ECLI:NL:GHSHE:2023:1625

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
20-002463-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens tardieve indiening zonder verontschuldigbare omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 240 uren voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. De verdachte heeft op 11 november 2022 hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat dit hoger beroep tardief was, omdat het na de wettelijke termijn van veertien dagen was ingediend. De verdachte was aanwezig bij de uitspraak van de politierechter op 22 oktober 2020 en was op de hoogte van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar zouden maken. De nalatigheid van de raadsman van de verdachte werd voor rekening van de verdachte gesteld. Het hof heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002463-20
Uitspraak : 23 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 oktober 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-037775-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft de politierechter beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] en heeft de politierechter – voor zover deze vorderingen zijn toegewezen – telkens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis op 11 november 2022 hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep nu dit tardief is ingesteld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, nu de verdachte er op mocht vertrouwen dat door zijn toenmalige raadsman tijdig appel zou worden ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof stelt voorop dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen rechterlijke uitspraken een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden. Die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend dan niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding om op 22 oktober 2020 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen op 9 september 2020 aan een ander op verdachtes BRP-adres is uitgereikt. Op de achterzijde van deze dagvaarding is een toelichting op de procedure vermeld. Onder nummer 10 van deze toelichting wordt onder het kopje ‘Beroepsmogelijkheden’ vermeld dat indien de verdachte het oneens is met de beslissing van de rechter hij binnen veertien dagen in hoger beroep kan gaan. In de stelbrief van de toenmalige raadsman van de verdachte, mr. [toenmalig raadsman] , d.d. 21 oktober 2020 is vermeld dat de raadsman van zijn cliënt heeft vernomen dat hij een oproep heeft ontvangen om in de strafzaak te verschijnen voor de politierechter op 22 oktober 2022. De verdachte was, in het bijzijn van zijn toenmalig raadsman, ter terechtzitting van 22 oktober 2020 aanwezig. Op die terechtzitting heeft de politierechter te kennen gegeven dat op 22 oktober 2020 om 18.00 uur uitspraak zal worden gedaan. Hierop is de terechtzitting aan het eind van de inhoudelijke behandeling onderbroken tot 18.00 uur en de politierechter heeft na hervatting, niet in het bijzijn van de verdachte en zijn toenmalig raadsman, maar wel op tegenspraak, uitspraak gedaan.
Ingevolge artikel 408, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, kon de verdachte gedurende veertien dagen na de uitspraak op 22 oktober 2020, te weten tot en met 5 november 2020, tegen het vonnis hoger beroep instellen.
Het hof stelt vast dat het hoger beroep namens de verdachte is ingesteld na het verstrijken van voornoemde termijn, immers op 11 november 2020. Het hof acht deze termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte was bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aanwezig en werd bijgestaan door zijn toenmalig raadsman. Tijdens die terechtzitting is hem te kennen gegeven wanneer de uitspraak zou plaatsvinden. Voorts kon de verdachte ook uit de toelichting op de procedure aan de achterzijde van de dagvaarding afleiden dat hij veertien dagen de tijd had voor het instellen van hoger beroep.
Het hof is niet gebleken van een zwaarwegende omstandigheid die een uitzondering op de strikte regels inzake de appeltermijn zou rechtvaardigen. De omstandigheid dat aan de toenmalig raadsman van de verdachte bij uitspraak van 26 oktober 2020 door de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:TADRSHE:2020:84) de maatregel van schrapping (van het tableau) is opgelegd, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van die beslissing, maakt dat niet anders. Mede gelet ook op de gronden voor het opleggen van deze maatregel valt niet in te zien waarom een en ander van enige invloed is geweest op het daarna té laat instellen van appel. Er is geen sprake van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. De nalatigheid van de raadsman komt voor rekening van de verdachte.
Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn tardief ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 23 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.J.M. Gielen-Winkster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.