In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 augustus 2022. De moeder verzoekt om de vervoersregeling van de omgang met de vader van hun minderjarige kind, geboren in 2018, te wijzigen. De rechtbank had bepaald dat de vader en het kind om de drie weken contact met elkaar hebben, waarbij de vader het kind ophaalt en de moeder het na het weekend weer ophaalt. De moeder is het niet eens met deze regeling en vraagt het hof om te bepalen dat de vader het halen en brengen volledig voor zijn rekening moet nemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2023 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten en tolken. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide ouders en de emotionele impact op het kind. Het hof concludeert dat de huidige regeling niet in strijd is met de belangen van het kind, maar wijzigt de beschikking zodanig dat de moeder het kind naar de omgangsweekenden met de vader brengt en de vader het kind na het weekend terugbrengt. Dit wordt als praktisch uitvoerbaar beschouwd en bevorderlijk voor de emotionele band tussen het kind en de vader.
De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking te vernietigen voor wat betreft de verdeling van het halen en brengen van het kind, en de nieuwe regeling vast te stellen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof en openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.