ECLI:NL:GHSHE:2023:1627

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
20-002320-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen met taakstraf en schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, gepleegd op 26 mei 2019 te Eindhoven. De verdachte kreeg een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte had in eerste aanleg een taakstraf van 140 uren opgelegd gekregen, maar het hof oordeelde dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden en verdisconteerde dit in de op te leggen straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan geweld tegen politieambtenaren en heeft daarbij meerdere voorwerpen naar hen gegooid. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen tot bedragen variërend van €150 tot €1000, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partijen te vergoeden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002320-20
Uitspraak : 23 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 oktober 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-037715-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen. Tevens heeft de politierechter beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] en heeft de politierechter – voor zover deze vorderingen zijn toegewezen – telkens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging met betrekking tot de afdoening verzocht dat het hof toepassing zal geven aan het rechterlijk pardon, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht dat het hof zal volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging primair bepleit dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal afwijzen en subsidiair dat het hof zal bepalen dat de vorderingen niet-ontvankelijk zijn.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Eindhoven openlijk, te weten in de directe nabijheid van [naam moskee] , te weten op/aan/in de Robbenstraat en/of Wezelstraat en/of Otterstraat en/of Molstraat en/of Korenwolfstraat en/of Fretstraat en/of Kronehoefstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, te weten politieambtenaren [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 6] en/of een of meer andere politieambtenaren en/of meerdere politiepaarden en/of politiehonden en/of politievoertuigen, door
- voornoemde politieambtenaren te slaan en/of te schoppen en/of een zogenaamd knietje te geven en/of slaande en/of schoppende bewegingen richting voornoemde politieambtenaren te maken en/of
- meermalen een steen en/of een fles en/of een balk en/of een hek en/of een ijzeren paal en/of vuurwerk en/of een ei en/of andere voorwerpen tegen en/of naar en/of in de richting van voornoemde personen en/of politiepaarden en/of politiehonden en/of politievoertuigen te gooien en/of
- meermalen te trappen tegen een politievoertuig en/of
- meermalen te duwen tegen en/of te trekken aan voornoemde politieambtenaren en/of politievoertuigen en/of
- zich meermalen groepsgewijs te verplaatsen en/of op te dringen in de richting van voornoemde politieambtenaren en/of
- meermalen een verkeersbord uit de grond te trekken en/of te vernielen en/of
- een pijlwagen op te tillen en/of tegen deze pijlwagen te duwen en/of te proberen een pijlwagen omver te werpen en/of
- voornoemde politieambtenaren uit te schelden met de woorden: “Jullie van de politie zijn allemaal pedofielen” en/of “Jullie hebben duidelijk Duits bloed, omdat jullie dat stelletje fascisten steunen, jullie genieten ervan om Moslims in elkaar te slaan, jullie zijn geen haar beter dan Pegida, stelletje klootzakken”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde politieambtenaren te bedreigen met de woorden: “Blijf van ons af, als je ons aanraakt, dan krijg je klappen, wacht maar totdat je het uniform uitdoet, dan pak ik je en heb je niet zo’n stoer gedrag”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde politieambtenaren in woord en/of gebaar uit te dagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2019 te Eindhoven openlijk, te weten in de directe nabijheid van [naam moskee] , te weten op/aan/in de Robbenstraat en Wezelstraat en Otterstraat en Molstraat en Korenwolfstraat en Kronehoefstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, te weten politieambtenaren [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] en [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 2] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 6] en een of meer andere politieambtenaren en meerdere politiepaarden en politiehonden en politievoertuigen, door
- een of meer van deze politieambtenaren te slaan en/of te schoppen en/of een zogenaamd knietje te geven en/of slaande en/of schoppende bewegingen richting een of meer van deze politieambtenaren te maken en
- meermalen een steen en/of een fles en/of een balk en/of een hek en/of een ijzeren paal en/of vuurwerk en/of een ei en/of andere voorwerpen tegen en/of naar en/of in de richting van een of meer van deze personen en politiepaarden en politiehonden en politievoertuigen te gooien en
- meermalen te trappen tegen een politievoertuig en
- meermalen te duwen tegen en/of te trekken aan een of meer van deze politieambtenaren en/of politievoertuigen en
- zich meermalen groepsgewijs te verplaatsen en/of op te dringen in de richting van een of meer van deze politieambtenaren en
- meermalen een verkeersbord uit de grond te trekken en/of te vernielen en
- een pijlwagen op te tillen en/of tegen deze pijlwagen te duwen en/of te proberen een pijlwagen omver te werpen en
- een of meer van deze politieambtenaren uit te schelden met de woorden: “Jullie van de politie zijn allemaal pedofielen” en/of “Jullie hebben duidelijk Duits bloed, omdat jullie dat stelletje fascisten steunen, jullie genieten ervan om Moslims in elkaar te slaan, jullie zijn geen haar beter dan Pegida, stelletje klootzakken”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- een of meer van deze politieambtenaren te bedreigen met de woorden: “Blijf van ons af, als je ons aanraakt, dan krijg je klappen, wacht maar totdat je het uniform uitdoet, dan pak ik je en heb je niet zo’n stoer gedrag”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- een of meer van deze politieambtenaren in woord en/of gebaar uit te dagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman van de verdachte – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte met zijn handelen niet een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de politie en de verdachte hiertoe ook het opzet niet heeft gehad. Bovendien heeft de verdachte geen bijdrage geleverd aan het ontstaan van het openlijk geweld, aldus de verdediging.
Het hof stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat de verdachte vanaf de snackbar is meegegaan in de stroom van geweldplegers en dat hij vervolgens met anderen heeft getracht een pijlwagen omver te gooien. Hieruit blijkt dat de verdachte niet pas aan het einde van de openlijke geweldpleging zich bij de groep heeft gevoegd en dat zijn bijdrage verder strekte dan het enkel getalsmatig versterken van die groep. Met zijn handelen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof dan ook een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld. De omstandigheid dat de verdachte geen bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van het openlijk geweld doet daaraan niet af. Voor de significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is niet nodig dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang beschouwd met de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof bij bewezenverklaring toepassing zal geven aan het rechterlijk pardon, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en subsidiair heeft de verdediging verzocht dat het hof zal volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, waarbij langdurig en excessief geweld is gebruikt richting de politie. Meerdere politieambtenaren en paarden zijn door voorwerpen geraakt. De lichamelijke integriteit van deze politieambtenaren is daardoor aangetast. Ook is er letsel veroorzaakt. Daarnaast zijn goederen beschadigd. Het geweld was zodanig ernstig dat zelfs getrainde leden van de ME zich hebben moeten terugtrekken. In het algemeen veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij slachtoffers. Vanwege de demonstratie van aanhangers van de protestbeweging Pegida liepen de emoties bij de aanwezigen hoog op. Dat gegeven rechtvaardigt echter geenszins het gebruik van geweld tegen de politie, die belast was met het bewaken van de openbare orde en de veiligheid tijdens de demonstratie. De verdachte heeft een substantiële bijdrage aan het geweld geleverd door zich bij de groep te voegen en mee te bewegen en vervolgens samen met anderen te trachten een pijlwagen omver te werpen. Dit incident heeft openlijk plaatsgevonden, waardoor personen ongewild getuige (kunnen) zijn geweest van (een deel van) het gepleegde geweld. Bij hen kan door het bewezenverklaarde handelen tevens een gevoel van onrust, angst en onveiligheid ontstaan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2023, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte een partner en twee jonge kinderen heeft. Voorts heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een vast contract bij [naam bedrijf] heeft, dat hij intern een opleiding als teamleider zal gaan volgen, dat hij en zijn partner beiden in ploegendienst werken en dat hij niet weet hoe hij een eventuele taakstraf met zijn werk en de zorg voor zijn kinderen kan combineren.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met toepassing van het rechterlijk pardon, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals de verdediging heeft bepleit. Het hof is van oordeel dat, gelet op het aandeel van de verdachte aan de openlijke geweldpleging, een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden is. De door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte brengen het hof niet tot een ander oordeel, waarbij het hof in aanmerking neemt dat in de fase van tenuitvoerlegging voldoende flexibiliteit mogelijk zal zijn om de taakstraf binnen de daaraan gestelde termijn naar behoren af te ronden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling en berechting van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. In eerste aanleg is naar het oordeel van het hof geen sprake van enige termijnoverschrijding. In hoger beroep ligt dat anders Als uitgangspunt heeft in deze zaak namelijk te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 2 jaren nadat hoger beroep in ingesteld.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn met zeven maanden is overschreden. Namens de verdachte is op 27 oktober 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden, 23 mei 2023, arrest wijst. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de op te leggen straf.
Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden is. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal afwijzen dan wel zal bepalen dat de vorderingen niet-ontvankelijk zijn nu niet bekend is of en in hoeverre zij reeds zijn voldaan door onherroepelijk veroordeelde medeverdachten en of bij de benadeelde partijen in zoverre nog schade bestaat. Het alsnog inwinnen van de benodigde informatie op dat punt levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Algemene overwegingen

Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte heeft zich met zijn gedragingen schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld. Artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
De hoofdelijke aansprakelijkheid van de tot een groep behorende personen die deze bepaling in het leven roept, leidt ertoe dat de benadeelde die ten gevolge van een gedraging in groepsverband schade heeft geleden ter verkrijging van volledige vergoeding daarvan ermee kan volstaan één van de tot de desbetreffende groep behorende personen aan te spreken.
De regeling van art. 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.
Schade reeds vergoed?
Het hof is van oordeel dat, nu de benadeelde partijen hun vorderingen hebben gehandhaafd, ervan moet worden uitgegaan dat er kennelijk nog schade bestaat bij de benadeelde partijen waarvoor de verdachte, gelet op voornoemd uitgangspunt in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is. De benadeelde partijen kunnen derhalve in zoverre ook in hoger beroep in hun vorderingen worden ontvangen. Indien en voor zover in de fase van tenuitvoerlegging blijkt dat medeverdachten reeds aan hun betalingsverplichtingen ten behoeve van de benadeelde partijen hebben voldaan, zal daarmee alsdan rekening worden gehouden. Het hof zal dat hierna in zijn beslissing benadrukken.
Schade als bedoeld in artikel 6:106 BW?
Voor zover ter zake van de door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schade niet al op de voet van artikel 6:106, eerste lid onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht bestaat op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van die schade nu door het bewezenverklaarde letsel bij benadeelde partijen is veroorzaakt en/of zij door het bewezenverklaarde in hun eer of goede naam zijn geschaad, is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de ernstige inbreuk die daarmee is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partijen, de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in voornoemd wetsartikel. Ook in zoverre komen de vorderingen derhalve voor toewijzing in aanmerking.
Schadevergoedingsmaatregel en gijzeling
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade aan de benadeelde partijen is toegebracht. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte daarvoor telkens de maatregel tot schadevergoeding op te leggen, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat gijzeling zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Bij de afzonderlijke behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen hierna zal niet telkens de schadevergoedingsmaatregel afzonderlijk worden benoemd. Die op te leggen schadevergoedingsmaatregelen en het bijbehorende aantal dagen gijzeling zullen per benadeelde partij wel worden genoemd in het dictum van dit arrest.
Wettelijke rente
Het hof is van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde wettelijke rente telkens toegewezen dient te worden. De toe te wijzen wettelijke rente (bij de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel) zal telkens nader worden vermeld in het dictum en niet ook afzonderlijk bij de bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen hierna.
Veroordeling kosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden telkens begroot op nihil. Deze kostenveroordeling zal ook telkens nader in het dictum worden vermeld en niet ook afzonderlijk bij de bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 200,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 460,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 460,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 460,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 150,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 7] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 450,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 260,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 260,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 260,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 (vier) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 7 (zeven) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 20 (twintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 460,00 (vierhonderdzestig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 460,00 (vierhonderdzestig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 9 (negen) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 7 (zeven) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 6] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 3 (drie) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 7] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 9 (negen) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 260,00 (tweehonderdzestig euro) als vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [benadeelde partij 8] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 260,00 (tweehonderdzestig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 5 (vijf) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 23 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.J.M. Gielen-Winkster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.