet aangeven wat het betrouwbaarheidsinterval van de berekeningen is en met welke marges rekening gehouden moet worden. Anders dan [appellante] aanvoert, blijkt hieruit geenszins dat de deskundigen op basis van de gehanteerde methodiek niet tot de beantwoording hadden kunnen komen van de vraag of de toevoer van hemelwater als gevolg van de reconstructie is toegenomen.
Op de bladzijden 11 tot en met 30 van hun rapport hebben de deskundigen naar het oordeel van het hof overtuigend uiteengezet, onderbouwd met foto's en tabellen, welke gegevens zij hebben gebruikt, welke berekeningen zij hebben uitgevoerd en welke redeneringen zij hebben toegepast om tot hun conclusies ten aanzien van vraag 1 te kunnen komen. Het rapport van Athene Noctua doet daar niet aan af.
2.10.
Athene Noctua maakt verder een punt van de mate van afschot vanaf de gevel via het trottoir richting de weg. Die is volgens Athene Noctua na de reconstructie waarschijnlijk minder geworden, waardoor er meer water bij de gevel blijft staan, in de bodem kan zakken en de kelderwanden kan bereiken.
Deze stelling wordt gelogenstraft door het deskundigenrapport. Daarin staat, onderbouwd met foto's, hoogtegegevens en video's, dat door de verhoogde ligging van het trottoir ook in de nieuwe situatie de zuidgevel niet direct wordt geraakt door het afstromend regenwater, maar dat de afstroming van het trottoir nu juist bijdraagt aan het waterbezwaar van de oostgevel (bladzijde 23), en dat zichtbaar is dat het water vanaf het trottoir in zuidelijke richting naar het fietspad stroomt (bladzijde 29):
"Er is (…) geen sprake van een toestroom vanaf het fietspad naar de gevel van de woning. Ook is te zien (…) dat het water ook in oostelijke richting vanaf het trottoir naar de inrit ten oosten van de woning stroomt". Verder meldt het deskundigenrapport dat het door [appellante] veronderstelde effect van het inunderen van het trottoir vanaf het fietspad zich na 2016 niet voordoet, althans alleen in uitzonderlijke neerslagsituaties (minder dan één keer per twee jaar gedurende maximaal 10 minuten).
Het hof acht de onderbouwde en goed gemotiveerde redenering van de deskundigen op dit punt overtuigend. Het rapport van Athene Noctua van 12 mei 2022 en haar nadere reactie van 14 juli 2022 leiden niet tot het terzijde stellen van de conclusies van de deskundigen hieromtrent. Niet is aangetoond dat er vóór de reconstructie geen sprake was van vochtproblematiek in de kelder en evenmin dat, voor zover er vanaf 2016 water in de grond dringt en de kelderwanden kan bereiken, dit het gevolg is van de wegreconstructie.
2.11.
Ten aanzien van de beantwoording van vraag 6 door de deskundigen heeft Athene Noctua in haar contra-expertise het volgende aangevoerd (kort weergegeven):
Bij een vermoeden van vochtschade moet de norm NEN2778:2015 ('methoden voor de bepaling van de waterdichtheid, regenwerendheid, wateropname en de binnenoppervlaktetemperatuurfactor van bouwkundige constructies') worden gehanteerd. De deskundigen hebben dat niet gedaan.
Uit het rapport van [Expertise Buro] (productie 1 bij conclusie van antwoord), en in het bijzonder uit de in dat rapport opgenomen foto's, was niet af te leiden dat er in 2013 concrete aanwijzingen voor vochtproblemen waren. Het visuele beeld van de afwerking van de kelderwand zegt niets over de waterdichtheid van de kelderwand. De deskundigen hebben daarom geen uitspraken kunnen doen over het wel of niet aanwezig zijn van vochtschade in 2013.
De conclusie van de deskundigen bij de beantwoording van vraag 6 dat er sprake is van een hoge vochtbelasting op de kelderconstructie als gevolg van regenbelasting, sluit niet aan bij haar conclusie bij vraag 1 dat de toevoer van regenwater naar de gevel na de wegreconstructie flink zou zijn afgenomen.
2.12.
Het hof stelt voorop dat de relevantie van vraag 6 zeer betrekkelijk is. De rechtbank heeft aan de gestelde vochtoverlast slechts een overweging ten overvloede gewijd. Het gaat in dit geding immers in de eerste plaats om de vraag of de door de Gemeente uitgevoerde wegconstructie al dan niet tot een grotere waterbelasting voor het perceel van [appellante] heeft geleid. Pas indien zou komen vast te staan dat de kelder van de woning in 2013 geen of slechts geringe waterschade had, en na de wegreconstructie wel, zouden uit dat feit mogelijk conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van het effect van de wegreconstructie.
Ad 1. Nog afgezien van de vraag of genoemde NEN-norm van toepassing is op de onderhavige kelder (de deskundigen betwisten dat in hun reactie op de contra-expertise van Athene Noctua) wordt niet beschikt over gegevens volgens die norm die betrekking hebben op het jaar 2013. Een vergelijking met de huidige toestand is daarom niet mogelijk.
Ad 2. Het rapport van [Expertise Buro] , waarin 16 foto's van de kelder van [appellante] zijn opgenomen, maakt melding van 'diverse gebreken' en 'achterstallig onderhoud'. Wat hier ook van zij, de deskundigen hebben aan de hand van deze foto's in ieder geval
nietkunnen vaststellen dat de kelder vóór de wegreconstructie in 2013 vochtvrij was (althans: niet te lijden had van bovenmatig vocht), zoals hun door het hof is gevraagd. De deskundigen hebben zich bovendien ook op andere stukken gebaseerd.
Ad 3. Ten aanzien van dit punt hebben de deskundigen in hun reactie op de contra-expertise van Athene Noctua overtuigend aangevoerd dat hun conclusie, dat er sprake is van een hoge vochtbelasting op de kelderconstructie, ziet op de regenbelasting op de gevels en het maaiveld direct rond de woning. Deze - altijd al aanwezige - belasting heeft niet te maken met de vraag of de wegreconstructie al dan niet heeft geleid tot een grotere waterbelasting voor het perceel van [appellante] .
2.13.
Wat betreft het uitgebreide rapport van [ingenieur van de vennootschap] dat van ná het rapport van de gerechtelijk deskundigen dateert, overweegt het hof als volgt. Zijn belangrijkste kritiekpunt ten aanzien van de door de gerechtelijk deskundigen gehanteerde uitgangspunten is dat deze deskundigen volgens hem de werking van de molgoot en de rabatstrook in de situatie vóór 2013 hebben genegeerd, met als gevolg een significante overschatting van de wateraandrang vóór 2013. Het is op dit punt dat het rapport van [ingenieur van de vennootschap] volgens [appellante] een heldere aanvulling bevat op de simulatieresultaten van Hydroscan en [het advies- en ingenieursbureau] voor de situatie vóór 2013. Het hof merkt op dat de gerechtelijk deskundigen bij hun uiteenzetting over de toevoer van hemelwater voor de reconstructie wel degelijk rekening hebben gehouden met de molgoot, zo blijkt uit de rode lijn vlak voor de zuidgevel op afbeelding 8 (pagina 18) en uit de toelichting op pagina 19 van het deskundigenrapport (en de herhaling van deze opmerkingen op pagina 43 van het deskundigenrapport). Ook met de rabatstrook hebben zij rekening gehouden. Het hof verwijst naar afbeelding 10 waar in het rood de klinkers zijn gemarkeerd, ook de klinkers die tot de rabatstrook horen. Met de oppervlakte aan klinkers en de bijbehorende afvloeiingscoëfficiënt is blijkens tabel 1 (pagina 20) en de berekeningen van de deskundigen (op pagina 21) rekening gehouden. Dat daarbij onjuiste gegevens zouden zijn gebruikt, is niet gesteld of gebleken. Wat betreft de bespreking van de rapporten van Hydroscan en [het advies- en ingenieursbureau] , waar [ingenieur van de vennootschap] zich mede op baseert, verwijst het hof naar de overwegingen omtrent deze contra-expertises.
2.14.
Gelet op al het hiervoor overwogene zal het hof de bevindingen van de gerechtelijk deskundigen, die het hof overtuigend voorkomen gelet op de kennis en ervaring van deze deskundigen op het gebied van water- respectievelijk bouwtechniek volgen. De door [appellante] bij memorie na deskundigenbericht in het geding gebrachte contra-expertises geven geen aanleiding om te twijfelen aan die bevindingen of om van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. Anders dan [appellante] heeft aangevoerd, behoefden de deskundigen de vragen 2 tot en met 5 niet te beantwoorden, gelet op de wijze waarop zij vraag 1 hebben beantwoord. Het hof ziet gelet op het voorgaande ook geen aanleiding om de (aanvullende) contra-expertises nog aan de deskundigen toe te sturen met het verzoek daarop te reageren, zoals de Gemeente heeft voorgesteld, en evenmin om het rapport van de gerechtelijk deskundigen naast zich neer te leggen en nieuwe deskundigen te benoemen, zoals [appellante] subsidiair heeft verzocht.
Niet is komen vast te staan dat de door de Gemeente uitgevoerde wegreconstructie een grotere waterbelasting voor het perceel van [appellante] teweeg heeft gebracht. Evenmin is dus komen vast te staan dat de Gemeente daardoor jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld. Het bestreden vonnis, waarbij de vorderingen van [appellante] zijn afgewezen, zal worden bekrachtigd.
2.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [appellante] in de kosten van het hoger beroep te worden veroordeeld, met inbegrip van de door de Gemeente gevorderde rente daarover.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover, die de Gemeente heeft gevorderd, niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
De kosten van het deskundigenrapport, die [appellante] heeft voorgeschoten, moeten voor haar rekening blijven.
De kosten van de contra-expertises waartoe [appellante] opdracht heeft gegeven moeten ook voor haar rekening blijven. De vraag of de vermeerdering van eis, waarmee [appellante] haar vordering met die kosten heeft willen vermeerderen, al dan niet toelaatbaar is, hoeft niet te worden beantwoord.

3.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van de Gemeente op € 2.020,- aan griffierecht en op € 5.392,- (2,5 punten x tarief IV) aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F.M. Pols, H.K.N. Vos en G.J.S. Bouwens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 mei 2023.
griffier rolraadsheer