ECLI:NL:GHSHE:2023:1629

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
20-003080-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met gedragsaanwijzing en belaging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en belaging, met een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een lagere taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de belaging. Het hof heeft de zaak onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 3 jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003080-21
Uitspraak : 17 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 december 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummer 03-274675-21 en parketnummer 03-220964-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering’ (de zaak met parketnummer 03-274675-21) en ‘belaging’ (de zaak met parketnummer 03-220964-21) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Voorts zijn aan de verdachte een gebiedsverbod en een contactverbod voor de duur van 5 jaren opgelegd, welke maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Tot slot heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en met aanvulling van gronden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde straf dienen volgens de advocaat-generaal algemene en bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een gebiedsverbod en een contactverbod zullen worden opgelegd en dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard. Ten slotte is gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 03-220964-21 ten laste is gelegd. Voorts heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de ingediende vordering tot schadevergoeding heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde] in die vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-274675-21:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 23 augustus 2021 en/of 1 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 augustus 2021 gegeven door de officier van justitie te Arrondissement Limburg kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden bij het perceel [adres 2] en/of zich moet onthouden van contact met [benadeelde] (waaronder telefonisch en digitaal contact) door die [benadeelde] op straat aan te spreken en/of een e-mail naar die [benadeelde] te sturen;
Zaak met parketnummer 03-220964-21 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 augustus 2021 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door die [benadeelde] (veelvuldig) (e-mail)berichten en/of brieven te sturen met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-274675-21 en in de zaak met parketnummer 03-220964-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-274675-21:
hij op 23 augustus 2021 en 1 oktober 2021 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 augustus 2021 gegeven door de officier van justitie te Arrondissement Limburg kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden bij het perceel [adres 2] en zich moet onthouden van contact met [benadeelde] (waaronder telefonisch en digitaal contact) door die [benadeelde] op straat aan te spreken en een e-mail naar die [benadeelde] te sturen;
Zaak met parketnummer 03-220964-21 (gevoegd):
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 augustus 2021 in de gemeente Valkenburg aan de Geul wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door die [benadeelde] (veelvuldig) (e-mail)berichten en brieven te sturen met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen en te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 03-220964-21 is tenlastegelegd. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. Verschillende getuigen hebben verklaard dat de verdachte en aangeefster [benadeelde] een affaire hadden. Het kan dan ook niet anders dan dat beiden initiatief hebben genomen om met elkaar contact te onderhouden. Blijkens afdrukken van Whatsapp-gesprekken nam de aangeefster daarin ook regelmatig het initiatief. Zij stuurde bijvoorbeeld berichten met de tekst ‘Wis je de boel!’, ‘Bel maar’, ‘Kom
je even langs!’ en ‘Kijk eens porno krijg je zin’. De aangeefster vertoonde gedrag van aantrekken en afstoten, hetgeen de verdachte in de war heeft gebracht. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat bij de verdachte het oogmerk op belaging bestond, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de inhoud van het dossier is het hof van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van aangeefster [benadeelde] – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Hierbij verwijst het hof in het bijzonder naar de inhoud van de (email)berichten die de verdachte naar [benadeelde] heeft gestuurd. Uit die berichten blijkt dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd met de aangeefster in contact te komen. Gelet op de inhoud van de diverse (email)berichten die de verdachte naar [benadeelde] heeft gestuurd, heeft hij haar niet alleen gedwongen contact met hem te hebben maar heeft haar daardoor ook feitelijk doen dulden dat hij stelselmatig contact met haar opnam. Op basis van de inhoud van het dossier acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachtes oogmerk ook daarop was gericht. Uit hetgeen de verdachte heeft verklaard leidt het hof namelijk af dat hij contact met de aangeefster wilde en dat hij van haar antwoorden op vragen wilde krijgen. Het hof acht – anders dan de politierechter – niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk had [benadeelde] vrees aan te jagen, zodat de verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Voor zover de verdediging naar voren heeft gebracht dat [benadeelde] zelf ook berichten naar de verdachte heeft gestuurd, hetgeen mede aan een bewezenverklaring van belaging in de weg zou staan, overweegt het hof dat de door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep genoemde berichten zijn gestuurd voorafgaand aan de tenlastegelegde periode. Het bericht ‘Bel maar’ dateert – blijkens het bijschrift – bijvoorbeeld van 24 maart 2020 te 14:37:22 uur en het bericht ‘Kom je even langs!’ dateert van 24 juni 2019 te 19:55:30 uur. Daarbij komt dat ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte heeft verklaard dat [benadeelde] in mei 2020 de boodschappen die hij voor haar had gekocht op de grond had ‘geflikkerd’ en dat zij hem daarna heeft geblokkeerd op de telefoon. Vanaf mei 2020 heeft [benadeelde] het contact met hem verbroken, aldus de verdachte. Het moet derhalve voor de verdachte vanaf mei 2020 duidelijk zijn geweest dat [benadeelde] geen (nader) contact meer met hem wenste.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-220964-21 tenlastegelegde wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-274675-21 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-220964-21 bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een straf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een voorwaardelijke straf. Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat eventueel een contactverbod met het slachtoffer kan worden opgelegd.
Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat de onderhavige zaak veel impact heeft gehad op verdachtes leven: hij heeft het slachtoffer veel geld gegeven, hij is zijn baan kwijtgeraakt en zijn huwelijk staat onder druk. Ook heeft hij zich – om deze zaak te kunnen verwerken – onder behandeling laten stellen.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ruim zeven maanden schuldig gemaakt aan belaging van slachtoffer [benadeelde] door op de bewezenverklaarde wijze veelvuldig contact met haar te zoeken. Bovendien heeft de verdachte ook op 23 augustus 2021 en op 1 oktober 2021 contact met de aangeefster gezocht. Daarmee heeft hij in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing gehandeld. De verdachte heeft met het bewezenverklaarde handelen herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 december 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet ter zake van een soortgelijk feit. Bovendien dateert die veroordeling van 25 juli 2006. Het hof zal die omstandigheid derhalve niet ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging meewegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de inhoud van een reclasseringsadvies van 1 december 2021. Volgens de reclassering lijkt de verdachte geen verkeerde intenties te hebben, maar heeft hij door zijn liefdesverdriet de grip op zichzelf verloren. Uit het rapport blijkt verder dat bij de reclassering sterk de indruk heerst dat de verdachte het slachtoffer/de situatie nog niet (helemaal) heeft losgelaten. Continuering van het contactverbod acht de reclassering – mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte en het slachtoffer in het hetzelfde dorp woonachtig zijn – derhalve geïndiceerd.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde handelen en de inhoud van voornoemd reclasseringsadvies, is het hof van oordeel dat ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel moet worden opgelegd voor de duur van 3 jaren. Deze vrijheidsbeperkende maatregel zal bestaan uit een contactverbod met het slachtoffer [benadeelde] .
Nu naar het oordeel van het hof er – gelet op vorenstaande – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaald persoon, te weten [benadeelde] , zal het hof bevelen dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof thans onvoldoende aanleiding om aan de verdachte een gebiedsverbod ten aanzien van het perceel [perceel] op te leggen. Het hof ziet thans evenmin aanleiding om aan de voorwaardelijk op te leggen sanctie bijzondere voorwaarden te verbinden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Blijkens het verzoek tot schadevergoeding wordt een vergoeding gevraagd van € 900,00 vanwege gemiste inkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Het hof overweegt als volgt.
De ingediende vordering tot schadevergoeding is niet met nadere (financiële) stukken onderbouwd. Het hof zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 184 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-274675-21 en in de zaak met parketnummer 03-220964-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-274675-21 en in de zaak met parketnummer 03-220964-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] geboortedatum 31-10-1974. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 17 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.