In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de rechtbank verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 november 2022, gedeeltelijk te vernietigen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft met de minderjarige verhuisd naar [woonplaats moeder], zonder toestemming van de vader. De vader verzoekt het hof om de moeder te verplichten terug te verhuizen naar [woonplaats vader] en om vervangende toestemming voor de verhuizing af te wijzen. De moeder stelt dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar en de minderjarige, gezien de onveilige situatie tijdens de relatie met de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft betoogd dat de verhuizing van de moeder niet noodzakelijk was en dat het belang van de minderjarige in het geding is. De moeder heeft daarentegen aangevoerd dat de verhuizing weloverwogen was en dat zij een sociaal netwerk in [woonplaats moeder] heeft opgebouwd. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen. Het hof oordeelt dat de moeder vervangende toestemming krijgt om met de minderjarige in [woonplaats moeder] te blijven wonen, omdat het belang van de minderjarige en de moeder zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een terugverhuizing.
Daarnaast heeft de vader verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen, maar het hof oordeelt dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De grieven van de vader worden afgewezen en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.