ECLI:NL:GHSHE:2023:1541

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.318.211_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouden voor raadsonderzoek naar omgangsregeling tussen ouders met tegenstrijdige verhalen over de kinderen

In deze zaak, uitgesproken op 11 mei 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om een omgangsregeling tussen de vader en hun twee kinderen, een 7-jarige en een 4-jarige, vast te stellen. De rechtbank had eerder de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat er geen relevante wijziging van omstandigheden was. De moeder stelt dat de huidige omgangsregeling niet in het belang van de kinderen is en dat de vader zich niet aan de afspraken houdt. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de moeder hem belemmert in het contact met de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de situatie. Het hof constateert dat de visies van beide ouders op de omgangsregeling sterk uiteenlopen en dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen. Daarom volgt het hof het advies van de raad om een onderzoek in te stellen naar de omgangsregeling en de situatie van de kinderen. Het hof houdt de verdere behandeling van de zaak aan tot 11 september 2023, in afwachting van de resultaten van het onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.318.211/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/021376269 FA RK
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.P.C.C. Langenberg,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. Demir.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland. locatie Breda .
hierna te noemen: de raad.
In het kort
Deze zaak gaat over de omgangsregeling tussen de vader en zijn kinderen: de 7-jarige [minderjarige 1] en de 4-jarige [minderjarige 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 27 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, onder aanvulling en verbetering van gronden, te bepalen dat:
-
primair:een omgangsregeling wordt vastgesteld tussen de vader en de kinderen,
zoals door de moeder beschreven onder randnummer 21 van haar beroepschrift, namelijk dat de vader iedere veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur omgang heeft met de kinderen, waarbij hij de kinderen ophaalt en brengt en dat hij gedurende de vakanties en feestdagen omgang heeft met de kinderen, nader te bepalen in onderling overleg met de moeder;
  • subsidiair:de op 16 december 2021 door partijen getroffen omgangsregeling te wijzigen in de omgangsregeling, zoals door de moeder is beschreven onder randnummer 21 van dit beroepschrift;
  • althans dat het hof een zodanige beslissing neemt die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 november 2022, heeft de vader verzocht
de moeder in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep van de moeder af te wijzen als ongegrond dan wel onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen met hun advocaten gehoord. De ouders werden bijgestaan door de heer W. Jafaar als tolk in de Arabische taal (tolkennummer 437).
De raad is ook gehoord, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de V-formulieren van 27 maart 2023 (waarin mr. Doganer zich onttrekt als advocaat van de moeder) en van 28 maart 2023 (waarin mr. Langenberg zich stelt als advocaat van de moeder).

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 20 juni 2015 in Syrië met elkaar getrouwd. Dit was een religieus huwelijk, dat in Nederland niet wordt erkend. Vervolgens zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna:
De moeder is van rechtswege alleen belast met het gezag over de kinderen.
De kinderen wonen bij de moeder.
Achtergrondinformatie
3.2.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om een echtscheiding met nevenvoorzieningen (waaronder een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen). De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, omdat het huwelijk van partijen niet in Nederland kon worden erkend. Wel hebben partijen met elkaar, tijdens een schorsing van de zitting bij de rechtbank op 16 december 2021, afspraken gemaakt over de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Volgens deze omgangsregeling heeft de vader ieder weekend van vrijdag 15.00 uur tot zondag 17.00 uur contact met de kinderen en de helft van de vakanties een feestdagen, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.
Bij de rechtbank
3.3.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te wijzigen zodat hij één dag in het weekend omgang heeft met de kinderen tussen 10.00 uur en 17.00 uur waarbij de omgang de ene week plaatsvindt op zaterdag en de andere week op zondag.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat er geen sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden op grond waarvan de door de ouders onderling getroffen omgangsregeling dient te worden gewijzigd.
Bij het hof
3.4.1.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert zij, voor zover op dit moment relevant, – kort samengevat – het volgende aan.
Deze regeling is niet in het belang van de kinderen. Met de huidige regeling heeft de moeder nooit een weekend alleen met de kinderen, zij heeft alleen maar zorgtaken en geen quality time. De vader komt de omgangsregeling niet correct na. Na de zitting bij de rechtbank in december 2021 heeft hij de kinderen een lange tijd helemaal niet gezien; dit wilde hij pas weer sinds de moeder in maart 2022 de wijzigingsprocedure startte. Sindsdien is er wekelijks contact, maar de vader haalt de kinderen niet op tijd op en brengt ze ook niet op tijd terug. De vader moet iedere vrijdag om 16.00 met de kinderen naar zwemles gaan. Het is vier keer voorgekomen dat hij niet op tijd was en de moeder met de kinderen naar zwemles moest. De communicatie tussen partijen verloopt vervelend. De vader stuurt de moeder berichten waarin hij haar uitscheldt. Hij komt erg bedreigend over en daarom durft de moeder nog maar weinig te bespreken met hem. De moeder heeft de omgang nooit geweigerd, maar zij heeft hieraan wel de voorwaarde gesteld dat de omgang veilig dient plaats te vinden, vanwege het agressieve en instabiele gedrag van de vader. Tijdens het huwelijk heeft de vader de moeder (in bijzijn van de kinderen) mishandeld en ook de inboedel van de echtelijke woning vernield. De ruzie tussen de ouders heeft ook invloed op de kinderen, ook daarom wil de moeder de omgangsregeling beperken. De kinderen worden geslagen door de vader en door zijn huidige partner. Bovendien wordt [minderjarige 2] voorgetrokken ten opzichte van [minderjarige 1] , omdat hij een jongen is.
Als het hof een raadsonderzoek gelast, ondersteunt de moeder dit, want zij begrijpt dat de raad zorgen heeft over de kinderen.
3.4.2.
De vader voert in het verweerschrift, samengevat, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voor zover op dit moment relevant, het volgende aan.
Het is onjuist dat de vader geen uitvoering zou willen geven aan de door de rechtbank
vastgestelde omgangsregeling. De moeder maakt het hem onmogelijk om de kinderen te zien. Er is een patroon waarbij de moeder continu andere voorwaarden wenst te stellen aan de omgang. Dit is niet in het belang van de kinderen. De vader wil de kinderen ieder weekend blijven zien en hij komt de omgangsregeling na. Het halen en brengen van de kinderen verloopt in de regel goed, maar de vader is soms te laat. Hij woont in [woonplaats] en is aangewezen op het openbaar vervoer. De vader geeft het tijdig telefonisch aan als hij het niet redt om op tijd te komen. In de beschikking van de rechtbank staat niets over de zwemles. Als de vader op tijd bij de moeder in [woonplaats] is, gaat hij altijd met de kinderen naar zwemles. Dit is een ‘extraatje’, want de vader hoeft dit van de rechtbank eigenlijk niet te doen. De vader zal dit wel blijven doen in het belang van de kinderen. De vader heeft goed contact met de moeder en hij begrijpt niet wat zij van hem wil. Partijen hebben app-contact met elkaar. De vader heeft de moeder nog nooit dreigende berichten gestuurd; dat zou hij nooit doen. Hij heeft de kinderen nog nooit geslagen. Gelet op de omstandigheid dat de omgangsregeling sinds de bestreden beschikking weer volledig wordt uitgevoerd, is het het meest in het belang van de kinderen om de huidige omgangsregeling te bestendigen, in plaats van de omgangsregeling in duur te beperken.
Een raadsonderzoek is niet nodig, want er is niets aan de hand. De vader verzet zich hiertegen.
3.4.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de zaak aan te houden zodat de raad kan onderzoeken wat het beste is voor deze kinderen. Er is sprake van een complexe en zorgelijke situatie. De moeder heeft allerlei zorgen en zij uit beschuldigingen richting de vader, die hij stelselmatig ontkent. De raad hoort niets over hoe het met de kinderen gaat en wat hun draagkracht is. De raad maakt zich zorgen om de kinderen. De kinderen moeten last hebben van de dynamiek tussen de ouders. Zoals de ouders nu op de zitting bij het hof met elkaar communiceren, vreest de raad dat de situatie niet gaat verbeteren in de nabije toekomst. De ouders moeten leren samenwerken. De raad heeft meer zicht nodig op wat er speelt en wat de positie van de kinderen hierin is. Pas als er meer informatie is, kan de raad een goed advies geven.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.
Het hof constateert dat de visies van beide ouders op het verloop van de omgangsregeling nogal uiteen lopen. De sfeer tussen de ouders is gespannen en het is onduidelijk hoe het met de kinderen gaat. Het hof acht zich dan ook op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof volgt daarom het advies van de raad en verzoekt de raad een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
  • Welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad rondom de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen?
  • Wat is nodig om eventuele belemmeringen weg te nemen?
  • Welke omgangsregeling, welke vorm en met welke frequentie, is het meest in het belang van de kinderen?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
3.5.2.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden,
tot 11 september 2023 pro forma, om de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.5.3.
Voor de volledigheid wijst het hof partijen erop dat zij zich in de tussentijd aan de regeling van de rechtbank moeten houden en dat het tot de verantwoordelijkheid van de vader behoort om iedere vrijdag om 16.00 uur met de kinderen naar zwemles te gaan, omdat de omgangsregeling begint op vrijdag om 15.00 uur.
3.5.4.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen zoals vermeld bij rechtsoverweging 3.6. van deze beschikking;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 11 september 2023;
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.