ECLI:NL:GHSHE:2023:1618

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
20-002211-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dierenwelzijn en verzorging van een hond

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1977 en wonende te Roosendaal, was eerder veroordeeld voor het onthouden van de nodige zorg en verzorging aan zijn hond, een Cane Corso. De politierechter had hem een taakstraf van 60 uren opgelegd, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en een houd- en verzorgverbod ten aanzien van honden. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarbij hij primair om vrijspraak vroeg en subsidiair een lagere straf bepleitte.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 oktober 2021 tot 1 november 2021 zijn hond onvoldoende verzorgde, door deze te huisvesten in erbarmelijke omstandigheden en niet de nodige medische zorg te bieden. De hond was vaak opgesloten in een donkere schuur en had geen toegang tot voldoende ruimte, licht of verzorging.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De hond is verbeurd verklaard, en het hof heeft de teruggave van het dierenpaspoort aan de nieuwe eigenaar gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet dieren, die ten tijde van het bewezenverklaarde van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002211-22
Uitspraak : 17 mei 2023
TEGENSPRAAK (ex. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-129291-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van;
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de politierechter aan de verdachte een houd- en verzorgverbod ten aanzien van honden opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit, en subsidiair een straftoemetings-verweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal omwille van efficiency-redenen worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2021 t/m 10 december 2021, te Roosendaal, althans in Nederland,
als houder van een of meer dier(en), te weten een hond (Cane Corso, genaamd [naam] ) de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door
- deze onvoldoende ruimte te bieden om te voldoen aan zijn/hun fysiologische en/of ethologische en/of fysieke behoeften en/of om zijn/hun natuurlijke gedrag te kunnen vertonen en/of
- deze niet of onvoldoende bloot te stellen aan (dag)licht en/of
- deze niet naar buiten te laten en/of de bewegingsvrijheid van voornoemd(e) dier(en) (onnodig) te beperken en/of
- deze te huisvesten op een vieze en/of natte ondergrond (van uitwerpselen) en/of
- deze (geruime tijd) niet te laten controleren en/of behandelen door een dierenarts en/of
- lichamelijke ongemakken, pijn, wonden en/of ziekten niet op te merken en/of niet te (laten) behandelen;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 oktober 2021 t/m 1 november 2021, te Roosendaal als houder van een dier, te weten een hond (Cane Corso, genaamd [naam] ) de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door
- deze onvoldoende ruimte te bieden om te voldoen aan zijn fysiologische en/of ethologische en/of fysieke behoeften en/of om zijn natuurlijke gedrag te kunnen vertonen en
- onvoldoende bloot te stellen aan (dag)licht en
- de bewegingsvrijheid van voornoemd dier (onnodig) te beperken en
- lichamelijke ongemakken, pijn en wonden niet te (laten) behandelen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ,opgenomen als pagina 12t/m 14 (en bijbehorende foto’s op pagina’s 15 t/m 24), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 oktober 2021 ontving ik een melding over het adres [adres 1] . De meldster zag dat er een grijskleurige hond in de achtertuin werd gehouden aan een korte lijn van ongeveer één meter, in de schuur of in de tuin. De meldster had gezien dat de hond gemiddeld vier a vijf uur aaneengesloten opgesloten werd in de schuur en dat de deur werd gesloten. Er werd gezien dat het raam van de deur van de schuur dichtgetimmerd was. De meldster zag dat de hond nooit in de woning werd gehaald en ook niet werd uitgelaten. Op 7 oktober 2021 ging ik samen met verbalisant [verbalisant 2] ter plaatse op het adres [adres 1] . Ik zag dat er een grijskleurige pup in de achtertuin zat. Ik zag dat de pup aan een riem vastzat en dat de riem bevestigd was aan de buitenmuur van de schuur. Ik zag dat de hond angstig op mij reageerde. Ik zag dat er tegen de linkerwand van de schuur een bak stond met daarin een roodkleurig kussen
(het hof begrijpt, mede op basis van de foto op pag. 20 van het dossier dat de betreffende bak zich in de schuur bevond). Ik zag dat het raam van de schuurdeur was afgeplakt met een witkleurig zeil en dat de buitenkant was afgesloten met hout.
2. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ,opgenomen als pagina 26 t/m 31 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 oktober 2021 kreeg ik een aanvullende melding binnen over de pup die gehouden
werd aan [adres 1] . De hond werd volgens de melder nog steeds in
dezelfde erbarmelijke omstandigheden gehouden en werd bijna de hele dag opgesloten in de
donkere schuur.
Op 1 november 2021 ging ik samen met verbalisant [verbalisant 3] ter plaatse op het adres
[adres 1] . Ik keek over de schutting en zag dat er naast de schuur een
bruinkleurig kussen lag met daarop een grijskleurige hond. Ik herkende de hond van de
eerdere controle op 7 oktober 2021. Ik zag dat de hond een halsband om zijn nek had en dat
er een touw aan vastzat. Ik zag dat de schuurdeur open stond en dat het witte zeil en het
hout onveranderd was. Ik zag dat de hond vastzat aan een niet rekbaar touw en dat het
uiteinde van het touw bevestigd zat aan het deurkozijn van de schuur. Ik sloot de deur van
de schuur en ging in de schuur staan. Ik zag dat er weinig tot geen licht in de schuur
brandde. Ik zag dat de hond in mijn richting keek en angstig uit zijn ogen keek. Toen ik mijn
hand in de richting van het lichaam van de hond bewoog, zag ik dat hij verder naar de grond
zakte en verder van mij vandaag bewoog. Ik zag dat de hond direct begon te urineren. Toen
ik de hond aanraakte, urineerde hij opnieuw. Ik herkende aan de lichaamstaal van de hond
en het urineren de emotie angst. Verbalisant [verbalisant 3] maakte een video van het gedrag
van de hond.
3. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ,opgenomen als pagina 66 t/m 68 in het voornoemde einddossier, voor zoverinhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 november 2021 kwamen wij ter plaatse bij [adres 1] . Ik zag
dat er een grijze pup in de tuin lag. Ik zag dat de pup een halsband om had dat aan een touw
vastzat en dat dit touw bevestigd zat aan het kozijn van de schuurdeur. Ik zag dat hand
van collega [verbalisant 1] de pup aanraakte. Ik zag dat de pup direct begon met urineren.
Ik zag dat het raam van de schuurdeur was dichtgetimmerd met houten planken. Ik zag dat
aan de binnenzijde van de schuurdeur, een witte doek zat. Ik zag dat de schuur verder niet
van ramen voorzien was. Als de schuurdeur dicht was, was er geen natuurlijk daglicht in de
schuur. Ik zag dat rechts om de hoek een voerbak en drinkbak stond. Ik zag in de drinkbak
een dun laagje water. Ik zag dat dit water vervuild was. Ik voelde aan de buik van de pup. Ik
voelde op de buik een verdikking. Ik heb alles vastgelegd middels een video en foto's.
4. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ,opgenomen als pagina 71, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de dierenartsverklaring. Ik zag dat de datum van het onderzoek plaats had
gevonden op 2 november 2021. Ik zag dat de pup met chipnummer: [nummer] was
onderzocht. Ik zag dat er onder het onderwerp algemene indruk het volgende was bevonden:
Gedrag/bewustzijnsniveau: Vriendelijk, wat angstig.
Beantwoording vragen.
2) Is er sprake (geweest) van: dorst, onvoldoende/onjuiste voeding, fysiek ongerief,
fysiologische ongerief, pijn of letsel?
Ja. Erg angstig, niet volledig gevaccineerd.
3) Had de conditie/toestand van het dier door de houder van het dier voorkomen kunnen
worden? Op welke wijze: water, voeding, huisvesting, medische zorg?
Huisvesting/medische zorg.
4) Verslechtert de conditie/toestand van het dier zonder directe (medische) verzorging?
Ja. Kans beklemming in navelbreuk.
5) Algemene conclusie: Is, gelet op uw bevindingen als veterinair deskundige, aan dit
(veterinaire) zorg onthouden?
Ja!
5. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ,opgenomen als pagina 82 t/m 83, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2021 werd ik gebeld door de behandelend dierenarts. Ik hoorde dat ze zei
dat de houders en [naam] op 17 september 2021 de dierenkliniek hadden bezocht. Ik hoorde
dat ze zei dat [naam] erg ziek was. [naam] had hele erge diarree, een navelbreuk en de onder
hoektanden staken in het verhemelte. Ik hoorde dat ze zei dat door de onder hoektanden de
hond erg veel pijn kon hebben. De dierenarts vertelde dat ze enkel de kliniek met [naam]
hadden bezocht op 10 december 2021
(het hof begrijpt: 17 september 2021). Op 11 oktober 2021 bleek het probleem met de
dunne ontlasting nog steeds niet verholpen te zijn. De dierenarts had geadviseerd aan de
houder om drie dagen ontlasting te verzamelen en in te leveren bij de dierenarts, zodat zij
onderzoek konden doen of de hond parasieten had. Ik vroeg aan de dierenarts of zij hadden
geadviseerd om de hond vast te binden. Ik hoorde dat de dierenarts zei: "Nee, dat zouden wij nooit adviseren.”
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , wonende de Roosendaal, [adres 2] , opgenomen als pagina 85 t/m 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na de zomervakantie van 2021, medio september, viel het mij op dat de buren na een geruime tijd terug thuis kwamen. Ik vermoed dat zij op vakantie waren geweest. Ik zag dat zij een hond bij zich hadden, die zij daarvoor nog niet hadden. De eerste paar weken toen de hond wat kleiner was liep de hond los in de tuin. Totdat de hond wat groter werd en meer ging spelen en graven werd hij aangelijnd in de tuin. Na die paar weken viel het mij op dat de hond continue aangelijnd zat aan die lijn.
Ik heb zicht op de volledige achtertuin van de buren woonachtig op [adres 1] . Het viel mij op dat de hond continue aangelijnd zat aan die lijn. Ik zag dat het touw nog geen meter lang was en vastzat aan de schuur. Ik zag dat de hond net om het hoekje van de schuur kon en de schuur net binnen kon. Ik zag dat de hond zich amper kon bewegen. De hond had geen ruimte om te spelen en had ook geen speeltjes in zijn omgeving liggen. Ik hoorde meerdere keren dat de hond aan het blaffen en piepen was. Op 7 oktober 2021 keek ik uit het raam in de richting van de achtertuin van de buren op [adres 1] . Ik zag dat de hond nog steeds aan de lijn vast zat en dat de lijn niet werd losgemaakt. Vervolgens werd de hond door de man in de schuur gestopt en werd de deur gesloten en op slot gedraaid. De hond zat dag en nacht aan dezelfde lijn vast, de ene keer in de schuur en de andere keer buiten. Het gebeurde vaak dat ik zag dat de hond werd
opgesloten en dat hij daar urenlang zat. Het viel mij op dat de hond ook nooit in de woning kwam. Op 26 oktober 2021 besloot ik nogmaals melding te maken bij de politie. De hond werd namelijk nog steeds in de erbarmelijke omstandigheden gehouden. Ik zag dat hij bijna de gehele dag werd opgesloten in de schuur en dat de schuurdeur slechts enkele uren openstond. De hond lag nog steeds vast aan dat touw van één meter.
In de paar maanden tijd zag ik vaak dat de hond opgesloten zat in de donkere schuur. Als dat niet geval was, zag ik dat hij vast was gelegd aan de lijn. Verder kwam hij niet. Het viel mij ook op dat de hond nooit werd uitgelaten. Ik zag dat de ontlasting van de hond in de tuin lag en
in de schuur.

7. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 september 2022, voor zover inhoudende, kort weergegeven:

“Ik ben de eigenaar van de hond.”
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betwist dat de verdachte, als eigenaar van de hond [naam] , de hond de nodige zorg en verzorging heeft onthouden. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte zijn best heeft gedaan om hond te verzorgen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals die hiervoor zijn opgesomd is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken dat de zorg aan de hond [naam] in strafrechtelijke zin is onthouden. Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij vonnis waarvan beroep is aan de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde opgelegd een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de politierechter aan de verdachte een houd- en verzorgverbod ten aanzien van honden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft zich achter de strafoplegging van de politierechter geschaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien het tenlastegelegde wordt bewezenverklaard het hof met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige zorg en verzorging aan zijn hond [naam] . Een hond is afhankelijk van zijn verzorging door zijn omgeving. Verdachte heeft mogelijk gemeend op een goede manier te zorgen voor de hond, maar naar het oordeel van het hof is hij in de zorg tekortgeschoten. Een hond heeft vrijheid, aandacht, schone en droge huisvesting nodig en dient niet langdurig in een donkere ruimte te worden opgesloten. Het heeft ook aan adequate medische zorg ontbroken. Verdacht is slechts eenmaal, op 17 september 2021, met de hond zelf bij de dierenarts geweest. Toen bleek dat de hond ziek was door diarree, een navelbreuk en gebitsproblemen had. Tot de datum van de inbeslagneming van de hond, op 1 november 2021, is verdachte niet meer met de hond bij de dierenarts geweest Verdachte is als eigenaar/houder verantwoordelijk voor deze tekortkomingen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2023.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd zal het hof geen verbod tot het houden en verzorgen van honden opleggen in verband met het tijdsverloop sinds het delict.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Onder medeverdachte [verdachte] (onder parketnummer 02-129292-22) is de hond [naam] in beslag genomen en verdachte [verdachte] heeft verklaard eigenaar van deze hond te zijn. Ook is het hondenpaspoort van [naam] in beslag genomen. Het hof beschouwt dit document als behorende bij de hond.
De inbeslaggenomen hond is nog niet teruggegeven en in verband met het eigenaarschap van verdachte [verdachte] in deze zaak vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder verdachte bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof zal voorts de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in
beslag genomen onder medeverdachte [verdachte] (onder parketnummer 02-129292-22) maar als eigenaar toebehorend aan de verdachte, dierenpaspoort aan de nieuwe eigenaar van de hond, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2.2, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een hond, genaamd [naam] , (omschrijving: G2385522, grijs);
Gelast de
teruggaveaan de nieuwe eigenaar van voornoemde hond [naam] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een dierenpaspoort (omschrijving: G2393282)
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 17 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers van het einddossier, worden bedoeld de paginanummers van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Roosendaal, zaakregistratienummer PL2000-2021330745, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, en doorgenummerd van 1 t/m 117.