In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een telefoon, gepleegd op 4 september 2021. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, en had een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot € 350,00. De verdachte heeft in hoger beroep de veroordeling aangevochten.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft de opgelegde straf herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, wat het eigendomsrecht van het slachtoffer heeft geschonden. Na afweging van de omstandigheden, waaronder de ernst van het feit en het justitieel verleden van de verdachte, heeft het hof besloten een geldboete van € 200,00 op te leggen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit besluit is genomen met inachtneming van de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de financiële draagkracht van de verdachte.
De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de geldboete niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de zaak op 28 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. S. Taalman als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mr. J. Platschorre en mr. E.E. van der Bijl als raadsheren.