In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding over de afgifte van een hond. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.G. Galama, heeft in eerste aanleg bij de kantonrechter een vordering ingesteld tot afgifte van de hond, waarvan het aankoopbedrag € 575,- was. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. O.J.W. Reijnders, heeft echter betoogd dat de vordering beneden de appelgrens van € 1.750,- blijft, zoals vastgelegd in artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante heeft daarentegen aangevoerd dat de emotionele waarde van de hond aanzienlijk hoger is en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de waarde lager is dan het genoemde bedrag.
Het hof heeft in een tussenarrest van 21 maart 2023 de appellante in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over haar ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof overweegt dat, hoewel de vordering in conventie en de vordering in reconventie samenvallen, de vorderingen van onbepaalde waarde zijn en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze gezamenlijk een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 1.750,-. Dit betekent dat de appellante ontvankelijk is in haar hoger beroep.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 13 juni 2023 voor de memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak is gedaan door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.