Uitspraak
1.Inleiding
2.Het verloop van het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.De feiten
5.De omvang van het geschil
6.De motivering van de beslissing
"vandaag, hij was weer bij Opel ....rijdt er morgen weer naar toe. Die hebben er één in [plaats 2] ....gehoord maar bij hetzelfde [bedrijf] in [woonplaats] ...bij die [naam] ". De man reageert met
"de prijs ? met de uitgave moeten we oppassen, in het geval we een noodsituatie hebben, dan hebben we een probleem". De vrouw schrijft
"ik denk dat ons dat lukt".Op een latere dag schrijft de man:
"nu zo, jij hebt gezegd, hij heeft een auto gekocht"en
"het [bedrijf] krijgt de Chevrolet”. De vrouw reageert met
"dat krijgt hij pas volgende week en dan krijgt hij het geld en wij moeten alles omschrijven". De man vraagt
: "hoeveel krijgen wij van het [bedrijf] voor de Chevrolet?". De vrouw schrijft:
"dat wordt met de nieuwe verrekend. Wij krijgen niets. Daarvoor hebben wij supergunstig een mega nieuwe auto. Ben jij niet tevreden?". De man schrijft:
"daarom vraag ik na hoe dat verrekend wordt (de waarde van de Chevrolet)"waarop de vrouw schrijft
"slechts 900 ... meer zijn zij voor de nieuwe niet naar beneden gegaan".Tot slot laat de vrouw in een bericht aan de man weten:
"wij zijn nu Opel eigenaren".
vrouw. Volgens haar behoort Opel 1 niet tot de huwelijksgemeenschap van partijen. Ter toelichting voert zij het volgende aan.
manheeft verweer gevoerd.
manhet volgende aan (grief 2 met vermeerdering verzoek).
vrouwheeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft over de waarde van eenmanszaak van de vrouw als volgt overwogen:
vrouw. Zij is het er niet mee eens dat voor de waarde van de eenmanszaak moet worden uitgegaan van de van ontbinding van de huwelijksgemeenschap, 25 oktober 2019. Zij voert daartoe het volgende aan.
manvoert daartegen het volgende aan.
hofis van oordeel dat voor de waardering van de eenmanszaak dient te worden uitgegaan van de datum van ontbinding van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, ofwel 25 oktober 2019. Het gaat om de waardering van een – uitsluitend door de vrouw gevoerde – eenmanszaak, zodat op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid de ondernemersrisico’s in positieve en negatieve zin vanaf de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap rusten op de ondernemer, in dit geval de vrouw.
rechtbankheeft ten aanzien van de inhoud van de kluit het volgende overwogen.
man. De man voert het volgende aan.
vrouwontkent dat bij het vertrek van de man enig geld in de kluis aanwezig was. De door de man in de procedure gebrachte foto toont dit niet aan. Er is geen reden de bewijslast om te keren. Zij heeft nimmer enig goed verzwegen dan wel geen volledige openheid van zaken gegeven. Enkel door verwarring te zaaien, probeert de man bedragen toegewezen te krijgen waartoe hij niet gerechtigd is. Nu de man stelt dat er geld in de kluis zou zijn en wel voor een bedrag van € 7.000,--, is het ook aan hem dit te bewijzen.
hofoverweegt als volgt. De man stelt dat op de peildatum € 7.000,-- in de kluis lag. Krachtens art. 150 Rv rust de stelplicht (en bewijslast) op hem. Hij zal aldus de feiten die het intreden van het door hem gewenste rechtsgevolg kunnen rechtvaardigen moeten stellen en - bij voldoende betwisting - vervolgens ook moeten bewijzen. De man heeft enkel een zwart/wit foto overgelegd van een envelop in een kluis en gesteld dat in die envelop € 7.000,-- aan contanten zat, in briefjes van € 50,--. De vrouw heeft dit betwist en het hof kan op basis van uitsluitend een foto van een (gesloten) envelop dit niet vaststellen. De man heeft zijn stelling niet nader met feiten en/of bewijsstukken over bijvoorbeeld de herkomst van die gelden, onderbouwd. Daarmee heeft hij niet aan zijn stelplicht voldaan. De eerste grief van de man faalt eveneens.