In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De zaak is ontstaan na het overlijden van de erflater, waarbij de verdeling van de nalatenschap en het testamentair vruchtgebruik van de woning centraal staan. De appellanten, waaronder een minderjarige, zijn de wettelijke vertegenwoordigers van de erflater en hebben een geschil met de geïntimeerden over de samenstelling en waarde van de nalatenschap. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 29 november 2022, waarin de waarde van de nalatenschap werd vastgesteld en een lening van de erflater aan een van de appellanten werd benoemd. De appellanten betogen dat de samenlevingsovereenkomst geen invloed heeft op de beoordeling van de nalatenschap, terwijl de geïntimeerden stellen dat de vermogensrechtelijke gemeenschap niet bestaat en dat er vergoedingsrechten zijn ontstaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de samenlevingsovereenkomst geen vermogensrechtelijke gemeenschap regelt en dat de appellante een bedrag van € 49.943,55 aan de nalatenschap verschuldigd is. De uitspraak van het hof houdt in dat de verdeling van de nalatenschap wordt vastgesteld, waarbij de netto verkoopopbrengst van de woning onder het vruchtgebruik valt. Het hof heeft de partijen in overweging gegeven om in onderling overleg tot een verdeling van de opbrengst te komen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, en het hof verklaart de appellanten niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen een eerder vonnis, terwijl het vonnis van 8 april 2020 wordt vernietigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.