Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ; - [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
- de kinderen verblijven met ingang van 2 september 2022 conform een co- ouderschapsregeling bij de ouders, inhoudende dat zij, startend bij de moeder, wisselend een week bij de moeder en een week bij de vader zullen verblijven, waarbij steeds geldt dat de kinderen in de ene week van vrijdag na school door de vader worden opgehaald van school en bij de vader verblijven tot de volgende week op vrijdagochtend, waarbij de vader de kinderen naar school brengt en de kinderen vervolgens van vrijdagmiddag na school tot de daaropvolgende vrijdagochtend bij de moeder verblijven, waarbij de moeder de kinderen naar school brengt. Als er geen school is, worden de kinderen door de moeder naar de vader toegebracht op vrijdag om uiterlijk 9.00 uur en door de vader naar de moeder gebracht op de daarop volgende vrijdag om uiterlijk 9.00 uur, met dien verstande dat indien en voor zover de kinderen op eigen gelegenheid naar school gaan of van school naar de andere ouder gaan de haal- en brengregeling door de betreffende ouder niet geldt;
- de kinderen bellen iedere donderdag tussen 18.00 uur en 18.30 uur met de ouder bij wie zij op dat moment niet verblijven.
de carnavalsvakantie: in de oneven verblijven de kinderen vanaf vrijdag
de herfstvakantie: in de oneven verblijven de kinderen vanaf vrijdag
de meivakantie en de kerstvakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen in de
de zomervakantie: de kinderen verblijven elk jaar vanaf de derde week van juli
Pasen: de kinderen verblijven in afwijking van de reguliere regeling uitsluitend
de verjaardag van een ouder: de kinderen verblijven in afwijking van de reguliere
Vaderdag: in afwijking van de reguliere regeling bij de vader vanaf 10.00 uur tot de
Moederdag: in afwijking van de reguliere regeling bij de moeder vanaf 10.00 uur tot
De kinderen zitten al geruime tijd ernstig klem tussen de ouders en het in stand laten van het gezamenlijk gezag is in strijd met de belangen van de kinderen. Bij partijen is sprake van ernstige communicatieproblemen en een ernstig verstoorde verhouding. De vader zet het gezag in als juridisch wapen en hij blijft juridische procedures starten over de kinderen. Daarnaast heeft hij de afgelopen jaren belangrijke beslissingen over de kinderen gefrustreerd en vertraagd. Zo heeft de vader lastig gedaan over het halen en brengen van de kinderen en weigerde hij, ondanks dat de ouders het eens waren over de schoolkeuze van [minderjarige 1] , zijn toestemming te geven voor inschrijving van [minderjarige 1] op het [college]. Hierdoor was de moeder genoodzaakt een kort geding aan te spannen.De uitvoering van het gezamenlijk gezag wordt zo door de vader onmogelijk gemaakt. De vader heeft een gebrek aan zelfreflectie. De inmiddels beëindigde ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening hebben er niet toe geleid dat de vader zijn houding ten opzichte van de moeder en de kinderen heeft veranderd. De moeder vreest dat de strijd tussen partijen bij het voortduren van het gezamenlijk gezag enkel zal verergeren, waardoor er geen rust zal komen voor de kinderen.
Ten onrechte heeft de rechtbank tussen partijen een co-ouderschapsregeling bepaald. De vader kampt met emotie-regulatieproblemen, waardoor hij zijn eigen handelen mogelijk niet altijd in de hand heeft en de gevolgen daarvan niet of onvoldoende overziet. De kinderen zijn de afgelopen jaren stelselmatig onder druk gezet door de vader en zij worden door hem op zeer ernstige wijze belast met volwassenenproblematiek. Ook diskwalificeert de vader de moeder op ernstige wijze in het bijzijn van de kinderen. De kinderen hebben meerdere keren bij de hulpverlening aangegeven dat zij bang zijn voor de vader. De vader regeert met woede, angst en manipulatie over de kinderen en hij maakt zich schuldig aan voortdurende geestelijke mishandeling richting de kinderen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn uitspraak dat indien er geen co-ouderschapsregeling wordt bepaald, hij de stekker uit de omgang met de kinderen zal trekken. [minderjarige 2] heeft een trauma opgelopen door het handelen van de vader en zij moet daar EMDR-therapie voor gaan volgen. De vader is niet in staat de impact van zijn gedrag op de kinderen te overzien. De hulpverlening heeft de hoop opgegeven dat de vader dit gedrag ooit zal aanpassen. Ondanks alles zien de kinderen de vader graag en de moeder juicht dit toe. Er bestaat echter een risico dat de kinderen vanwege het gedrag van hun vader ernstige klachten zullen ontwikkelen. Alles overziend en alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende acht de moeder een zorgregeling waarbij de vader de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend ziet, het meest in het belang van de kinderen. Op die wijze zien de kinderen hun vader, maar worden zij slechts minimaal blootgesteld aan het ongepaste gedrag en het ongepaste handelen van de vader. Bij al het vorenstaande komt nog dat de vader in 2021 is gewisseld van werk en hij sindsdien heel veel tijd van huis is en zodoende zeer weinig tijd heeft voor de kinderen. Hierdoor moet [minderjarige 2] als zij bij de vader verblijft naar een voor- en naschoolse opvang en heeft de vader niet altijd tijd om [minderjarige 2] naar haar dansles en [minderjarige 1] naar zijn voetbaltraining te brengen. De door de wetgever tot uitgangspunt genomen gelijkwaardigheid tussen beide ouders brengt niet mee dat bij een beslissing over de zorgregeling het belang van de minderjarige kinderen niet het zwaarst zou mogen wegen.
De moeder heeft ter onderbouwing geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd sinds de mondelinge behandeling in eerste aanleg. De moeder grijpt steeds terug op gebeurtenissen uit het verleden. Deze zeggen niks over de huidige situatie. Bovendien hebben de bijzondere curatoren geconcludeerd dat beide ouders als goede ouders voor de kinderen kunnen functioneren. Ook de jeugdbeschermers hebben positief geadviseerd over het in stand laten van het gezamenlijk gezag en het co-ouderschap. De vader meent dat juist de moeder zorgt voor onrust. De kinderen zijn niet bang voor de vader. Er zijn door de moeder geen nadere bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de co-ouderschapsregeling moet worden aangepast.