ECLI:NL:GHSHE:2023:1572

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
20-002160-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging van ambtenaren in functie met vrijspraak voor diefstal en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van twee politieambtenaren, terwijl deze ambtenaren hun functie uitoefenden, en van diefstal en vernieling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 mei 2020 de woorden 'kankerlijers' heeft geuit tegen de politieambtenaren, wat als belediging wordt gekwalificeerd. De verdachte heeft in hoger beroep de feiten betwist, met name de diefstal van een lamp en de vernieling van een rolluik. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal en vernieling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de lamp niet rechtmatig bezat en er onvoldoende bewijs was voor de vernieling. Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de belediging van de ambtenaren en heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002160-22
Uitspraak : 15 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Maastricht, van 23 september 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-129108-20 en 03-071773-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als;
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (
  • ‘diefstal’ (
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen’ (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorst is er ingevolge artikel 38v vierde lid van het Wetboek van Strafrecht een gebieds- en contactverbod opgelegd voor de duur van 5 jaren (
parketnummer 03-071773-22 feiten 1 en 2).
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod. Voorts is de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
Namens de verdachte is ten aanzien van parketnummer 03-129108-20 een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de zaken onder parketnummer 03-071773-22 is primair vrijspraak bepleit, subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid hoger beroep
Tegen het vonnis is bij akte van 23 september 2022 hoger beroep ingesteld tegen hetgeen bewezen is verklaard onder de parketnummers 03-129108-20 en 03-071773-22.
De rechtbank heeft de verdachte partieel vrijgesproken van onder parketnummer 03-071773-22 onder feit 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde, namelijk voor zover de daarin verweten gedragingen zien op de diefstal van de lichtspotjes.
Het hof is van oordeel dat dit een beschermde vrijspraak betreft.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van diefstal van de lichtspotjes.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-129108-20:
hij op of omstreeks 13 mei 2020 in de gemeente Heerlen opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: 'kankerlijers', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 03-071773-22 (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Heerlen een lamp, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een rolluik, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vrijspraak parketnummer 03-071773-22 feiten 1 en 2
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
03-071773-22 onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Met betrekking tot feit 1
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op 8 maart 2022 een lamp die bij de voordeur van de woning aan [adres 2] heeft weggenomen. Hetgeen de verdachte ook bekend heeft. De verdachte heeft tot in hoger beroep volgehouden dat de buitenlamp zijn eigendom betreft en dat er derhalve geen sprake kan zijn van diefstal.
Het hof is, anders dan de politierechter, van oordeel dat er geen sprake is geweest van natrekking van de roerende zaak (de buitenlamp). Bij natrekking dient het te gaan om een roerende zaak dat volgens de verkeersopvatting onderdeel is van de hoofdzaak (de woning) of dat het zodanig met de hoofdzaak is verbonden dat het niet meer van elkaar los kan worden gemaakt zonder bepaalde schade toe te brengen aan één van de twee zaken.
Voor het vereiste dat een goed volgens de verkeersopvatting onderdeel is van de hoofdzaak is volgens de Hoge Raad een aanwijzing te vinden indien het goed naar de aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven.
Het hof stelt mede aan de hand van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 mei 2023 vast dat de verdachte een relatie heeft gehad met mevrouw [benadeelde] . Deze relatie is beëindigd en tot op heden is er een procedure gaande omtrent de boedelverdeling. Volgens de verklaring van de verdachte heeft hij samen met [benadeelde] het huis aan [adres 2] gekocht. Het was de bedoeling dat na het verkrijgen van de hypotheek het huis op naam van [benadeelde] en de verdachte zou komen te staan. Dit is echter niet gebeurd waardoor het huis enkel op naam van [benadeelde] staat. Dit maakt dat [benadeelde] op papier de eigenaar is van de woning.
Naar het oordeel van het hof is een solar buitenverlichting, zonder aansluiting op het elektriciteitsnet, niet zonder meer volgens de verkeersopvatting te zien als onderdeel van de hoofdzaak, te weten het huis. Voorts is er naar het oordeel van het hof geen sprake van het criterium dat het goed ‘aard en nagelvast’ is. Volgens de verklaring van de verdachte zat de lamp enkel met één schroef aan de muur bevestigd en was het zeer gemakkelijk om de lamp van het huis te verwijderen. Het hof is dan ook van oordeel dat het enkel met een schroef bevestigd zitten van de lamp aan de woning niet inhoud dat de lamp ‘aard en nagelvast’ is geweest. Dit temeer nu de lamp zonder schade van het onroerende goed verwijderd kan worden.
Nu de verdachte blijft volhouden dat hij de rechtmatige eigenaar was van de buitenlamp omdat hij de lamp heeft aangekocht en dit desgewenst kan aantonen met aanschafbewijzen kan het hof in beginsel niet met zekerheid vaststellen wie de eigenaar is geweest van de buitenlamp. Dit temeer nu de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit al verwikkeld was in een slepende procedure omtrent de boedelverdeling. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij van de diefstal van een lamp zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Met betrekking tot feit 2
Gelet op de stukken in het dossier kan het hof niet vaststellen dat het rolluik onherstelbaar is beschadigd. De verklaringen van aangeefster en de getuige zijn naar het oordeel van het hof daartoe onvoldoende. Dit temeer nu er geen bewijs van herstelwerkzaamheden in het dossier zijn gevoegd. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij van vernieling zoals tenlastegelegd onder feit 2.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-129108-20 en in de zaak met parketnummer 03-071773-22 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
Zaak met parketnummer 03-129108-20:
op 13 mei 2020 in de gemeente Heerlen opzettelijk meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankerlijers'
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, zaakregistratienummer PL2431(doorgestreept PL2300)-2020076689, afgesloten d.d. 18 mei 2020, aantal doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 23.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
Met betrekking tot de strafzaak bewezenverklaarde feit volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie d.d. 13 mei 2020 (pagina’s 15 – 18);
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2020 (pagina 10), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-129108-20 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is er ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een gebieds- en contactverbod opgelegd voor de duur van 5 jaren (
parketnummer 03-071773-22 feiten 1 en 2).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod zal opleggen voor de duur van 5 jaren (
parketnummer 03-071773-22 feiten 1 en 2).
De verdediging heeft verzocht om, indien het hof tot een veroordeling komt van de verdachte, toepassing te geven aan artikel 9a van de Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – belediging van twee politieambtenaren in functie, nadat de politieambtenaren de verdachte meermaals hadden bevolen om het politiebureau te verlaten danwel om weg te gaan bij de ingang van het politiebureau. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij te worden geconfronteerd met belediging. Door verdachtes handelen heeft hij afbreuk gedaan aan het ambtelijk gezag van de politie. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2023 betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van hetgeen is bewezenverklaard niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft begrip voor de situatie van de verdachte met zijn ex-partner omtrent de boedelscheiding en de omgang van zijn minderjarige zoon. Echter het gedrag van de verdachte wordt niet gerechtvaardigd door zijn persoonlijke situatie. Nadat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie heeft de verdachte wederom agenten beledigd door de woorden ‘kankerlijers’ toe te voegen. Voorts is het hof van oordeel dat de wijze van aanhouding van de verdachte door de verbalisanten geen reden is voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Uit de beelden is namelijk gebleken dat de verdachte reeds bij de balie al stennis heeft geschopt waarna hij is verzocht om het politiebureau te verlaten. Eenmaal buiten is de verdachte doorgegaan en heeft hij de verbalisanten beledigd. De aanhouding van de verdachte zoals op de beelden te zien is mogelijk als hardhandig te kwalificeren. Echter indien de verdachte had meegewerkt en had voldaan aan de oproepen van de verbalisanten om het pand te verlaten dan wel om bij de ingang van het pand weg te gaan, was ingrijpen van de verbalisanten niet nodig geweest.
Al met al acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen van de rechtbank ter zake van het onder parketnummer 03-071773-22 onder feit 1 tenlastegelegde diefstal van lichtspotjes;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-071773-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-129108-20 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 15 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.F. Dekking is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.