ECLI:NL:GHSHE:2023:1542

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.320.413_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en overeenstemming tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 november 2022, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De man, die de Belgische nationaliteit heeft, verzoekt om de kinderalimentatie op nihil te stellen. De vrouw, met de Nederlandse nationaliteit, verzet zich hiertegen. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. Ze hebben afgesproken dat de man vanaf 1 september 2024 € 200,- per maand zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, en dat hij een alimentatieachterstand van € 3.500,- in termijnen van € 100,- per maand zal terugbetalen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de afspraken van partijen in de beschikking opgenomen. De beschikking is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.320.413/01
zaaknummer rechtbank : C/01/382501 / FA RK 22-2299
beschikking van 11 mei 2023
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [PI] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. L.S.T.H. Ruijters te Eindhoven,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Geuze te Best.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 23 december 2022 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 4 november 2022.
2.2.
De vrouw heeft op 2 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 27 maart 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
3.3.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 (hierna: [minderjarige] ).
3.4.
De man heeft de Belgische nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.5.
Bij beschikking 21 januari 2022 heeft de rechtbank de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) bepaald op € 200,- per maand.
3.6.
Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om de kinderalimentatie op nihil te stellen afgewezen.
4.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie voor [minderjarige] . Zij verzoeken het hof, de overeenstemming op te nemen in de beschikking. Concreet zijn partijen overeengekomen dat:
  • de man op 1 september 2024 een alimentatieachterstand van € 3.500,- heeft, die hij vanaf dat moment met € 100,- per maand zal terugbetalen aan de vrouw;
  • de man aan de vrouw met ingang van 1 september 2024 € 200,- per maand aan
kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] zal betalen, de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
  • de vrouw in de tussenliggende periode, dus vanaf heden tot 1 september 2024, geen incassomaatregelen zal nemen;
  • wanneer de man na 1 september 2024 onvoldoende inkomsten heeft om de kinderalimentatie te voldoen, het op zijn weg ligt om dit te onderbouwen met financiële gegevens en een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie in te dienen bij de rechtbank;
  • de kinderalimentatie van € 200,- per maand voor het eerst wordt geïndexeerd op 1 januari 2025.
4.2.
Het hof zal aan het verzoek van partijen voldoen en de afspraken over de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] in het dictum opnemen.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, - overeenkomstig de bereikte overeenstemming - zal beslissen als volgt.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 november 2022 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 september 2024 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] € 200,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man voorts aan de vrouw met ingang van 1 september 2024 een bedrag van € 100, per maand zal betalen, ter voldoening van de per die datum bestaande alimentatie-achterstand van in totaal € 3.500,- ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven, bijgestaan door mr. R. Jelicic als griffier, en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.