ECLI:NL:GHSHE:2023:1550

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.319.269_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 11 mei 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De moeder verzoekt om voortaan alleen het ouderlijk gezag over de kinderen te krijgen en een wijziging van de zorgregeling. De vader verzet zich hiertegen en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de moeder wonen, maar dat er een co-ouderschapsregeling geldt waarbij de kinderen om de week bij beide ouders verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2023 is de moeder gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader was afwezig. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige communicatieproblemen zijn tussen de ouders, maar dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven. De moeder heeft geen nieuwe feiten aangedragen die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.319.269/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/276243 / FA RK 20-1160
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M. Holmes,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. S.L. Smits-Emons.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
    hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
    hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 augustus 2022, zoals verbeterd bij herstelbeschikking van 1 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 november 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt: voor zover het betreft het gezag en de zorg- dan wel omgangsregeling) en verzocht, opnieuw rechtdoende:
het verzoek van de moeder aldus dat zij voortaan alleen het ouderlijk gezag over de kinderen toe te wijzen;
een reguliere zorgregeling c.q. omgangsregeling te bepalen aldus primair dat de vader recht heeft op omgang met de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, althans subsidiair dat de kinderen in alle even weken van vrijdag uit school tot woensdagochtend (in de oneven weken) bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op woensdag om 08.30 uur naar school brengt. Wanneer er op woensdag/vrijdag geen school is, is de overdracht van de kinderen om 12.00 uur. De kinderen verblijven in de oneven weken bij de moeder van woensdag uit school tot vrijdagochtend in de even weken. De moeder brengt de kinderen om 08.30 uur naar school. Wanneer er op woensdag/vrijdag geen school is, is de overdracht van de kinderen op woensdag/vrijdag om 12.00 uur, een en ander zoals nader bepaald in bijlage 1 achter het rapport van de bijzondere curatoren van 18 juni 2021;
voor wat betreft de verdeling van de vakanties en feestdagen en te bepalen dat het verblijf van de kinderen gedurende de vakanties en feestdagen gelijkelijk tussen de ouders wordt verdeeld, een en ander zoals nader bepaald in bijlage 2 achter het rapport van de bijzondere curatoren van 28 juni 2021, waarbij de overdracht in de vakantie, op feestdagen en als er geen school is om 12.00 uur plaatsvindt. Een vakantieperiode begint op vrijdag en de vakanties zijn leidend voor wat betreft het weekrooster en feestdagen en verjaardagen van de kinderen zijn leidend bij een vakantieregeling.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 13 februari 2023, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De vader en zijn advocaat zijn, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter in aanwezigheid van de griffier gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 21 juli 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 22 december 2022;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 2 februari 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 3 maart 2023;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 6 maart 2023.
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 6 maart 2023;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 7 maart 2023;
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader van 9 maart 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen zijn de kinderen geboren.
De vader heeft de kinderen erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder
.
3.2.
De rechtbank Limburg heeft bij beschikking van 3 april 2019 (onder zaaknummer C/03/249487 / FA RK 18-1598) de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en een zorgregeling bepaald waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
- in de oneven weken van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen op vrijdag van school haalt, dan wel bij de moeder ophaalt indien er geen school is en de overdracht alsdan plaatsvindt onder begeleiding van [instantie], en de vader hen maandagochtend naar school brengt, dan wel onder begeleiding van [instantie] naar de moeder brengt indien er geen school is;
 in de even jaren gedurende de tweede week van de voorjaarsvakantie, de eerste helft van de herfstvakantie, de tweede week van de Kerstvakantie (waaronder Oud en Nieuw) en week 1, 2 en 4 van de zomervakantie;
 in de oneven jaren gedurende de eerste week van de voorjaarsvakantie, de tweede helft van de herfstvakantie, de eerste week van de Kerstvakantie (waaronder eerste en tweede Kerstdag) en week 3, 5 en 6 van de zomervakantie;
- gedurende de helft van de (overige) vakanties en (overige) feestdagen, in onderling overleg tussen partijen te bepalen.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder om voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te zijn belast, afgewezen en de in voornoemde beschikking van de rechtbank van 3 april 2019 vastgestelde reguliere zorgregeling gewijzigd als volgt:
  • de kinderen verblijven met ingang van 2 september 2022 conform een co- ouderschapsregeling bij de ouders, inhoudende dat zij, startend bij de moeder, wisselend een week bij de moeder en een week bij de vader zullen verblijven, waarbij steeds geldt dat de kinderen in de ene week van vrijdag na school door de vader worden opgehaald van school en bij de vader verblijven tot de volgende week op vrijdagochtend, waarbij de vader de kinderen naar school brengt en de kinderen vervolgens van vrijdagmiddag na school tot de daaropvolgende vrijdagochtend bij de moeder verblijven, waarbij de moeder de kinderen naar school brengt. Als er geen school is, worden de kinderen door de moeder naar de vader toegebracht op vrijdag om uiterlijk 9.00 uur en door de vader naar de moeder gebracht op de daarop volgende vrijdag om uiterlijk 9.00 uur, met dien verstande dat indien en voor zover de kinderen op eigen gelegenheid naar school gaan of van school naar de andere ouder gaan de haal- en brengregeling door de betreffende ouder niet geldt;
  • de kinderen bellen iedere donderdag tussen 18.00 uur en 18.30 uur met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven.
3.4.
Daarnaast heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking, zoals verbeterd bij herstelbeschikking van 1 november 2022, de bij voornoemde beschikking van 3 april 2019 vastgestelde regeling inzake de verdeling van de vakanties en feestdagen gewijzigd als volgt:
-
de carnavalsvakantie: in de oneven verblijven de kinderen vanaf vrijdag
na school of vanaf uiterlijk 09.00 uur als er geen school is tot de daaropvolgende
woensdag om 12.00 uur bij de vader en aansluitend tot en aansluitend tot vrijdag 18.00 uur bij de moeder, waarna de reguliere regeling wordt hervat, en in de even jaren precies andersom;
-
de herfstvakantie: in de oneven verblijven de kinderen vanaf vrijdag
na school of vanaf uiterlijk 09.00 uur als er geen school is tot de daaropvolgende
woensdag om 12.00 uur bij de moeder en aansluitend tot vrijdag 18.00 uur bij de
vader, waarna de reguliere regeling wordt hervat, en in de even jaren precies
andersom
-
de meivakantie en de kerstvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen in de
eerste week vanaf vrijdag na school of vanaf uiterlijk 09.00 uur als er geen school is
tot de daarop volgende vrijdag 18.00 uur bij de vader en aansluitend tot de week
daarop op vrijdag om 18.00 uur bij de moeder, waarna de reguliere regeling wordt
hervat, en in de even jaren precies andersom, met dien verstande dat de kinderen in afwijking van de kerstvakantieregeling op eerste Kerstdag vanaf 10.00 uur tot 19.00 uur bij de andere ouder verblijven en met Oud en Nieuw om 00.00 uur mogen bellen met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven;
-
de zomervakantie: de kinderen verblijven elk jaar vanaf de derde week van juli
gedurende drie weken aaneengesloten bij de vader en de andere weken bij de
moeder, waarbij de vakantie bij de ene ouder start op vrijdag na school of als er
geen school is op vrijdag om uiterlijk 09.00 uur
-
Pasen: de kinderen verblijven in afwijking van de reguliere regeling uitsluitend
Tweede Paasdag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de andere ouder;
-
de verjaardag van een ouder: de kinderen verblijven in afwijking van de reguliere
regeling bij de ouder die jarig is vanaf na school tot de dag erna naar school of als er
geen school is tot 09.00 uur en als er op de verjaardag van de ouder geen school is
van vanaf 12.00 uur tot de dag erna naar school of als er geen school is tot 09.00
uur
-
Vaderdag: in afwijking van de reguliere regeling bij de vader vanaf 10.00 uur tot de
dag erna naar school of als er geen school is tot 09.00 uur;
-
Moederdag: in afwijking van de reguliere regeling bij de moeder vanaf 10.00 uur tot
de dag erna naar school of al s er geen school is tot 09.00 uur.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
De kinderen zitten al geruime tijd ernstig klem tussen de ouders en het in stand laten van het gezamenlijk gezag is in strijd met de belangen van de kinderen. Bij partijen is sprake van ernstige communicatieproblemen en een ernstig verstoorde verhouding. De vader zet het gezag in als juridisch wapen en hij blijft juridische procedures starten over de kinderen. Daarnaast heeft hij de afgelopen jaren belangrijke beslissingen over de kinderen gefrustreerd en vertraagd. Zo heeft de vader lastig gedaan over het halen en brengen van de kinderen en weigerde hij, ondanks dat de ouders het eens waren over de schoolkeuze van [minderjarige 1] , zijn toestemming te geven voor inschrijving van [minderjarige 1] op het [college]. Hierdoor was de moeder genoodzaakt een kort geding aan te spannen.De uitvoering van het gezamenlijk gezag wordt zo door de vader onmogelijk gemaakt. De vader heeft een gebrek aan zelfreflectie. De inmiddels beëindigde ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening hebben er niet toe geleid dat de vader zijn houding ten opzichte van de moeder en de kinderen heeft veranderd. De moeder vreest dat de strijd tussen partijen bij het voortduren van het gezamenlijk gezag enkel zal verergeren, waardoor er geen rust zal komen voor de kinderen.
Ten onrechte heeft de rechtbank tussen partijen een co-ouderschapsregeling bepaald. De vader kampt met emotie-regulatieproblemen, waardoor hij zijn eigen handelen mogelijk niet altijd in de hand heeft en de gevolgen daarvan niet of onvoldoende overziet. De kinderen zijn de afgelopen jaren stelselmatig onder druk gezet door de vader en zij worden door hem op zeer ernstige wijze belast met volwassenenproblematiek. Ook diskwalificeert de vader de moeder op ernstige wijze in het bijzijn van de kinderen. De kinderen hebben meerdere keren bij de hulpverlening aangegeven dat zij bang zijn voor de vader. De vader regeert met woede, angst en manipulatie over de kinderen en hij maakt zich schuldig aan voortdurende geestelijke mishandeling richting de kinderen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn uitspraak dat indien er geen co-ouderschapsregeling wordt bepaald, hij de stekker uit de omgang met de kinderen zal trekken. [minderjarige 2] heeft een trauma opgelopen door het handelen van de vader en zij moet daar EMDR-therapie voor gaan volgen. De vader is niet in staat de impact van zijn gedrag op de kinderen te overzien. De hulpverlening heeft de hoop opgegeven dat de vader dit gedrag ooit zal aanpassen. Ondanks alles zien de kinderen de vader graag en de moeder juicht dit toe. Er bestaat echter een risico dat de kinderen vanwege het gedrag van hun vader ernstige klachten zullen ontwikkelen. Alles overziend en alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende acht de moeder een zorgregeling waarbij de vader de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend ziet, het meest in het belang van de kinderen. Op die wijze zien de kinderen hun vader, maar worden zij slechts minimaal blootgesteld aan het ongepaste gedrag en het ongepaste handelen van de vader. Bij al het vorenstaande komt nog dat de vader in 2021 is gewisseld van werk en hij sindsdien heel veel tijd van huis is en zodoende zeer weinig tijd heeft voor de kinderen. Hierdoor moet [minderjarige 2] als zij bij de vader verblijft naar een voor- en naschoolse opvang en heeft de vader niet altijd tijd om [minderjarige 2] naar haar dansles en [minderjarige 1] naar zijn voetbaltraining te brengen. De door de wetgever tot uitgangspunt genomen gelijkwaardigheid tussen beide ouders brengt niet mee dat bij een beslissing over de zorgregeling het belang van de minderjarige kinderen niet het zwaarst zou mogen wegen.
3.7.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder heeft ter onderbouwing geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd sinds de mondelinge behandeling in eerste aanleg. De moeder grijpt steeds terug op gebeurtenissen uit het verleden. Deze zeggen niks over de huidige situatie. Bovendien hebben de bijzondere curatoren geconcludeerd dat beide ouders als goede ouders voor de kinderen kunnen functioneren. Ook de jeugdbeschermers hebben positief geadviseerd over het in stand laten van het gezamenlijk gezag en het co-ouderschap. De vader meent dat juist de moeder zorgt voor onrust. De kinderen zijn niet bang voor de vader. Er zijn door de moeder geen nadere bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de co-ouderschapsregeling moet worden aangepast.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om zowel het gezamenlijk gezag als de co-ouderschapsregeling in stand te laten. De strijd van de ouders is zeer schadelijk voor de kinderen en dit kan ernstige gevolgen hebben voor hun persoonlijke ontwikkeling. Het co-ouderschap is in deze situatie passend en gezamenlijk gezag past daarbij. De ouders hebben een andere opvoedstijl, maar dit hoeft niet schadelijk te zijn voor de kinderen. De ouders moeten de vraag loslaten of de kinderen het bij de andere ouder goed hebben. Het is voor de kinderen belangrijk dat zij het gevoel hebben dat de ouders emotionele toestemming geven voor het verblijf bij de andere ouder. Uit het verslag van de bijzondere curatoren blijkt dat beide kinderen het zowel bij de moeder als de vader fijn hebben. Het is de taak van de ouders om hun onderlinge strijd te verminderen en te leren om te communiceren over de kinderen.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.9.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van partijen in stand dient te blijven. Partijen hebben moeite om samen beslissingen te nemen over de kinderen, waardoor er bij het hof zorgen bestaan over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen constant strijd hebben met elkaar en dat beide ouders veelvuldig juridische procedures over de kinderen starten. Op dit moment loopt er bijvoorbeeld een procedure over de bijdrage in het onderhoud van de kinderen. De voortdurende strijd tussen de ouders brengt onrust met zich en heeft invloed op de kinderen. Uit de vele procedures blijkt dat de ouders nauwelijks in staat zijn invulling te geven aan het gezamenlijk gezag. Gelijkwaardig ouderschap is in het belang van de kinderen en het hof heeft de overtuiging dat het toekennen van het eenhoofdig gezag aan één van de ouders niet zal leiden tot de benodigde rust voor de kinderen. Weliswaar maakt de moeder veel verwijten richting de vader, maar uit de antwoorden die zij op de vragen van het hof geeft blijkt dat het bij de moeder aan zelfreflectie met betrekking tot haar rol in de problematiek ontbreekt. Ook al zal de moeder het als gemakkelijker ervaren alleen met het ouderlijk gezag te zijn belast, daarmee is niet de verwachting gerechtvaardigd dat de kinderen binnen afzienbare tijd niet meer klem of verloren zijn dan wel dat dit anderszins in het belang van de kinderen wordt geacht. Verder heeft de moeder geen nieuwe omstandigheden aangevoerd die moeten leiden tot een ander oordeel. Voor het door de moeder gestelde machtsmisbruik door de vader ziet het hof geen aanwijzingen. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag en falen de grieven.
Reguliere zorgregeling
3.9.5.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er in eerste aanleg een uitgebreid traject vooraf is gegaan aan de huidige co-ouderschapsregeling van partijen, waarbij er twee bijzondere curatoren zijn benoemd die onderzocht hebben welke regeling het meest in het belang van de kinderen is. Er wordt op dit moment feitelijk uitvoering gegeven aan de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling. Het is voor zowel de ouders als de kinderen duidelijk waar zij aan toe zijn. Ondanks de inzet van hulpverlening is de strijd tussen partijen nog steeds niet gestaakt. Dit maakt dat het hof zorgen heeft over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof is desondanks van oordeel dat deze strijd geen aanleiding is om de zorgregeling opnieuw te wijzigen. Partijen hebben beiden een andere opvoedstijl, die volgens de hulpverlening aan beide zijden goed althans voldoende is. De kinderen zijn graag bij beide ouders. De kinderen zijn gewend aan de huidige zorgregeling en het omgooien daarvan zal voor onnodige onrust bij de kinderen zorgen. Het hof sluit daarbij aan bij hetgeen [minderjarige 1] tijdens het gesprek met de voorzitter heeft aangegeven, namelijk dat er voor de kinderen pas rust zal komen als beide ouders zich neerleggen bij hoe de situatie is. Er zijn bovendien geen concrete feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat, anders dan de moeder betoogt, er sprake is van psychische mishandeling door de vader waartegen de kinderen beschermd moeten worden.
Vakantieregeling
3.9.7.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard de verzoeken ten aanzien van de vakantieregeling, met uitzondering van de zomervakantie, niet langer te handhaven en derhalve in te trekken. Het hof zal de verzoeken van de moeder onder rechtsoverweging 2.1. punt i. en ii. daarom als ingetrokken beschouwen en de moeder in deze verzoeken niet-ontvankelijk verklaren.
3.9.8.
Derhalve ligt alleen nog de verdeling van de zomervakanties voor. De moeder acht een verblijf van twee aaneengesloten weken en nog een losse week bij de vader meer in het belang van de kinderen dan de huidige regeling waarbij de kinderen in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de vader verblijven. Uitgaande van het co-ouderschap tussen partijen en het gelijkwaardig ouderschap, ziet het hof onvoldoende grond om aan te nemen dat het belang van de kinderen zich verzet tegen een verdeling van de zomervakantie waarbij de kinderen drie aaneengesloten weken bij de vader verblijven. Ook deze grief van de moeder faalt derhalve.
Conclusie
3.10.
Omdat de grieven van de moeder falen, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Proceskosten
3.11.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 augustus 2022, zoals verbeterd bij herstelbeschikking van 1 november 2022, voor zover het het gezag en de zorgregeling betreft;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken onder rechtsoverweging 2.1. punt i. en ii.;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.J.M. van Engelen en A.M. van Riemsdijk en is op 11 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.F. Manders in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.