ECLI:NL:GHSHE:2023:1611

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
20-001789-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige levensgezel, [slachtoffer]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 april 2021 in de gemeente Weert zijn levensgezel heeft mishandeld door haar stevig bij de armen, polsen en keel vast te pakken, wat heeft geleid tot pijn en letsel bij het slachtoffer. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001789-21
Uitspraak : 28 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-093289-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1970,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2021 in de gemeente Weert zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (meermaals) stevig bij de armen en/of polsen en/of keel vast te pakken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 april 2021 in de gemeente Weert zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] stevig bij de armen en/of polsen en/of keel vast te pakken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Weert, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2341-2021050734, gesloten d.d. 29 april 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-42. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 april 2021, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Plaats delict: Weert
Pleegdatum: 5 april 2021
Ik doe aangifte van mishandeling door mijn partner, [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte). Hij heeft mij geslagen en mijn keel dicht geknepen. Hierdoor heb ik letsel en pijn.
Op 5 april 2012
(het hof begrijpt: 5 april 2021), omstreeks 21:00 uur
,zat ik op de bank. [verdachte] kwam uit bed. Om 16.30 uur belde mijn zoon naar [verdachte] . Hij heeft [verdachte] uitgescholden. Hier was [verdachte] boos om.
(…)
Hij pakte mijn telefoon en las een bericht van een vriend van mij. Ik had aan een vriend gevraagd via een bericht of hij mij morgen wilde ophalen. [verdachte] las dit bericht.
(…)
[verdachte] pakte me vast bij mijn armen en polsen. We zaten toen nog steeds op de bank. Dit deed erg veel pijn. Hij pakte me vervolgens bij mijn keel vast. Hij had mij vast bij mijn keel met één hand achter mijn hoofd en de andere hand voor bij mijn keel. Ik voelde een enorme pijn. Ik merkte dat ik geen lucht kreeg. Ik kon geen adem meer halen. Ik was op dat moment erg bang. Ik dacht dat hij door zou knijpen en dat ik dood zou gaan. Op enig moment liet hij me los.
(…)
Hij pakte me vast bij mijn armen en polsen. Hij deed me erg veel pijn. Er vond een worsteling plaats. Hij zei nog dat hij de kleren van mijn lijf zou rukken. Dit heeft hij ook letterlijk gedaan want mijn shirt is gescheurd.
Ik kwam op enig moment los. Ik heb toen direct de politie gebeld en ben naar het politiebureau gerend.
(…)
Ik heb een wondje aan mijn linkerhand. Ik zag dat er bloed aan zat. Ik zit op dit moment nog onder de adrenaline dus ik voel niet direct waar ik overal pijn heb. Ik voel wel heel duidelijk veel pijn aan mijn oor, achterhoofd en keel aan de voorzijde.

2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2021, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Op 5 april 2021, omstreeks 21:15 uur, kwam er een melding via het operationeel centrum dat er een vrouw onderweg was naar het politiebureau te Weert.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag voor het politiebureau bij aankomst een vrouw voor de deur staan. Ik zag dat de deur open ging en dat de vrouw naar binnen rende. Ik zag dat de vrouw slippers in haar handen had en op haar sokken rende. Ik liep ook naar binnen en zag de vrouw hevig geëmotioneerd zijn. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , zagen dat ze aan het huilen was en dat ze erg bang was. Wij zagen dat de vrouw bloed op haar handen en armen had. Wij zagen tevens dat er bloed in haar hals zat. Wij zagen ook striemen in haar hals. Wij zagen dat haar shirt gescheurd was aan de achterzijde. Wij hoorden dat de vrouw zei dat ze was mishandeld door haar partner. Ze was erg bang. Het bleek te gaan om: [slachtoffer] , [geboortedag 2] 1972. Wij hoorden dat [slachtoffer] was mishandeld door [verdachte] . Hij zou haar keel dicht geknepen hebben. Wij zagen ook dat zij letsel had in haar hals. Ze zei dat ze erg bang was voor [verdachte] . [slachtoffer] zei dat [verdachte] in de middag contact had gehad met de zoon van [slachtoffer] en dat hij hem had uitgescholden voor 'kankerlijer'. Dit was voor [verdachte] vandaag de aanleiding om [slachtoffer] te mishandelen. (...) Tijdens het gesprek in de aangifte bleef [slachtoffer] erg emotioneel. Ze bleef huilen.

3.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 april 2021, dossierpagina’s 15-16 10, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :

V: Werd je gisteren, 5 april, door [slachtoffer]
(het hof begrijpt hier en telkens hierna: aangeefster)gebeld?
A: Ja, dat klopt. Ik werd door [slachtoffer] rond 22.00 uur gebeld en deze gaf aan dat ze was mishandeld door [verdachte] .
Ze zei dat ze bij haar strot was vastgepakt door [verdachte] .
Ze was ook door [verdachte] met kracht bij haar polsen vastgepakt.

4.

De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 14 april 2023, voor zover inhoudende:

Het klopt dat ik contact heb gehad met de zoon via de telefoon. Ik werd uitgescholden. Het klopt dat we op de bank zaten. Het klopt dat ik in haar telefoon heb gelezen dat ze haar uit huis zouden komen halen.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft op de gronden zoals nader in de pleitnota vermeld, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij samengevat aangevoerd dat, gelet op de inconsistenties in de verklaring van aangeefster en gezien haar andere verklaringen en de foto’s, de psychische toestand van aangeefster en het feit dat aangeefster kort na het feit de aangifte heeft ingetrokken, de juistheid en de betrouwbaarheid van de aangifte moet worden betwist, waardoor – zo begrijpt het hof – die verklaring niet bruikbaar is voor het bewijs. Voorts heeft de verdachte verklaard dat niet hij, maar [betrokkene] , de ex van aangeefster, verantwoordelijk is voor het bij aangeefster geconstateerde letsel. De raadsvrouw heeft in dat verband gesteld dat van het door de verbalisanten waargenomen letsel van aangeefster niet kan worden gezegd dat de verdachte degene is geweest die dit letsel heeft toegebracht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , inhoudende dat zij door de verdachte is mishandeld. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgt immers dat aangeefster, kort nadat het incident met de verdachte zou hebben plaatsgevonden, hevig geëmotioneerd en op haar sokken op het politiebureau aankwam en dat zij verklaarde dat ze was mishandeld door haar partner. In haar hals waren striemen zichtbaar. Dit strookt met de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte bij haar hals is vastgepakt. Voorts zagen verbalisanten dat het shirt van aangeefster gescheurd was, waarover aangeefster eveneens heeft verklaard. Ten slotte vindt de verklaring van aangeefster, voor zover betrekking hebbende op de momenten vóór de mishandeling, namelijk dat de zoon van aangeefster met de verdachte heeft gebeld en dat de verdachte een bericht op de telefoon van aangeefster heeft gelezen dat zij zou worden opgehaald, steun in de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof ziet aldus geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en acht deze dan ook betrouwbaar.
Voor zover de verdachte nog heeft verklaard dat niet hij, maar [betrokkene] verantwoordelijk is voor het bij aangeefster geconstateerde letsel, overweegt het hof dat daarvoor geen enkel aanknopingspunt in het dossier aanwezig is. Ten slotte heeft het hof in zijn overwegingen nog betrokken dat er slechts een korte tijdspanne is geweest vanaf het moment dat aangeefster heeft verklaard naast de verdachte op de bank te hebben gezeten (21.00 uur) en het moment waarop een melding via het operationeel centrum binnenkwam dat er een vrouw hevig geëmotioneerd onderweg was naar het politiebureau (21.15 uur). Aangeefster heeft op het politiebureau de naam van de verdachte genoemd als zijnde degene die haar had mishandeld en heeft niet gerept over [betrokkene] . Bij de politie heeft de verdachte niet verklaard over mishandeling door [betrokkene] , daar heeft hij immers verklaard dat het letsel door aangeefster aan zichzelf is toegebracht (pagina 33 politiedossier).
Dat een ander dan de verdachte aangeefster zou hebben mishandeld, is ook tegen die achtergrond niet aannemelijk. Het hof gaat derhalve daaraan voorbij. Ook dat aangeefster haar aangifte heeft ingetrokken omdat zij het heel erg zou vinden als haar vriend in de gevangenis terecht kwam, doet niet af aan de betrouwbaarheid. Ze heeft immers niet aangegeven dat haar eerdere aangifte onjuist zou zijn gedaan.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al haar onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levensgezel, [slachtoffer] . Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn en letsel toegebracht. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk, doch niet recentelijk, ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Het hof zal deze veroordelingen derhalve niet meenemen bij de straftoemeting.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat zijn gezondheid erg slecht is, dat hij 100% is afgekeurd en dat hij een bijstandsuitkering ontvangt.
Bij de strafoplegging heeft het hof eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 juni 2021, waaruit volgt dat de verdachte als gevolg van zijn lichamelijke klachten niet in staat is om een werkstraf naar behoren uit te voeren. Dat betekent dat het hof niet tot het opleggen van een taakstraf zal overgaan, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 28 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Taalman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.