Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 2008, hierna te noemen: [minderjarige 1],
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 2010, hierna te noemen: [minderjarige 2];
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 3],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
dan wel het advies van de raad op te volgen en de zaak nog twaalf maanden pro forma aan te houden;
dan wel een beslissing te nemen die het hof in het belang van de kinderen acht.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De beoordeling
De vader vraagt zich af wat het oordeel van de rechtbank c.q. het hof was geweest als in de omgekeerde situatie een verzoek was gedaan: de ouders hadden gezamenlijk gezag, maar de moeder verzocht haar alleen te belasten met het gezag. De vader kan zich niet voorstellen dat een dergelijk verzoek was toegewezen nu het uitgangspunt is ‘gezamenlijk gezag, tenzij’. De beoordeling die nu aan het hof voorligt is feitelijk niet anders.
Het feit dat de vader op dit moment met twee van de drie kinderen geen contact heeft is geen beletsel om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over alle drie de kinderen. Als de moeder voldoet aan haar informatieplicht heeft de vader informatie om mee te beslissen over de kinderen. Daarnaast hoopt de vader dat als hij mede wordt belast met het gezag over de kinderen, er ruimte komt bij zijn dochters om te komen tot contactherstel met de vader. De vader ziet het verzoek om hem mede te belasten met het gezag over de kinderen als laatste mogelijkheid om niet slechts een vader op afstand te zijn, maar ook daadwerkelijk mee te kunnen beslissen over de kinderen.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Ook in hetgeen de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft geadviseerd, en hoe de raad genuanceerd is teruggekomen op de eerder gegeven adviezen, ziet het hof aanleiding om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Het hof heeft net als de raad de hoop dat door de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag er een prikkel uitgaat naar de moeder om zich in het belang van de kinderen in te spannen om de onderlinge communicatie te verbeteren c.q. herstellen. Gelet op het feit dat er geen (grote) zorgen zijn over de kinderen en er hulpverlening bij het gezinssysteem betrokken is, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Net als de raad vertrouwt het hof erop dat de betrokken hulpverlening, indien onverhoopt noodzakelijk, zal opschalen in het geval er andere maatregelen noodzakelijk zijn.