ECLI:NL:GHSHE:2023:1588

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.321.088_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake afgifte van een hond en registratie bij dierenregistraties

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding over de afgifte van een hond. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.G. Galama, heeft in eerste aanleg bij de kantonrechter een vordering ingesteld tot afgifte van de hond, waarvan het aankoopbedrag € 575,- was. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. O.J.W. Reijnders, heeft echter betoogd dat de vordering beneden de appelgrens van € 1.750,- blijft, zoals vastgelegd in artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante heeft daarentegen aangevoerd dat de emotionele waarde van de hond aanzienlijk hoger is en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de waarde lager is dan het genoemde bedrag.

Het hof heeft in een tussenarrest van 21 maart 2023 de appellante in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over haar ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof overweegt dat, hoewel de vordering in conventie en de vordering in reconventie samenvallen, de vorderingen van onbepaalde waarde zijn en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze gezamenlijk een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 1.750,-. Dit betekent dat de appellante ontvankelijk is in haar hoger beroep.

De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 13 juni 2023 voor de memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak is gedaan door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.321.088/01
arrest van 16 mei 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.G. Galama te Eemnes,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. O.J.W. Reijnders te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 maart 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter, rechtdoende in kort geding, van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer 10010765 / CV EXPL 22-3363 gewezen vonnis van 4 oktober 2022.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 21 maart 2023;
  • de antwoordakte van [appellante] van 4 april 2023.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellante] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of zij ontvankelijk is in het hoger beroep, aangezien [geïntimeerde] gemotiveerd heeft gesteld dat de vordering op grond van artikel 332 lid 1 Rv beneden de appelgrens blijft. Hij voert hiertoe aan dat [appellante] in eerste aanleg afgifte van de hond heeft gevorderd, waarvan het aankoopbedrag € 575,- was.
6.2.
[appellante] voert hiertegen aan dat de vordering tot teruggave van de hond van onbepaalde waarde is, dat de vordering een zeer hoge emotionele waarde vertegenwoordigt en er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat deze vordering een lagere waarde vertegenwoordigd dan € 1.750,-.
6.3.
Het hof stelt het volgende voorop. Tegen een vonnis van de kantonrechter of rechtbank, waaronder begrepen het onderhavige vonnis in kort geding, kan hoger beroep worden ingesteld indien en voor zover de vordering meer bedraagt dan de appelgrens van € 1.750,- (artikel 332 lid 1 Rv). In zaken waarin een eis in conventie en een eis in reconventie zijn ingesteld, wordt in beginsel het belang van beide vorderingen bij elkaar opgeteld voor de beoordeling van de vraag of hoger beroep mogelijk is (artikel 332 lid 3 Rv). Er geldt echter een uitzondering op die regel wanneer die vorderingen samenvallen. Het gaat dan om een in reconventie ingestelde vordering die geen andere strekking heeft dan om de gedaagde in conventie te bevrijden van de verplichting tot betaling van het in conventie gevorderde. Optelling van de vordering in conventie en reconventie blijft ook achterwege indien beide zaken gesplitst zijn en daarin afzonderlijk is beslist.
6.4.
[appellante] heeft in conventie afgifte van de hond gevorderd alsmede ongedaanmaking van de registratie van de chip van de hond bij www.petlook.com, zulks onder verbeurte van een dwangsom.
[geïntimeerde] heeft een vordering in reconventie ingesteld waarbij hij – kort samengevat - heeft gevorderd, dat [appellante] wordt verboden:
  • zich te bevinden in het gebied binnen 50 meter van het adres dan wel in de buurt van [geïntimeerde] ,
  • telefonisch of persoonlijk contact op te nemen met [geïntimeerde] ,
zulks onder verbeurte van een dwangsom.
Tevens vordert [geïntimeerde] dat [appellante] wordt geboden de registratie van de hond als zijnde haar hond op www.huisdieren-registratie.nl te verwijderen zulks onder verbeurte van een dwangsom.
6.5.
Het hof overweegt dat de kantonrechter niet alleen, zoals partijen wel lijken te suggereren, over de afgifte van de hond heeft moeten beslissen. Uit de hiervoor genoemde vorderingen in conventie en reconventie blijkt dat ook andere geschilpunten zijn voorgelegd. Deze zien op het ongedaan maken van registratie van de hond op verschillende websites alsmede een contact- en locatieverbod voor [appellante] . Het hof is van oordeel dat in dit geval de hiervoor genoemde uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 332 lid 3 Rv (te weten het samenvallen van de vorderingen dan wel het gesplitst zijn van de vorderingen in conventie en reconventie en waarop afzonderlijk is beslist) zich hier niet voordoet. Het hof acht deze vorderingen van onbepaalde waarde en overweegt dat hierbij geen duidelijk aanwijzingen bestaan dat deze vorderingen een (gezamenlijke) lagere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-. Dit betekent dat [appellante] ontvankelijk is in haar hoger beroep.
6.6.
[appellante] heeft de grieven al genomen zodat [geïntimeerde] in de gelegenheid wordt gesteld om een memorie van antwoord te nemen.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 13 juni 2023 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 mei 2023.
griffier rolraadsheer