ECLI:NL:GHSHE:2023:1537

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
200.317.190_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake bewindvoering en benoeming opvolgend bewindvoerders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de wijziging van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, die onder bewind staat sinds 2015, heeft in hoger beroep verzocht om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen. De rechthebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verstandhouding met de huidige bewindvoerder ernstig is verstoord en dat er onvoldoende samenwerking is om haar zelfredzaamheid te bevorderen. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen de benoeming van een opvolgend bewindvoerder en dat de rechthebbende voldoende gewichtige redenen heeft aangedragen voor het ontslag van de huidige bewindvoerder. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar primaire verzoek. Tevens is de huidige bewindvoerder met ingang van 1 juni 2023 ontslagen en zijn de opvolgend bewindvoerders benoemd. Het hof heeft ook voorwaarden gesteld aan de afhandeling van de eindrekening en de beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.317.190/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9780481 OV VERZ 22-1999
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. N. Wouters,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de bewindvoerder;
  • [de opvolgend bewindvoerders] , gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de opvolgend bewindvoerders;
  • [betrokkene 1] , wonende te [woonplaats] ;
  • [betrokkene 2] , wonende te [woonplaats] ;
  • [betrokkene 3] , wonende te [woonplaats] ;
  • [betrokkene 4] , wonende te [woonplaats] ;
  • [betrokkene 5] , wonende te [woonplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 21 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2022, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • primair: het bewind op te heffen;
  • subsidiair: de huidige bewindvoerder te ontslaan en [de opvolgend bewindvoerders] te benoemen tot opvolgend bewindvoerders;
  • meer subsidiair: een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de bewindvoerder d.d. 25 oktober 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de rechthebbende
  • de brief van de bewindvoerder d.d. 30 januari 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (brief) van de advocaat van de rechthebbende
2.4.
De rechthebbende heeft in voornoemd bericht van 21 maart 2023 onder meer aangegeven dat zij afziet van een mondelinge behandeling. Tegen dit verzoek om schriftelijke afdoening zijn door de overige belanghebbenden - daartoe in de gelegenheid gesteld - geen bezwaren naar voren gebracht. De geplande mondelinge behandeling op
6 april 2023 heeft geen doorgang gevonden.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 2 juli 2015 heeft de kantonrechter te Middelburg een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende en [bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verstandhouding tussen haar en de huidige bewindvoerder duurzaam is ontwricht. Zo heeft de bewindvoerder in eerste aanleg verklaard dat de geestelijke toestand van de rechthebbende zorgwekkend is. Een dergelijke uitspraak is puur speculatief en schadelijk voor de rechthebbende. Verder wordt er door de bewindvoerder niet toegewerkt naar zelfredzaamheid, terwijl dit de uitdrukkelijke wens van de rechthebbende is. Het bewindvoerderskantoor staat niet open voor een persoonlijk gesprek (fysiek dan wel online) met de rechthebbende, waardoor er geen vertrouwensband kan ontstaan. Op verzoeken van de rechthebbende wordt traag gereageerd en de uitleg bij afwijzing van een verzoek blijft veelal achterwege. De rechthebbende krijgt voorts onvoldoende inzicht in haar financiële situatie, omdat het portaal van de bewindvoerder niet actueel en vaak onbereikbaar is.
3.5.
De bewindvoerder heeft bij brief van 30 januari 2023 aan het hof bericht geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Bij bericht van 21 maart 2023 heeft de rechthebbende het primaire verzoek in hoger beroep ingetrokken en verzocht om het subsidiaire verzoek toe te wijzen.
Dit brengt met zich dat de rechthebbende in zoverre niet-ontvankelijk is in het primaire verzoek in hoger beroep.
3.6.3.
Anders dan in eerste aanleg heeft de rechthebbende in hoger beroep verzocht om een andere bewindvoerder te benoemen.
Alhoewel problemen in de samenwerking en/of communicatie in beginsel geen gronden vormen om een bewindvoerder te ontslaan, ziet het hof in de door de rechthebbende geschetste persoonlijke omstandigheden voldoende gewichtige redenen om tot ontslag van de huidige bewindvoerder over te gaan. Temeer, nu de bewindvoerder de door de rechthebbende naar voren gebrachte bezwaren niet heeft betwist.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de rechthebbende al sinds 2015 bij de huidige bewindvoerder onder bewind staat en dat zij, gelet op haar persoonlijke bezwaren tegen de huidige bewindvoerder, een kans verdient om het bewind voort te zetten met een bewindvoerder die door haarzelf is aangezocht en in wie zij voldoende vertrouwen heeft.
3.7.
Nu het hof niet van bezwaren en/of beletselen tegen benoeming van [de opvolgend bewindvoerders] , tot opvolgend bewindvoerders van de rechthebbende is gebleken, zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 21 juli 2022;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart de rechthebbende niet-ontvankelijk in het primaire verzoek in hoger beroep;
verleent met ingang van 1 juni 2023, aan [bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] , ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende aan [adres] te [woonplaats] ( [postcode] );
benoemt met ingang van 1 juni 2023 [de opvolgend bewindvoerders] , gevestigd te [vestigingsplaats] tot opvolgend bewindvoerders;
bepaalt dat de huidige bewindvoerder binnen twee maanden na 1 juni 2023 de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerders binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dienen op te maken en een afschrift daarvan dienen in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerders voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mogen brengen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en E.J.M. van Engelen en is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.